In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 oktober 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van betrokkene, geboren in 1937. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij betrokkene en zijn advocaat, mr. M.A.J. Timmermans-Roelands, aanwezig waren, evenals verschillende zorgprofessionals. Betrokkene verblijft op dat moment met een inbewaringstelling in een zorginstelling, nadat de burgemeester van Hulst deze op 25 november 2024 heeft afgegeven.
Het CIZ verzoekt de rechtbank om een machtiging voor een periode van zes maanden, omdat betrokkene lijdt aan de ziekte van Alzheimer en er sprake is van een gebrek aan ziektebesef en -inzicht. Betrokkene verzet zich tegen de opname en geeft aan liever naar huis te willen, maar de rechtbank oordeelt dat zijn gedrag, dat leidt tot ernstig nadeel voor hemzelf en anderen, een gedwongen opname noodzakelijk maakt. De rechtbank concludeert dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn en dat betrokkene 24-uurs zorg en begeleiding nodig heeft.
De rechtbank verleent de gevraagde machtiging tot opname en verblijf voor de duur van zes maanden, met de beslissing dat deze machtiging geldt tot en met 30 april 2025. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. Smits, rechter, in aanwezigheid van mr. Brok, griffier.