In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 oktober 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 2003. De rechtbank heeft de beschikking verleend op verzoek van de officier van justitie, die een zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden had aangevraagd. Tijdens de mondelinge behandeling, die plaatsvond met gesloten deuren, zijn zowel de betrokkene als haar advocaat, mr. M.A.J. Timmermans-Roelands, gehoord, evenals de zorgverantwoordelijke en een verpleegkundige. De betrokkene verblijft op dat moment op basis van een zorgmachtiging bij een accommodatie en heeft aangegeven dat haar situatie moeizaam is, maar dat het sinds kort beter gaat door een overplaatsing naar een prikkelarmere afdeling. De betrokkene heeft een voorkeur uitgesproken voor een kortere zorgmachtiging van zes maanden in plaats van twaalf maanden, vanwege de onduidelijkheid over een aanstaande overplaatsing naar een andere kliniek.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan verschillende psychische stoornissen, waaronder een autismespectrumstoornis en zelfdestructief gedrag. Dit gedrag leidt tot ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en ernstige psychische schade. De rechtbank oordeelt dat verplichte zorg noodzakelijk is, omdat er geen mogelijkheden zijn voor passende zorg op vrijwillige basis. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van negen maanden, waarbij verschillende vormen van verplichte zorg zijn toegewezen, zoals het toedienen van medicatie en het verrichten van medische controles. De rechtbank heeft geconcludeerd dat deze maatregelen evenredig en effectief zijn, en dat de zorgmachtiging noodzakelijk is om de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren en te herstellen.