In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 november 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 1978. De rechtbank heeft de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verleend op verzoek van de officier van justitie, die stelde dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene en zijn omgeving. De betrokkene verblijft op dat moment in Stichting Emergis en heeft een crisismaatregel die op 11 november 2024 door de burgemeester van Goes is genomen. Tijdens de mondelinge behandeling zijn de betrokkene, zijn advocaat, een psychiater en een begeleider gehoord.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene manisch psychotisch is en dat er een aanzienlijk risico bestaat op ernstig lichamelijk letsel en maatschappelijke teloorgang. De behandelaars gaven aan dat de situatie zorgelijk is en dat de betrokkene in het verleden al eerder problemen heeft vertoond, waaronder bedreigingen en overlast voor anderen. De rechtbank oordeelde dat de vrijwilligheid van de betrokkene niet voldoende is om hem zonder verplichte zorg te laten, gezien zijn eerdere gedrag en de huidige crisis.
De rechtbank heeft de gevraagde machtiging verleend voor de duur van drie weken, waarbij verschillende vormen van verplichte zorg zijn toegestaan, zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De rechtbank concludeerde dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn en dat de verplichte zorg noodzakelijk is om de veiligheid van de betrokkene en zijn omgeving te waarborgen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beslissing.