ECLI:NL:RBZWB:2024:861

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 februari 2024
Publicatiedatum
14 februari 2024
Zaaknummer
02-140357-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door rijden onder invloed van alcohol en drugs

Op 14 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 26 november 2022 in Zaamslag een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, een beginnend bestuurder, reed onder invloed van alcohol en drugs, wat leidde tot een ongeval waarbij twee kinderen gewond raakten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor één van de slachtoffers en tijdelijk letsel voor het andere slachtoffer. De officier van justitie heeft de verdachte beschuldigd van meerdere feiten, waaronder het rijden onder invloed en het veroorzaken van een verkeersongeval. De verdediging heeft betoogd dat niet voldoende bewijs is geleverd voor de schuld van de verdachte, maar de rechtbank heeft dit verweer verworpen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en heeft een taakstraf van 240 uur opgelegd, evenals een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twee jaar, waarvan zes maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft ook geldboetes opgelegd voor de overige feiten. De uitspraak benadrukt de ernst van het rijden onder invloed, vooral met kinderen in de auto, en de gevolgen daarvan voor de verkeersveiligheid.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-140357-23
vonnis van de meervoudige kamer van 14 februari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. S. de Goede, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 31 januari 2024, waarbij de officier van justitie mr. M. van Leeuwen en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich op
26 november 2022 in Zaamslag schuldig heeft gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval, waarbij twee kinderen gewond zijn geraakt, dat zij met haar rijgedrag gevaar op de weg heeft veroorzaakt en dat zij onder invloed van alcohol en drugs en onverzekerd heeft gereden.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle ten laste gelegde feiten heeft begaan. Ten aanzien van feit 1 is hij van mening dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend is geweest en dat sprake is van een ernstige tot zeer hoge mate van schuld. Voor wat betreft het letsel van de kinderen is primair sprake van zwaar lichamelijk letsel, subsidiair van tijdelijke ziekte of verhindering in de
uitoefening van de normale bezigheden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van feit 1 naar voren gebracht dat uit het onderzoek van de politie en het onderzoek ter terechtzitting niet duidelijk is geworden waardoor verdachte de macht over het stuur is verloren. Aan de hand van haar verklaring kan worden geredeneerd dat zij een moment haar blik niet op de weg heeft gehad, maar niet bekend is of dat de oorzaak van het ongeval is geweest. In ieder geval is onvoldoende vast komen te staan dat ze de macht over het stuur is verloren omdat ze onder invloed van alcohol en drugs verkeerde. De verdediging heeft daarom primair verzocht verdachte vrij te spreken van
feit 1.
Subsidiair is bepleit om de lichtste vorm van schuld aan te nemen. Bij het [slachtoffer 1] kan zwaar lichamelijk letsel aangenomen worden. Ten aanzien van [slachtoffer 2] niet. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank of ten aanzien van hem kan worden geoordeeld dat sprake is van een tijdelijke ziekte of verhindering in de normale bezigheden.
Ten aanzien van de overige feiten heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Verdachte heeft verklaard dat zij de bestuurster was van de auto op het moment dat het verkeersongeval plaatsvond. In de auto zaten vijf kinderen: één op de passagiersstoel en vier op de achterbank. Tenminste één van de kinderen op de achterbank droeg geen veiligheidsgordel. Zij heeft verklaard op enig moment achterom te hebben gekeken naar de kinderen op de achterbank, waarna zij met de rechterbanden van de auto in de berm rechts van de rijbaan terecht kwam. Zij stuurde bij, waarna ze met de linkerbanden van de auto in de berm links van de rijbaan kwam. Na weer een stuurcorrectie reed zij door de berm rechts en de struiken daar, via de parallelweg, in de sloot rechts van de rijbaan.
Na het ongeval heeft verdachte bij een voorlopige ademtest en een speekseltest positief gescoord op het gebruik van alcohol, MDMA en MDA. Deze testresultaten zijn later in het bloedonderzoek bevestigd. De gemeten waarde voor alcoholgebruik was 0,48 mg/ml bij een grenswaarde van 0,20 mg/ml. De gemeten waardes voor MDMA en MDA betroffen respectievelijk 560 microgram per liter en 28 microgram per liter, bij een grenswaarde voor elk van beide stoffen van 25 microgram per liter indien sprake is van gebruik in combinatie met andere stoffen. Verdachte heeft verklaard dat zij de avond en nacht voorafgaand aan
26 november 2022 sterke drank heeft gedronken en in ieder geval één xtc-pil heeft geslikt. Zij was rond 03:00 á 04:00 uur thuis. Het ongeval vond plaats om ongeveer 12:20 uur.
-
De oorzaak van het ongeval en de schuldvraag
De rechtbank overweegt dat de omstandigheid dat verdachte tijdens het rijden achterom heeft gekeken mogelijk een rol heeft gespeeld bij het in de rechterberm raken van haar auto. In ieder geval heeft zij daardoor enige tijd haar blik niet op de weg gehad. De daarop volgende slingerbewegingen naar links en vervolgens weer naar rechts lijken het gevolg van de elkaar opvolgende stuurcorrecties.
Zij had daarbij het voertuig onvoldoende onder controle. Aangezien het een feit van algemene bekendheid is dat alcohol en drugs de rijvaardigheid beïnvloeden gaat de rechtbank ervan uit dat het alcohol- en druggebruik door verdachte in de nacht voorafgaand aan het ongeval daarbij zeker een rol hebben gespeeld. Met name de hoeveelheid MDMA in het bloed van verdachte overschreed de grenswaarde fors. Zij heeft zichzelf daarmee in een toestand gebracht waarin zij minder adequaat kon reageren op het in de berm geraken van de auto dan wanneer zij die middelen niet had genuttigd.
De rechtbank is op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting van oordeel dat deze gedragingen de factoren zijn die hebben geleid tot het verkeersongeval. Deze gedragingen rechtvaardigen de conclusie dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld en gereden, en daarmee dat zij schuld heeft aan het verkeersongeval. De rechtbank verwerpt daarom het vrijspraakverweer.
-
Het letsel van slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
Uit het dossier en uit de door de vader van het minderjarige slachtoffer [slachtoffer 1] ter zitting overgelegde stukken komt naar voren dat zij als gevolg van het verkeersongeval een gebroken bovenbeen heeft opgelopen. Voor het herstel was een operatie noodzakelijk waarbij onder meer een externe fixatuur is aangebracht. Zij heeft vier dagen in het ziekenhuis verbleven. Door de externe fixatuur was zij enkele maanden beperkt mobiel. De fixatuur werd na circa drie maanden verwijderd. Daarna is fysiotherapie opgestart. In september 2023 was nog een lichte afwijking zichtbaar in het looppatroon. Mogelijk is er een blijvende beperking in de mobiliteit van de knie. Verder zijn er littekens van de operatie aanwezig op het bovenbeen en van een gehechte verwonding aan de kin.
De rechtbank is van oordeel dat het letsel van [slachtoffer 1] kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel, gelet op het meerdaagse verblijf in het ziekenhuis, het operatief ingrijpen, het aanbrengen van een externe fixatuur en de duur van het moeten dragen daarvan, de duur van de revalidatie, de diverse littekens op het geopereerde bovenbeen en het litteken in het aangezicht..
Uit de dossierstukken volgt dat het minderjarige [slachtoffer 2] als gevolg van het verkeersongeval nierletsel heeft opgelopen, alsmede een contusie van de milt en twee gebroken ribben links. Ook ontstonden klachten aan de rechterknie. Vanwege het nierletsel werd bedrust opgelegd tot de urine weer helder was. Hij heeft twee dagen in het ziekenhuis gelegen. Vanaf 1 december 2022 was hij weer mobiel. In oktober 2023 vond een poliklinische controle bij de kinderarts plaats. Indien littekenweefsel ontstaat in de nier is een jaarlijkse controle nodig. Op dit moment is niet bekend of littekenweefsel in de nier is vastgesteld. Afgezien daarvan lijkt sprake van een volledig herstel.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de op dit moment beschikbare gegevens het letsel van [slachtoffer 2] niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Wel acht de rechtbank bewezen dat als gevolg van dit letsel sprake was van tijdelijke ziekte of verhindering van de normale bezigheden.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank feit 1 wettig en overtuigend bewezen op de wijze zoals onder 4.4. weergegeven.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 26 november 2022 te Zaamslag, gemeente Terneuzen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Rondweg Zaamslag, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend,
terwijl zij beginnend bestuurder was,
terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt of gehinderd,
terwijl in strijd met artikel 59 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens
1990 er meer passagiers (kinderen) aanwezig waren in haar personenauto dan dat er
autogordels waren,
haar voertuig niet met de nodige voorzichtigheid te besturen en onder controle
te houden en
(daarbij) haar aandacht gedurende enige tijd te richten op haar passagier(s), in ieder
geval haar aandacht niet, op de (verkeers)situatie ter plaatse te richten, en
(vervolgens) in een rechts naast de Rondweg Zaamslag gelegen berm te rijden, en
te gaan slingeren en/ in een links naast die weg gelegen berm te
rijden, en weer in de rechterberm te rijden en door aldaar gelegen bosschages,
over een parallelweg tegen het talud van een aldaar gelegen sloot te botsen,
waardoor een ander (passagier [slachtoffer 1] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een
dubbele botbreuk in linker bovenbeen en aangezichtsverwondingen, en
een ander (passagier) [slachtoffer 2] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl zij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste,
tweede, derde, vierde of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994.
2
op 26 november 2022 te Zaamslag, gemeente Terneuzen, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede
rijdende over de weg, de Rondweg Zaamslag,
terwijl zij beginnend bestuurder was,
terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt of gehinderd,
terwijl in strijd met artikel 59 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens
1990 er meer passagiers (kinderen) aanwezig waren dan dat er autogordels waren,
haar voertuig niet met de nodige voorzichtigheid heeft bestuurd en onder
controle heeft gehouden en
(daarbij) haar aandacht gedurende enige tijd heeft gericht op haar passagier(s), in
ieder geval haar aandacht niet, op de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht, en
(vervolgens) in een rechts naast de Rondweg Zaamslag gelegen berm is gereden, en is gaan slingeren en in een links
naast die weg gelegen berm is gereden, en weer in
de rechterberm is gereden en door aldaar gelegen bosschages, over een
parallelweg tegen het talud van een aldaar gelegen sloot is gebotst,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
3
op 26 november 2022 te Zaamslag, gemeente Terneuzen, een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd
na gebruik van in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en
geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als groep, bedoeld in artikel 8,
eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten 28 microgram MDA per liter
bloed en 560 microgram MDMA per liter bloed,
terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het totale
gehalte in haar bloed van de bij die stoffen vermelde meetbare stoffen 588
microgram per liter bedroeg,
zijnde hoger dan het totale gehalte van de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij
die stoffen of groep van stoffen vermelde grenswaarde.
4
op 26 november 2022 te Zaamslag, gemeente Terneuzen, als bestuurder van een motorrijtuig, een personenauto, dit
motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank,
dat het alcoholgehalte van haar bloed bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8,
derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994 0,48 milligramalcohol per milliliter bloed bleek te zijn, terwijl voor
het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren
waren verstreken sedert de datum waarop aan haar voor de eerste maal een
rijbewijs is afgegeven.
5
op 26 november 2022 te Zaamslag, gemeente Terneuzen, als
bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), gekentekend [kenteken] , daarmede
heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, Rondweg
Zaamslag, zonder dat er voor dit motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de
Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen in stand was gehouden.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie is sprake van ééndaadse samenloop tussen alle feiten. Hij vordert aan verdachte op te leggen voor de feiten 1, 3 en 4:
  • een werkstraf van 240 uur subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis,
  • een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
  • een rijontzegging van drie jaren.
Voor feit 2 heeft hij gevorderd een geldboete van € 2.000,-, subsidiair 20 dagen hechtenis, en een rijontzegging van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Voor feit 5 heeft hij gevorderd een geldboete van € 500,-, subsidiair 10 dagen hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft eendaadse samenloop bepleit en gewezen op jurisprudentie waarin in soortgelijke zaken ook wel taakstraffen zijn opgelegd. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf heeft voor verdachte zeer grote gevolgen. Verder kan zij haar rijbewijs moeilijk missen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft als beginnend bestuurder een verkeersongeval veroorzaakt, terwijl zij verkeerde onder invloed van alcohol en drugs die ze die nacht ervoor had genuttigd. In haar auto zaten op dat moment vijf kinderen, terwijl er vier veiligheidsgordels beschikbaar waren. Eén of twee kinderen droegen geen autogordel. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat zij onder die omstandigheden is gaan rijden. Alle kinderen en ook verdachte zijn als gevolg van het ongeval al dan niet ernstig gewond geraakt.
Door haar handelen heeft verdachte niet alleen zichzelf, maar ook haar passagiers in gevaar gebracht, verwond en gedupeerd. Daarnaast heeft zij de verkeersveiligheid in ernstige mate geschonden. Gelet op de afgelegde slingerende route van de auto en de plaats waar de auto tot stilstand is gekomen, te zien op foto’s in het dossier, mag verdachte van geluk spreken dat het verkeersongeval niet nog ernstigere gevolgen heeft gehad. Dat de gevolgen niet ernstiger zijn, is niet aan het handelen van verdachte te danken.
Verdachte heeft een blanco strafblad. Zij heeft verklaard dat zij de hoofdverzorger van haar twee kinderen is en dat zij een fulltime baan heeft. Zij heeft op dit moment geen schulden, maar de verdediging heeft erop gewezen dat dat in verband met dit verkeersongeval binnenkort anders kan zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank is tussen de feiten 1, 3 en 4 sprake van ééndaadse samenloop, gelet op de omstandigheid dat de onder 3 en 4 bewezenverklaarde feiten onderdeel uitmaken van de bewezenverklaring van feit 1. De feiten zien op hetzelfde feitencomplex en spelen zich af op dezelfde tijd en plaats. Gelet op de samenhang tussen de feiten wordt verdachte feitelijk één verwijt gemaakt.
De rechtbank ziet geen aanleiding om ook de feiten 2 en 5 bij de eendaadse samenloop te betrekken. Hoewel feit 2 wel hetzelfde feitencomplex betreft als feit 1 is het beschermd belang van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 een ander belang dan dat van
artikel 6 van de Wegenverkeerswet. Ook ziet feit 2 op andere betrokkenen bij het verkeersongeval dan feit 1. Feit 5 betreft eveneens een ander beschermd belang en ziet ook op andere gedragingen.
Gelet op de bewezenverklaarde mate van schuld en op de omstandigheid dat verdachte een blanco strafblad heeft ziet de rechtbank geen aanleiding om een gevangenisstraf op te leggen.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).. Daarin wordt een taakstraf van 160 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 18 maanden als uitgangspunt genoemd. In de omstandigheid dat sprake is van meerdere slachtoffers en van gecombineerd gebruik van alcohol en drugs ziet de rechtbank grond om een hogere straf op te leggen, te weten de maximale taakstraf van 240 uur in combinatie met een rijontzegging voor de duur van twee jaren, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Voor de feiten 2 en 5 acht de rechtbank, gelet op straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, een geldboete als hieronder opgenomen passend en geboden.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24c, 55 en 62 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 5, 6, 8, 175, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, en artikel 30 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Eendaadse samenloop van de feiten 1, 3 en 4:
feit 1:Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een
ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht en
waardoor een ander zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit
tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is
ontstaan, en terwijl degene die schuldig is aan dit feit, verkeerde in de toestand
bedoeld in artikel 8, derde en vijfde lid van deze wet;
feit 3:Overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 4:Overtreding van artikel 8, derde lid, aanhef en onderdeel b, sub 2 van de
Wegenverkeerswet 1994;
feit 2:Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 5:Als bezitter voor een motorrijtuig waarvoor een kentekenbewijs is afgegeven niet
een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering
motorrijtuigen in stand houden;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
Feiten 1, 3 en 4:
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 (honderdtwintig) dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 24 (vierentwintig) maanden, waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd dat verdachte haar rijbewijs al heeft ingeleverd in mindering wordt gebracht op het onvoorwaardelijke deel van de rijontzegging;
Feit 2
- veroordeelt verdachte tot
betaling van een geldboete van € 1.000,- (duizend euro);
- beveelt dat bij niet betaling van de geldboete,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
20 (twintig) dagen;
Feit 5
- veroordeelt verdachte tot
betaling van een geldboete van € 500,- (vijfhonderd euro);
- beveelt dat bij niet betaling van de geldboete,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
10 (tien) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.B. Scheltema Beduin, voorzitter, mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en mr. J. Bergen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Moggré-Hengst, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 februari 2024.
Mr. A.B. Scheltema Beduin, mr. J. Bergen en de griffier zijn niet in de gelegenheid het vonnis te ondertekenen.