Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 december 2024 in de zaak tussen
[belanghebbende] B.V., gevestigd te [plaats], belanghebbende,
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,
de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid).
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Feiten
Beoordeling door de rechtbank
Totaal 5.605 km / Waarden vanaf individueel’ af te lezen. Ook van de velgen en bumper zijn grote en duidelijke foto’s verstrekt. Gelet op de toelichting van DRZ en de (grotere) foto’s van de auto, acht de rechtbank aannemelijk dat bij het tonen van de auto geen sprake is van beschadigingen aan de auto zoals belanghebbende betoogt. Belanghebbende heeft immers ter zitting aangegeven dat de beschadigingen bij het tonen van de auto aan DRZ al waren hersteld. Door de beschadigingen te herstellen heeft belanghebbende naar het oordeel van de rechtbank in strijd gehandeld met het bepaalde in artikel 10, tiende lid, Wet Bpm in samenhang met artikel 8, achtste lid, van de Uitvoeringsregeling Bpm. Gedurende ten hoogste zes werkdagen vanaf het afschrijvingsmoment diende de auto te worden getoond in dezelfde staat als waarin de auto verkeerde op het afschrijvingsmoment (zie ook 3.3). Gelet op het voorgaande is belanghebbende niet in haar bewijslast geslaagd in hoeverre de herstelde beschadigingen een waardedaling ten opzichte van de koerslijstwaarde van € 61.276 tot gevolg hebben.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de naheffingsaanslag tot € 3.005;
- veroordeelt de inspecteur tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende tot een bedrag van € 300;
- veroordeelt de Staat tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende tot een bedrag van € 200;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 365 aan belanghebbende moet vergoeden;
- veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 2.998 aan proceskosten aan belanghebbende.