In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 oktober 2024 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 1995. De officier van justitie had verzocht om een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor de duur van drie weken. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij de betrokkene en haar advocaat, mr. J.H.P.M. Verhagen, aanwezig waren, evenals een psychiater die als behandelaar fungeert.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene verblijft in een crisisopvang en dat er ernstige zorgen zijn over haar geestelijke gezondheid, mede door haar verslaving aan GHB. De burgemeester van Tilburg had eerder de crisismaatregel opgelegd. De betrokkene heeft aangegeven dat zij niet tegen het gevoel van opgesloten zitten kan en dat zij geen opname wil, terwijl haar advocaat pleit voor afwijzing van het verzoek van de officier van justitie. De behandelaar heeft echter aangegeven dat er een dringend risico is voor de betrokkene, gezien haar verslavingsproblematiek en het ontbreken van een veilige woonomgeving.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, waaronder ernstige psychische schade en maatschappelijke teloorgang. De rechtbank heeft de gevraagde machtiging verleend voor de duur van drie weken, waarbij verschillende vormen van verplichte zorg zijn opgelegd, zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn en dat de verplichte zorg noodzakelijk is om de veiligheid van de betrokkene en haar omgeving te waarborgen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beslissing.