ECLI:NL:RBZWB:2024:8698

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
17 december 2024
Zaaknummer
BRE 23/10165 WIA
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen wijziging WIA-uitkering van ex-werknemer

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres, een B.V., tegen de wijziging van de WIA-uitkering van haar ex-werknemer door het UWV. Het UWV had op 10 mei 2023 een WIA-uitkering toegekend aan de (ex-)werknemer, die per 28 april 2023 voor 56,83% arbeidsongeschikt werd geacht. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond op 30 augustus 2023. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat de urenbeperking van 4-5 uur per dag en 20-25 uur per week niet voldoende gemotiveerd is door het UWV. De rechtbank heeft op 5 december 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat het UWV onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de (ex-)werknemer een urenbeperking van 4-5 uur per dag en 20-25 uur per week nodig heeft. De rechtbank wijst erop dat de verzekeringsartsen niet hebben aangetoond dat er sprake is van een stoornis in de energiehuishouding of andere redenen die een urenbeperking rechtvaardigen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het UWV op om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het UWV de urenbeperking opnieuw moet beoordelen. Eiseres krijgt het griffierecht vergoed en het UWV wordt veroordeeld tot betaling van proceskosten van € 1.750,- aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/10165 WIA

uitspraak van 20 december 2024 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] B.V., te [plaats 1] , eiseres,

gemachtigde: mr. V.A.M. Vos
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Heerlen), verweerder.
Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam], te [plaats 2] .

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de wijziging van de uitkering op grond van Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) van haar ex-werknemer, [naam] .
1.1.
Het UWV het met het besluit van 10 mei 2023 (primair besluit) aan de (ex-) werknemer van eiseres een WIA-uitkering (een loongerelateerde WGA-uitkering) toegekend. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Met het bestreden besluit van 30 augustus 2023 heeft het UWV het bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De (ex-)werknemer van eiseres heeft geen toestemming verleend voor kennisneming van de stukken die medische gegevens bevatten door eiseres. In de beslissing van 15 augustus 2024 heeft de rechtbank, onder toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), bepaald dat kennisneming van de in die beslissing genoemde stukken voorbehouden is aan een gemachtigde die advocaat of arts is dan wel daarvoor bijzondere toestemming heeft gekregen van de rechtbank.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 5 december 2024 behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV, mr. H.M. van Gent.
Beoordeling door de rechtbank
2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat de (ex-) werknemer per 28 april 2023 voor 56,83 % arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit onder meer aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiser medische beperkingen heeft en of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV ten onrechte de mate van arbeidsongeschiktheid per 28 april 2023 heeft vastgesteld op 56,83 %. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.3.
De (ex-)werknemer van eiseres is werkzaam geweest als Quality Assurance medewerker voor 40 uur per week. Op 30 april 2021 heeft hij zich ziekgemeld vanwege belemmerende gezondheidsklachten.
3.4.
Bij besluit van 11 april 2022 heeft het UWV aan de (ex-)werknemer een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend.
3.5.
Op 15 januari 2023 heeft de (ex-)werknemer een WIA-uitkering aangevraagd. Bij besluit van 6 april 2023 is de ZW-uitkering beëindigd per 27 april 2023.
Met het primaire besluit is vervolgens een WIA-uitkering aan de (ex-)werknemer toegekend.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1.
[verzekeringsarts 1] heeft het dossier van de (ex-)werknemer bestudeerd. Daarnaast heeft er een spreekuur plaatsgevonden waarbij psychisch en lichamelijk onderzoek werd verricht. De (ex-)werknemer wordt in staat geacht gangbare arbeid te verrichten, omdat hij niet valt onder de uitzonderingscriteria als beschreven in het Schattingsbesluit. Het is van belang dat in gangbare arbeid onder meer veelvuldige deadlines worden vermeden alsmede leidinggevende taken, sterk wisselende uitvoeringsomstandigheden en conflictgevoelige taken. Nachtdiensten en onregelmatige werktijden dienen vermeden te worden. Vanuit een preventief oogpunt wordt tevens een urenbeperking van toepassing geacht. De beperkingen en belastbaarheid van de (ex-)
werknemer zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 20 april 2023.
De [verzekeringsarts b&b] heeft het dossier bestudeerd en heeft het spreekuur via videobellen bijgewoond. De verzekeringsarts b&b stellen dat het beroep niet leidt tot bijstelling van de door de verzekeringsarts opgestelde FML. Het is niet de verwachting dat de behandelend arts in medische informatie een ander oordeel zal geven dan de verzekeringsarts b&b. Een beperking in de duurbelastbaarheid van 4-5 uur per dag, 20-25 uur per week is gezien de gekende medische problematiek, de beschrijving van het functioneren, de hierbij ingezette behandelingen en druk van zowel de verzekeringsarts als de verzekeringsarts b&b te rechtvaardigen. Hierdoor wordt tevens rekening gehouden met de noodzaak en frequentie van de nodige behandeling rond de datum in geding bij tevens een verminderde beschikbaarheid.
De beperkingen op persoonlijk en sociaal functioneren is aangenomen op basis van de medische gegevens. Er kan worden gesteld dat er geen medische gegevens zijn om te twijfelen aan de door de verzekeringsarts opgestelde FML. De aangenomen beperkingen vloeien volgens de verzekeringsarts b&b logisch en inzichtelijk uit de onderzoeksgegevens en zijn passend bij de aard van de medische aandoening, het functioneren in het dagelijks leven en de ingezette behandelingen en eigen indruk door de verzekeringsarts en de verzekeringsarts b&b. Er is geen aanleiding om het oordeel van de verzekeringsarts of de daarmee FML te wijzigen.
4.2.
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat er geen, althans een lagere urenbeperking dient te worden aangenomen. Een urenbeperking wordt aangenomen op basis van de ‘Standaard duurbelasting in arbeid’ (Standaard). De Standaard is niet afdoende dan wel correct door de verzekeringsartsen gevolgd. Een uren beperking moet logisch volgen uit de onderzoeksbevindingen en het medische beeld. Dit had de verzekeringsarts moeten motiveren. De motivering is echter volledig achterwege gelaten. Daarnaast is de omvang van de urenbeperking niet correct vastgesteld. Ook is er een preventieve urenbeperking aangenomen, maar aan de strenge eisen hiervoor wordt niet voldaan.
Er is sprake van een onzorgvuldig onderzoek. Eiseres stelt dat de verzekeringsartsen medische informatie bij de behandelaars hadden moeten opvragen. De verzekeringsarts b&b stelt dat het opvragen van medische informatie naar verwachting slechts bevestigd wat hij zelf heeft geconstateerd. Echter, het zorgvuldigheidsbeginsel en het opvragen van medische informatie is er nu juist voor bedoeld dat er niet wordt geoordeeld op basis van een verwachting, maar op basis van zorgvuldig onderzoek. Dat externe medische informatie wel degelijk toegevoegde waarde heeft, blijkt volgens eiseres uit de externe medische beoordeling van [verzekeringsarts 2] . De externe verzekeringsarts is van mening dat de preventieve urenbeperking niet noodzakelijk is. Dat sluit aan bij het standpunt dat eiseres in bezwaar reeds naar voren heeft gebracht over de preventieve urenbeperking. Niet aangenomen kan worden, dat een preventieve urenbeperking noodzakelijk is. De (ex-) werknemer vertoont namelijk juist een constant patroon waarin hij geen grenzen overschrijdt.
De verzekeringsarts b&b heeft onvoldoende gemotiveerd waarom van de Standaard is afgeweken, terwijl eiseres betwist dat er van de Standaard zou moeten worden afgeweken. Ook heeft de verzekeringsarts b&b niet gemotiveerd waarom er een urenbeperking moet worden aangenomen vanwege vermoeidheid en een verhoogde rustbehoefte. Eiseres stelt dat uit de beschikbare medische gegevens of uit de beoordelingen van zowel de primaire verzekeringsarts als de verzekeringsarts b&b niet kan worden opgemaakt dat bij de (ex-) werknemer een urenbeperking moet worden aangenomen. Dat geldt voor de preventieve urenbeperking, de urenbeperking wegens vermoeidheid en verhoogde rustbehoefte en de durenbeperking wegens verminderde beschikbaarheid. Dat er urenbeperking is opgenomen is onvoldoende gemotiveerd.
4.3.
Naar aanleiding van het beroepschrift heeft de verzekeringsarts b&b een nadere rapportage opgesteld. Verzekeringsarts b&b stelt dat de beroepsgronden geen aanleiding geven om het standpunt te wijzigen. In beroep worden de bezwaargronden herhaald en gesteld dat er ten onrechte een urenbeperking is aangenomen. Hiertoe wordt geen nieuwe medisch inhoudelijke informatie aangedragen. Er wordt verwezen naar een schrijven van [verzekeringsarts 2] , in het kader van een verzekeringsgeneeskundige expertise. Deze heeft de (ex-)werknemer niet gezien of gesproken. Hij geeft aan dat er geen aanleiding is uit preventieve overwegingen een urenbeperking aan te nemen, maar geeft verder niet inhoudelijk aan waarom er dan geen reden zou bestaan voor een energetische indicatie voor een urenbeperking.
In bezwaar heeft de verzekeringsarts b&b reeds gemotiveerd dat hij de medische problematiek aannemelijk acht, waarbij de door de (ex-)werknemer aangegeven problematiek consistent en plausibel is, passend bij de aangegeven diagnosen, de ingestelde behandelingen en eigen bevindingen bij onderzoek na de met de (ex-)werkgever te hebben gesproken. Dat dit niet is gecontroleerd bij de behandelaar, maakt niet dat de gedeelde gegevens onaannemelijk zou zijn. De gegevens zoals de aangegeven klachten en beschrijving van ingezette behandelingen passen immers bij het gekende ziektebeeld. In beroep worden geen gegevens of argumenten aangedragen die aanleiding geven tot het innemen van een ander standpunt ten aanzien van het bovenstaande. De verzekeringsarts b&b ziet geen aanleiding de FML te wijzigen en de aangenomen urenbeperking per datum in geding te laten vervallen.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts en de verzekeringsarts b&b onvoldoende hebben gemotiveerd waarom er bij de (ex-)werknemer van eiseres een urenbeperking van 4-5 uur per dag, 20-25 uur per week noodzakelijk is. Eiseres stelt naar oordeel van de rechtbank terecht dat de verzekeringsarts en de verzekeringsarts b&b onvoldoende hebben gemotiveerd dat een urenbeperking (van deze omvang), gelet op de redenen uit de Standaard, moet worden aangenomen. Uit de Standaard volgt dat er drie redenen zijn voor een urenbeperking, te weten een stoornis in de energiehuishouding, preventief en verminderde belastbaarheid. De verzekeringsarts en de verzekeringsarts b&b hebben naar oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd dat er sprake is van een of meer van deze redenen en waarom daar sprake van is. In het rapport van de externe [verzekeringsarts 2] wordt gemotiveerd uiteengezet waarom eiseres van mening is dat een urenbeperking van deze omvang niet aan de orde zou zijn. Zo stelt [verzekeringsarts 2] dat een preventieve urenbeperking slechts noodzakelijk is, als er wordt voldaan aan bepaalde ‘voorwaarden’. Dat er een preventieve urenbeperking noodzakelijk is, omdat aan het bepaalde in de Standaard is voldaan, is onvoldoende gebleken.
De rechtbank leest in de verslagen van de verzekeringsarts en de verzekeringsarts b&b dat de (ex-)werknemer als gevolg van een depressie minder goed slaapt, maar daar staat tegenover dat hij ook pas laat naar bed gaat. De verzekeringsarts en de verzekeringsarts b&b hebben niet gemotiveerd welke invloed laat naar bed gaan heeft op de nachtrust van de (ex-) werknemer en op noodzaak om overdag ook nog af en toe een uur rust te nemen. Terecht stelt eiseres dan ook dat haar (ex-)werknemer volgens de rapportages 8 tot 9 uur per nacht slaapt en dat dit meer dan genoeg lijkt. Dat dit onvoldoende is, is onvoldoende gemotiveerd door het UWV. Het kan dat (ex-)werknemer in de nacht vaak ligt te piekeren, maar niet blijkt of en hoeveel invloed dit op de nachtrust heeft. Ook is niet gebleken dat 8 tot 9 uur slaap onvoldoende is om de dag door te komen. Dat er sprake is van een verstoring in de energiehuishouding als bedoeld in de Standaard is onvoldoende gebleken.
Als er sprake is van verminderde belastbaarheid, vanwege de behandeling die de (ex-) werknemer van eiseres heeft ondergaan, dan is de rechtbank van oordeel dat de behandeling ten tijde van de datum in geding nog niet was gestart. Indien het UWV van mening is dat er toch rekening moest worden gehouden met de komende behandeling, dan is de rechtbank van oordeel dat het UWV onvoldoende heeft gemotiveerd dat deze (al dan niet in combinatie met de extra rustbehoefte van af en toe een uur per dag) moet leiden tot een urenbeperking van 4 tot 5 uur per dag en 20 tot 25 uur per week. De behandeling bedroeg maximaal 2,5 uur per week. De redenering dat er dan een urenbeperking van 4 tot 5 uur per dag en 20-25 uur per week moet worden aangenomen, kan de rechtbank niet volgen.
4.5.
Het voorgaande betekent dat aan het bestreden besluit op dit punt een motiveringsgebrek kleeft. Nu eiseres terecht heeft gesteld dat het UWV onvoldoende heeft gemotiveerd dat er een urenbeperking van 4 tot 5 uur en 20 tot 25 uur per dag van toepassing is, zal het UWV de verzekeringsarts b&b moeten vragen om nader te motiveren of er op grond van de Standaard een urenbeperking van toepassing is en zo ja, wat de omvang van de urenbeperking bedraagt. Nu er sprake is van een gebrek in de medische beoordeling en het UWV daarom bij de duiding van de functies mogelijk uit is gegaan van een onjuiste belastbaarheid van de (ex-)werknemer van eiseres, hoeft de arbeidskundige grondslag niet nader besproken te worden.

Conclusie en gevolgen

5. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren, gelet op het geconstateerde motiveringsgebrek. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
De rechtbank ziet geen mogelijkheid om zelf in de zaak te voorzien. De reden hiervoor is dat het UWV opnieuw de urenbeperking van de (ex-)werknemer van eiseres zal moeten beoordelen. Als gevolg van deze beoordeling zal het UWV ook moeten beoordelen of de eerder geduide functies geschikt zijn en de vastgestelde belastbaarheid juist is.
Ook zal de rechtbank niet met een tussenuitspraak, zoals bedoeld in artikel 8:51a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het UWV opdragen om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een andere besluit, omdat dit volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen.
De rechtbank bepaalt daarom met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat het UWV een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft het UWV hiervoor een termijn van 12 weken. Deze termijn gaat op grond van artikel 8:106 van de Awb pas lopen als de termijn om hoger beroep in te stellen is verstreken of, als hoger beroep wordt ingesteld, als daarop is beslist.
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het UWV aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
7. De rechtbank veroordeelt het UWV in de door eiseres gemaakte proceskosten. De proceskosten worden berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze kosten stelt de rechtbank vast op
€ 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt het UWV op binnen twaalf weken na de dag nadat de termijn om hoger beroep in
te stellen ongebruikt is verstreken, of als hoger beroep wordt ingesteld, de dag nadat
daarop is beslist een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 365,- bedrag aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt het UWV tot betaling van € 1.750,- bedrag aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo griffier, op 20 december 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage

Wettelijk kader
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen:
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.