ECLI:NL:RBZWB:2024:8598

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
C/02/428033 / JE RK 24-1945
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Duinhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 4 december 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, mr. Duinhof, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak is aangespannen door de Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, hierna te noemen de GI, die verzocht om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij de moeder en een vertegenwoordigster van de GI aanwezig waren. De vader was afwezig, maar had per email laten weten niet aanwezig te zijn.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders van [minderjarige] nog steeds niet adequaat met elkaar kunnen overleggen over haar verzorging, wat leidt tot onduidelijkheid en spanning voor [minderjarige]. De kinderrechter heeft ook zorg geuit over een incident dat plaatsvond in oktober 2024, waarbij [minderjarige] midden in de nacht door haar broer moest worden opgehaald, wat niet in haar belang is. De kinderrechter heeft de zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] als onverminderd aanwezig beoordeeld en heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling moet worden verlengd om haar veiligheid en ontwikkeling te waarborgen.

De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de verlenging van de ondertoezichtstelling onmiddellijk kan ingaan, ondanks een eventueel hoger beroep. De kinderrechter heeft de ouders aangespoord om samen te werken met de GI en hulpverlening om de situatie van [minderjarige] te verbeteren. De beslissing is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 16 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/428033 / JE RK 24-1945
Datum uitspraak: 4 december 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de GI.
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2011 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 25 oktober 2024, ontvangen op 25 oktober 2024;
  • het bericht van de vader van 24 november 2024, ontvangen op 24 november 2024;
  • het bericht van de GI van 27 november 2024, ontvangen op 27 november 2024;
  • de (ongedateerde) brief van [minderjarige] , ontvangen op 28 november 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 4 december 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
- een vertegenwoordigster van de GI.
1.3.
De vader is met afmelding niet verschenen.
1.4.
Met bijzondere toestemming van de kinderrechter was tevens ter ondersteuning van de moeder haar partner aanwezig, de heer [naam 1] .
1.5.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft een brief aan de kinderrechter gestuurd. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] in haar brief heeft geschreven. De aanwezigen hebben daarop gereageerd.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij haar moeder.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van 21 maart 2024 is [minderjarige] onder toezicht van de GI gesteld met ingang van 21 maart 2024 en tot 21 december 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek. In aanvulling op het verzoekschrift heeft de GI aangegeven dat [minderjarige] in de afgelopen periode erg wisselend is geweest als het gaat om bij welke ouder zij wil wonen. Zij vindt het moeilijk om te vertellen wat er in haar omgaat. Ook durft zij bepaalde dingen niet tegen de andere ouder te zeggen. Zij wil loyaal naar beide ouders zijn. Als gevolg daarvan vertelt [minderjarige] tegen de moeder, de vader en de GI andere verhalen en is het onduidelijk wat [minderjarige] heeft meegemaakt of wat zij denkt en voelt. De GI vindt het belangrijk dat de ouders in het bijzijn van [minderjarige] niet negatief over de andere ouder spreken. Desgevraagd licht de GI verder toe dat er in de nacht van 18 op 19 oktober 2024 een incident is voorgevallen, waarbij [minderjarige] haar broer een bericht heeft gestuurd dat er ruzie thuis bij de moeder was waarna [minderjarige] midden in de nacht is opgehaald. De moeder zegt dat zij die nacht een black-out heeft gehad door de berichten die de vader naar haar heeft gestuurd. De vader geeft aan dat [minderjarige] zou hebben gezegd dat de moeder teveel had gedronken. Onduidelijk is wat er precies is gebeurd, maar vaststaat dat [minderjarige] midden in de nacht is opgehaald. Verder benoemt de GI dat [hulpverlening] (voor de moeder) is ingezet. De GI hoopt dat de vader ook met [hulpverlening] aan de slag wil gaan. Tot slot heeft de GI aandacht voor de inzet van een vertrouwenspersoon/JIM voor [minderjarige] . Zo zou de vriendin van [de broer] er meer voor [minderjarige] willen zijn.
4.2.
De moeder is het eens met het verzoek van de GI. Het gaat goed met [minderjarige] . Zij haalt goede cijfers op school. Wel heeft [minderjarige] last van pesterijen. Het is fijn dat [minderjarige] een goede mentor op school heeft. De moeder benoemt dat [minderjarige] veel begeleiding nodig heeft, ook omdat zij dyslexie heeft. Verder is de moeder erg blij met de inzet van [hulpverlening] . Ook benoemt zij dat de vader de situatie bemoeilijkt en dat zij last heeft van het gedrag van de vader. Zo maakt hij de moeder zwart, ook in het bijzijn van [minderjarige] . Het lukt de moeder en de stiefvader niet om met de vader samen te werken, omdat hij dat weigert. De moeder geeft aan dat zij er alles aan doet om [minderjarige] te helpen en te stimuleren in het contact met de vader, maar dat de vader niet altijd in beeld is.
4.3.
De vader heeft per email meegedeeld niet bij de mondelinge behandeling aanwezig te zullen zijn omdat er naar zijn mening te weinig is veranderd in de problemen bij de moeder. Hij wil dat daar iets aan wordt gedaan.
4.4.
In de brief aan de kinderrechter heeft [minderjarige] laten weten dat het goed gaat. Zij haalt goede cijfers op school en heeft lieve vrienden. Ook gaat het thuis goed en heeft zij een fijn contact met [de broer] . Haar grootste droom is een weekje bij de vader wonen.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond als bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.2.
De kinderrechter is van oordeel dat nog steeds is voldaan aan de wettelijke criteria van artikel 1:255 lid 1 BW en zal het – onweersproken – verzoek toewijzen voor de duur van een jaar, te weten tot 21 december 2025. Hij legt dit hierna uit.
5.3.
De kinderrechter vindt het positief om van de GI, de moeder en [minderjarige] zelf te horen dat het met [minderjarige] goed gaat op school en dat zij goede cijfers haalt. Ook ziet hij dat de moeder en de stiefvader hun best doen om de situatie voor [minderjarige] te verbeteren. Tegelijkertijd stelt de kinderrechter vast dat er in de afgelopen periode nog onvoldoende is veranderd en dat de zorgen zoals opgenomen in de beschikking van 21 maart 2024 nog onverminderd aanwezig zijn. Als gevolg daarvan wordt [minderjarige] nog steeds ernstig in haar ontwikkeling bedreigd. Het is de kinderrechter gebleken dat het de vader en de moeder nog niet lukt om als ouders van [minderjarige] adequaat met elkaar te overleggen over haar verzorging. De opvoeding van [minderjarige] wordt nog steeds belast met de problematiek tussen de ouders, waardoor zij klem zit in haar loyaliteiten. Als gevolg daarvan vertelt [minderjarige] verschillende verhalen tegen de moeder, de vader en de GI en durft zij bij beide ouders niet volledig eerlijk te zijn over wat denkt, voelt en zou willen. Daarnaast vindt de kinderrechter het incident in de nacht van 18 op 19 oktober 2024 zorgelijk. Los van wat er precies is gebeurd, staat vast dat [minderjarige] – als dertienjarig meisje – midden in de nacht door haar broer moest worden opgehaald, omdat zij zich niet veilig en/of op haar gemak voelde. De kinderrechter vindt dat niet in het belang van [minderjarige] en is van mening dat de ouders dat anders moeten gaan doen. Ook vindt hij het zorgelijk dat de vader vervelende berichten naar de moeder blijft sturen en op een vervelende manier tegen en over de moeder spreekt, ook in het bijzijn van [minderjarige] . De kinderrechter vindt dat ook dat moet stoppen. Temeer nu de berichten van de vader aan en over de moeder contraproductief werken en niet in het belang van [minderjarige] zijn. Tot slot benoemt de kinderrechter dat hij het jammer vindt dat de vader niet aanwezig is tijdens de mondelinge behandeling om met elkaar het gesprek aan te gaan. Om de (opvoed)situatie van [minderjarige] te verbeteren, zijn immers beide ouders nodig.
Nu de ouders nog onvoldoende van de hulpverlening hebben kunnen profiteren en de zorgen over [minderjarige] nog niet zijn weggenomen, blijft een regievoerder in het gedwongen kader nodig en om die reden zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling verlengen.
5.3.
De kinderrechter vindt het belangrijk dat er binnen een jaar verbetering voor [minderjarige] zichtbaar is en dat zij meer rust, stabiliteit en duidelijkheid in haar opvoedomgeving gaat ervaren. Hij verwacht van beide ouders dat zij met de GI en de hulpverlening (blijven) samenwerken. Van de GI verwacht de kinderrechter dat zij met de vader in gesprek gaan over zijn gedrag en hem hierop ook zullen aanspreken. Het is belangrijk dat de vader het gesprek aangaat over hoe hij in het belang van het gezinssysteem kan meewerken en wat hij kan doen om de (opvoed)situatie van [minderjarige] te verbeteren. Mogelijk dat [hulpverlening] daarbij een rol kan spelen. Als dat niet het geval is, gaat de kinderrechter er vanuit dat de GI actief andere stappen onderneemt. Onder meer kan gedacht worden aan het geven van een schriftelijke aanwijzing om ervoor te zorgen dat de vervelende berichten van de vader over en naar de moeder stoppen. Van de moeder en de stiefvader verwacht de kinderrechter dat zij hun best blijven doen om de (opvoed)situatie van [minderjarige] nog meer te verbeteren. Hij gaat er vanuit dat de moeder hierover met de GI en [hulpverlening] in gesprek blijft.
Verder benadrukt de kinderrechter nogmaals de meerwaarde van een vertrouwenspersoon of JIM voor [minderjarige] . De GI heeft laten weten het belang hiervan in te zien maar is nog niet tot handelen gekomen Van de GI verwacht de kinderrechter dat zij gaat onderzoeken wie zo’n vertrouwenspersoon/JIM voor [minderjarige] zou kunnen zijn en of de vriendin van [de broer] die rol zou kunnen vervullen.
5.4.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 21 december 2024 en tot 21 december 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2024 door mr. Duinhof, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Vork als griffier, en op schrift gesteld op 16 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.