Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan het ten laste gelegde feit.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 14 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van inbraak in een woning in Vlissingen op 16 december 2021. De verdachte, geboren in 1990 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was niet verschenen op de zitting, maar zijn raadsvrouw, mr. M.H. Aalmoes, was wel aanwezig. De officier van justitie, mr. M. van Leeuwen, voerde aan dat er wettig en overtuigend bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte, gebaseerd op herkenningen door negen verbalisanten op camerabeelden van de inbraak. De verdediging betwistte de betrouwbaarheid van deze herkenningen en pleitte voor vrijspraak, onder andere omdat de verbalisanten geen specifieke persoonskenmerken konden noemen die de herkenning onderbouwden.
De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld en geconcludeerd dat de herkenningen door de verbalisanten onvoldoende betrouwbaar zijn om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank benadrukte dat bij herkenningen aan de hand van camerabeelden voorzichtigheid geboden is, vooral wanneer deze herkenningen de enige bewijsmiddelen zijn. De beelden toonden twee mannen, maar de zichtbaarheid van de verdachte was beperkt door een pet en andere kleding, waardoor de rechtbank oordeelde dat de persoonskenmerken niet voldoende zichtbaar waren voor een betrouwbare herkenning.
Aangezien er geen ander bewijs was dat de betrokkenheid van de verdachte bij de inbraak kon aantonen, heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare zitting op 14 februari 2024.