6.3Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstig geweldsfeit en een bedreiging. Verdachte heeft samen met de medeverdachten bewust de confrontatie opgezocht met het slachtoffer om een eerdere ruzie op te lossen. In eerste instantie volgens hen om het slachtoffer aan te spreken en bang te maken, waarbij niet werd uitgesloten dat er mogelijk een paar klappen zouden vallen. Het slachtoffer is echter met een (niet van echt te onderscheiden) vuurwapen bedreigd en gedwongen op zijn knieën te gaan zitten en ‘sorry’ te zeggen. Vervolgens heeft verdachte het slachtoffer uit het niets een aantal keer met een mes gestoken. Dit moet voor het slachtoffer een angstaanjagende ervaring zijn geweest.
Verdachte heeft op geen enkel moment stilgestaan bij de gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer. Hij heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van het slachtoffer en laten zien geen enkel respect te hebben voor het gevoel van veiligheid van anderen. Uit de medische informatie blijkt dat het letsel dat het slachtoffer heeft opgelopen levensbedreigend was en dat er medische interventies nodig waren. Het had voor het slachtoffer dan ook heel anders kunnen aflopen. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dit soort feiten zich nog gedurende langere tijd angstig en onveilig kunnen voelen en vaak (langdurig) psychische klachten hebben van wat hen is overkomen. Bovendien heeft het geweldsincident zich buiten op straat afgespeeld. Daardoor voelen ook andere mensen zich onveilig. Verdachte heeft met dit alles geen rekening gehouden. De rechtbank neemt verdachte dit zeer kwalijk.
De persoon van verdachte
Naast de ernst van de feiten houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met het strafblad van verdachte. Daaruit blijkt dat hij een maand voor deze feiten is veroordeeld voor gewelds- en vermogensdelicten en dat hij nog in de proeftijd van die veroordeling liep. Verdachte is daarmee een recidiverende geweldpleger.
Om meer inzicht in de persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte te krijgen, is verdachte onderzocht door drs. [psychiater] , kinder- en jeugdpsychiater, en drs. [psycholoog] , GZ-psycholoog en kinder- en jeugdpsycholoog. De door hen opgemaakte rapporten, gedateerd 20 respectievelijk 18 september 2024, bevatten onder meer de volgende overwegingen en conclusies.
Door de deskundigen is vastgesteld dat er bij verdachte sprake is van forse gedragsproblematiek zich uitend in een normoverschrijdende gedragsstoornis. Verdachte heeft een zeer belaste voorgeschiedenis en heeft vanaf zijn vroege kinderjaren zeer veel onveiligheid ervaren waardoor er geen sprake is van een stabiele en veilige hechting. Verdachte moest al op jonge leeftijd voor zichzelf zorgen wat hem enerzijds vroeg volwassen heeft gemaakt en erg gericht op zichzelf beschermen en anderzijds is hij veel tekortgekomen in zijn ontwikkeling waardoor zijn identiteit nog onvoldoende is ontwikkeld. Hij is gewend op zichzelf te vertrouwen en bouwen en heeft weinig vertrouwen in anderen. Hij laat een patroon zien van aantrekken en afstoten in contacten. Verder is zijn gewetensontwikkeling verstoord: hij kent normen en regels, maar overschrijdt deze met regelmaat. Ondanks langdurige hulpverlening is de gedragsstoornis nog steeds aanwezig, mede omdat verdachte niet meewerkte. Daardoor zijn er ernstige zorgen over de ontwikkeling van de persoonlijkheid van verdachte. De deskundigen concluderen dat er sprake is van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale trekken.
Bij een bewezenverklaring is het aannemelijk dat de gedragsstoornis heeft doorgewerkt in de tenlastegelegde feiten. Het advies van de deskundigen is om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Het risico op herhaling van gewelddadig gedrag wordt zonder behandeling matig tot hoog ingeschat.
Om het recidiverisico te verkleinen en in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling is het volgens de deskundigen noodzakelijk dat verdachte een intensieve, langdurige behandeling en begeleiding krijgt. Het is belangrijk dat hij niet kan weglopen. Verdachte is gebaat bij structuur en duidelijkheid. In een rustigere periode is een positieve ontwikkeling gezien, waarin hij leerbaar en begeleidbaar was. Verder moet hij een veilige omgeving gaan ervaren waar hij zijn kwetsbare kanten kan gaan ontdekken en hij zicht krijgt op zijn denkfouten, triggers en gevoeligheden uit het verleden. Ook zijn copingvaardigheden en emotieregulatie moeten worden versterkt. Daarnaast is het van belang dat hij beter met zichzelf, met anderen en zijn klachten om kan leren gaan door gedrag van zichzelf en anderen beter te begrijpen en verklaren vanuit achterliggende gevoelens, gedachten en motivatie. Daarbij moet aandacht zijn voor het versterken van zijn gewetensfuncties. Dit kan door psychomotore therapie (PMT) en schematherapie.
Het zou positief zijn om ouders te betrekken bij de behandeling en systeemtherapie in te zetten. Het versterken van een gezondere relatie tussen verdachte en zijn ouders zou een positieve ontwikkeling kunnen betekenen.
Hoewel verdachte gemotiveerd is voor behandeling wordt een ambulant behandelkader door de deskundigen als onvoldoende toereikend gezien, omdat verdachte keer op keer heeft laten zien te vluchten als iets niet lukt of te lastig is. De verwachting is dat de behandeling langdurig, intensief en ingewikkeld zal zijn. Het advies is om de behandeling vorm te geven middels een voorwaardelijke PIJ-maatregel en klinisch te starten binnen [kliniek] of een soortgelijke instelling. Op deze manier wordt de behandeling het best gewaarborgd.
De vertegenwoordiger van de Raad heeft tijdens de zitting verwezen naar het door de Raad uitgebrachte rapport van 21 november 2024 waarin wordt geadviseerd om aan verdachte, indien hij schuldig wordt bevonden, een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen met de genoemde voorwaarden en daarnaast een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het voorarrest. Verder volgt uit dit rapport dat de kans op herhaling als hoog wordt ingeschat. Tijdens de zitting heeft de Raad naar voren gebracht dat de Raad in zijn rapport heeft geadviseerd om zo weinig mogelijk overplaatsingen te laten plaatsvinden. Nu de wachtlijst bij [kliniek] lang is, moet gekeken worden naar een gesloten machtiging in het civielrechtelijke kader, eventueel met een enkelband gelet op zijn eerdere wegloopgedrag. Verdachte doet het weliswaar goed in de jeugdinrichting, maar de vrees bestaat dat, als verdachte naar een langverblijf afdeling wordt overgeplaatst, het risico dat hij in de problemen gaat komen groter wordt.
De vertegenwoordiger van de jeugdreclassering heeft tijdens de zitting naar voren gebracht dat hij aansluit bij de adviezen van de Raad en de deskundigen van het NIFP. Naast de voorwaarden zoals die zijn geadviseerd, vindt hij ook een contactverbod met het slachtoffer en de medeverdachten nodig. Een locatieverbod vindt hij niet nodig, nu het slachtoffer niet meer in Vlissingen woont. De jeugdreclassering adviseert de voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Verdachte is aangemeld bij [kliniek] en heeft op 10 december 2024 een intakegesprek. De wachtlijst is op dit moment ongeveer 5 maanden gerekend vanaf de intake. De jeugdreclassering heeft ook andere mogelijkheden onderzocht voor klinische behandeling, maar die zijn er op dit moment niet. Indien verdachte vrijkomt voordat hij bij [kliniek] terecht kan, is ter overbrugging een gesloten machtiging, al dan niet met elektronische monitoring, de enige mogelijkheid.
De oplegging van een straf en maatregel
Omdat verdachte onvoldoende in staat was om de situatie te overzien en om juiste keuzes te maken, adviseren de deskundigen om het tenlastegelegde verminderd aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank neemt dit advies over. Dit betekent dat de rechtbank bij het bepalen van de straf rekening houdt met de omstandigheid dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Ook stelt de rechtbank op basis van de conclusies van de deskundigen vast dat een langdurige en intensieve behandeling in een strikt kader nodig is om het gevaar op herhaling te beperken.
Jeugddetentie
Naast wat hierboven is overwogen houdt de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat er rekening mee dat verdachte nog jong is en gemotiveerd lijkt te zijn om iets van zijn leven te maken. Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde vrijheidsstraf passend en geboden is, te weten een jeugddetentie voor de duur van 8 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
PIJ-maatregel
De rechtbank stelt vast dat aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van een PIJ-maatregel is voldaan. Het gepleegde feit is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Uit de rapporten van de deskundigen volgt dat bij verdachte ten tijde van het begaan van het misdrijf een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en dat de kans op herhaling van strafbare feiten als matig tot hoog wordt ingeschat en behandeling noodzakelijk wordt geacht om dit risico te verkleinen. Daarmee is de PIJ-maatregel noodzakelijk voor de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen. Tot slot moet de PIJ-maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte zijn. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Uit voornoemde rapporten van de deskundigen blijkt dat een klinische behandeling in een klinische setting nodig is om de kans op herhaling te verminderen en een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte te bevorderen. Een ambulante behandeling is volgens de deskundigen niet toereikend, gelet op het vermijdende gedrag van verdachte in het verleden. Hij is verschillende keren weggelopen op momenten dat hij het lastig vond worden. Bovendien heeft verdachte deze strafbare feiten gepleegd, terwijl hij net in een proeftijd liep waaraan uitgebreide bijzondere voorwaarden waren verbonden. De rechtbank is daarom van oordeel dat oplegging van de PIJ-maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte. Op deze manier kan de noodzakelijke langdurige en intensieve behandeling en begeleiding het beste gewaarborgd worden.
De rechtbank zal de PIJ-maatregel voorwaardelijk opleggen. Dat houdt in dat deze niet ten uitvoer zal worden gelegd wanneer verdachte zich de komende twee jaar aan de door de rechtbank opgelegde (bijzondere) voorwaarden houdt. De rechtbank zal bepalen dat verdachte zich dient te houden aan de bijzondere voorwaarden zoals door de Raad in zijn rapport geadviseerd alsook een contactverbod met het slachtoffer en de medeverdachten.
Gezien de toewijzing van de vordering tenuitvoerlegging (zie punt 8), in combinatie met de duur van op te leggen jeugddetentie, ziet de rechtbank geen noodzaak om aan de voorwaarden van de (voorwaardelijke) PIJ-maatregel de (bijzondere) voorwaarde van Elektronische Monitoring toe te voegen.
De rechtbank overweegt dat, nu de voorwaardelijke PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, bij een eventuele tenuitvoerlegging verlenging van deze maatregel mogelijk is voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaren niet te boven gaat.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die gericht zijn tegen en gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet op de adviezen van de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat hij zonder de juiste hulp en begeleiding opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. De rechtbank ziet in de tekst van de wet, artikel 77za Sr, de bedoeling van de wetgever, en in het doel van de voorwaardelijke PIJ-maatregel, voldoende argumenten om de voorwaarden die verbonden worden aan een voorwaardelijke PIJ dadelijk uitvoerbaar te verklaren. De rechtbank zal dan ook bevelen dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de jeugdreclassering dadelijk uitvoerbaar zijn.