ECLI:NL:RBZWB:2024:8662

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
C/02/428062 / FA RK 24-4986
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Borm
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor betrokkene met psychogeriatrische aandoening

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 november 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van betrokkene, geboren in 1936. De rechtbank heeft de procedure opgestart na ontvangst van het verzoekschrift op 28 oktober 2024. Tijdens de mondelinge behandeling, die achter gesloten deuren plaatsvond, zijn betrokkene, zijn advocaat mr. G. Veen, en een thuisbegeleider gehoord.

Het CIZ verzocht de rechtbank om een machtiging voor een periode van zes maanden, omdat betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, wat leidt tot ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. Betrokkene zelf gaf aan dat het goed met hem gaat en dat hij liever in zijn eigen woning blijft wonen. Zijn advocaat refereerde zich aan het oordeel van de rechtbank, maar gaf aan dat de wettelijke eisen voor opname zijn vervuld. De thuisbegeleider bevestigde de zorgen over de leefomstandigheden van betrokkene, die niet meer in staat is om voor zichzelf te zorgen.

De rechtbank oordeelde dat betrokkene lijdt aan een uitgebreide cognitieve stoornis en dat zijn gedrag leidt tot ernstig nadeel, waaronder verwaarlozing en een onveilige woonomgeving. De rechtbank concludeerde dat opname noodzakelijk is om het ernstig nadeel te voorkomen, aangezien er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar zijn. De machtiging tot opname en verblijf werd verleend voor de duur van zes maanden, met de mogelijkheid tot verlenging indien nodig. De beschikking werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. Borm, rechter, in aanwezigheid van mr. Brok, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/428062 / FA RK 24-4986
Datum uitspraak: 14 november 2024
Beschikking rechterlijke machtiging
op het verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1936 in [geboorteplaats],
hierna te noemen betrokkene,
wonend in [plaats],
advocaat mr. G. Veen te 's-Heer Arendskerke.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 28 oktober 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 14 november 2024. Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat, mr. Veen;
  • mevrouw [naam], thuisbegeleider.

2.Het verzoek

2.1.
Het CIZ verzoekt de rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor de duur van zes maanden te verlenen.

3.De standpunten

3.1.
Betrokkene geeft aan dat het naar omstandigheden goed met hem gaat. Hij stelt bij voorkeur in zijn eigen woning te blijven wonen. Wanneer er niets voorvalt ziet betrokkene geen reden om naar een verpleeghuis te verhuizen. Betrokkene zou het liever nog een tijdje aanzien en doorgaan op de manier hoe het nu gaat. Dat het niet meer veilig zou zijn voor hem om thuis te wonen vindt betrokkene een sterke overdrijving, omdat hij niemand slaat met zijn stok. Ook de zorgen met betrekking tot de kachel en het warm water deelt betrokkene niet.
3.2.
De advocaat van betrokkene refereert zich aan het oordeel van de rechtbank. Betrokkene heeft aan de advocaat aangegeven niet naar een verpleeghuis te willen. De advocaat ziet echter dat wel voldaan wordt aan de eisen die de wet stelt. Hij geeft ook aan de dochter van betrokkene te hebben gesproken. Volgens haar gaat het dusdanig slecht dat het beter zou zijn als betrokkene in het verpleeghuis opgenomen zou worden.
3.3.
De thuisbegeleider van betrokkene vertelt dat het in het huis van betrokkene ontbreekt aan de basisbehoeften. Zo kan betrokkene bijvoorbeeld niet meer gedoucht worden en staat er in het huis geen veilige werkende kachel. Ze geeft tevens aan dat ze betrokkene niet langer de zorg kunnen bieden die hij nodig heeft met betrekking tot gezonde voeding en schone kleding. Daarnaast zijn de voeten van betrokkene erg vuil waardoor hij daar wondjes krijgt en zijn steunkousen niet aangedaan kunnen worden.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank verleent de gevraagde machtiging voor de duur van zes maanden. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening. Bij betrokkene is er sprake van een uitgebreide cognitieve stoornis op basis van een dementieel syndroom of een gelijkgestelde aandoening. Daarnaast ontbreekt het betrokkene aan ziekte-inzicht.
4.3.
Het gedrag dat voortvloeit uit deze aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit nadeel bestaat uit:
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang.
4.4.
Bij betrokkene is er sprake van geheugenverlies, desoriëntatie in tijd, plaats en persoon en overzichtsverlies. Daarnaast is er sprake van zelfverwaarlozing en verwaarlozing van de woonomgeving. Er is geen warm water, geen adequate kachel, geen werkend toilet en geen vloerbedekking meer in de woning. Daarnaast is de woning sterk vervuild met een opeenstapeling van spullen binnen en buiten. Betrokkene staat hierbij niet open voor verandering en is niet in staat om voor zichzelf te zorgen. Hij heeft hulp nodig bij zijn persoonlijke verzorging en het huishoudelijk leven. Daarnaast moet eten hem worden aangereikt, omdat hij anders niet eet. Ook zijn er aanwijzingen van stoornissen in meerdere domeinen, waaronder een evidente verslechtering van het kortetermijngeheugen, hiaten in het langetermijngeheugen, apraxie en een verandering van gedrag en persoonlijkheid, waarbij initiatiefloosheid op de voorgrond staat.
4.5.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Opname is geschikt omdat betrokkene dan 24-uurs zorg ontvangt in een woonomgeving waar de basisbehoefte aanwezig zijn. Betrokkene verzet zich hiertegen. Hij geeft aan nog een tijdje thuis te willen blijven wonen omdat hij niet weet of hij het naar zijn zin zal hebben in een verpleeghuis.
4.6.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Vanwege de ernstig verwaarloosde en vervuilde woonomgeving is adequate zorg in de thuissituatie niet te bieden.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verleent een machtiging tot opname en verblijf voor
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1936 in [geboorteplaats];
5.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met
14 mei 2025.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2024 door mr. Borm, rechter, in aanwezigheid van mr. Brok, griffier en op schrift gesteld op 20 november 2024.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.