Op 4 december 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2019. De zaak betreft de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland als gezinsvoogd (GI) en de minderjarige, die momenteel in een pleeggezin verblijft. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder en de vader van de minderjarige niet zijn verschenen, maar dat zij wel behoorlijk zijn opgeroepen. De moeder heeft het gezag over de minderjarige, maar de vader is als informant aangemerkt. De kinderrechter heeft eerder een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing verleend, die steeds is verlengd. De GI heeft verzocht om een verlenging van deze maatregelen voor de duur van drie maanden, omdat de situatie van de minderjarige in het pleeggezin stabiel is, maar de situatie met de ouders zorgwekkend blijft. De kinderrechter heeft de verzoeken van de GI toegewezen, met de overweging dat de veiligheid en belangen van de minderjarige gewaarborgd moeten blijven. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de maatregelen onmiddellijk kunnen ingaan, ondanks een eventueel hoger beroep.