ECLI:NL:RBZWB:2024:8594

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
C/02/427637 / JE RK 24-1856
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Duinhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 4 december 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in de zaak van de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren op [geboortedag] 2020. De kinderrechter heeft de Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering als gecertificeerde instelling aangewezen. De ouders van de minderjarige zijn belast met het ouderlijk gezag en hebben in het verleden verschillende procedures doorlopen, waaronder uithuisplaatsingen en eerdere ondertoezichtstellingen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders stappen in de goede richting hebben gezet, maar dat er nog steeds zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarige. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van een jaar toegewezen, met ingang van 16 december 2024 tot 16 december 2025. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de ontwikkeling van de minderjarige niet in gevaar komt door een eventueel hoger beroep. De kinderrechter benadrukt het belang van samenwerking tussen de ouders en de GI, en het maken van duidelijke afspraken in een ouderschapsplan.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/427637 / JE RK 24-1856
Datum uitspraak: 4 december 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de GI.
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2020 in [geboorteplaats],
hierna te noemen: [minderjarige].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. C.E. Koopmans te Dordrecht.
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats],
advocaat: mr. R. Shahbazi te ’s-Gravenhage.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in zijn beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 14 oktober 2024, ontvangen op 15 oktober 2024;
  • het verweerschrift van mr. Shahbazi van 27 november 2024, ontvangen op 2 december 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 4 december 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de advocaat van de vader;
  • de moeder en haar advocaat;
  • een vertegenwoordigster van de GI.
1.3.
De kinderrechter stelt vast dat de vader met afmelding niet is verschenen.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
2.2.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 16 december 2022 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 16 december 2022 en tot 16 juni 2023. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden.
2.3.
Bij beschikking van 30 mei 2023 is een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg verleend met ingang van 30 mei 2023 en tot 13 juni 2023, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek.
2.4.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 12 juni 2023 het (resterende deel van het) verzoek tot ondertoezichtstelling toegewezen met ingang van 16 juni 2023 en tot 16 december 2023. In die beschikking is tevens een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verleend met ingang van 12 juni 2023 en tot 26 juni 2023.
2.5.
Bij beschikking van 26 juni 2023 is een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verleend met ingang van 26 juni 2023 en tot 24 juli 2023, onder aanhouding van het resterende deel van het (spoed)verzoek.
2.6.
Bij beschikking van 20 juli 2023 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd met ingang van 24 juli 2023 en tot 16 oktober 2023, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek.
2.7.
Bij beschikking van 12 oktober 2023 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd met ingang van 16 oktober 2023 en tot 16 december 2023.
2.8.
Bij beschikking van 23 november 2023 is de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verlengd met ingang van 16 december 2023 en tot 16 februari 2024 onder aanhouding van het resterende deel van de verzoeken van de GI.
2.9.
Bij beschikking van 15 februari 2024 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met ingang van 16 februari 2024 en tot 16 december 2024 en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] met ingang van 16 februari 2024 en tot 16 april 2024. Tevens heeft de kinderrechter de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering vervangen door de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering.
2.10.
[minderjarige] verblijft bij de vader.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek. In aanvulling op het verzoekschrift licht de GI toe dat de moeder het afgelopen halfjaar geen contactmomenten met [minderjarige] heeft afgezegd en dat er juist een opbouw in het contact heeft plaatsgevonden. Verder zijn oude patronen van ongelijkheid tussen de ouders en afhankelijkheid van de moeder zichtbaar geworden, nadat de vader in september 2024 heeft besloten om dingen (weer) zelf te gaan regelen. Zo durft de moeder zich niet meer uit te spreken, omdat zij bang is [minderjarige] dan niet meer te mogen zien van de vader. Dat de moeder en [minderjarige] elkaar nu regelmatig zien, is vooral omdat de GI dat zo heeft bepaald. De vader houdt zich aan afspraken, maar wel op zijn voorwaarden. De GI heeft er op dit moment nog onvoldoende vertrouwen in dat de vader de dingen blijft doen die hij doet als de GI niet meer betrokken zou zijn. Daarbij komt dat de communicatie en verhouding tussen de ouders sinds augustus 2024 is verbeterd, hetgeen erg pril is. Verder merkt de GI op dat de angst van de vader dat [minderjarige] uit huis zou worden geplaatst onterecht is. Daar is geen aanleiding voor en de GI benoemt dat de ondertoezichtstelling daarin juist een bescherming kan zijn. Verder maakt de GI zich zorgen over de hechting van [minderjarige] en tussen [minderjarige] en de vader. Zo laat [minderjarige] weinig emotie zien en reageert zij niet of gemakkelijk als zij een teleurstelling krijgt. [minderjarige] heeft dan ook veel meegemaakt. Ook heeft zij veel verliezen meegemaakt. Onlangs is ook plotseling het steunpleeggezin gestopt. Op het gebied van responsiviteit en sensitiviteit is er bij de vader nog ruimte voor verbetering. Om die reden zullen [minderjarige] en de vader een behandeling gericht op hechting gaan volgen. Dat de vader de zorgen over [minderjarige] bagatelliseert, vindt de GI zorgelijk. [minderjarige] heeft meer nodig.
4.2.
De moeder is het eens met het verzoek van de GI en zou het fijn vinden als de jeugdbeschermer nog een tijdje betrokken is. De samenwerking met de GI ervaart de moeder als prettig en zij heeft vertrouwen in de GI. [minderjarige] en de moeder zien elkaar om de week, waarbij [minderjarige] inmiddels ook een nachtje blijft slapen. De contactmomenten vindt de moeder fijn. Als de ondertoezichtstelling niet wordt verlengd, weet de moeder niet of zij [minderjarige] nog gaat zien. Er is nog geen zorgregeling vastgesteld. Verder geeft de moeder aan dat zij zich zorgen maakt om de hechtingsproblematiek van [minderjarige].
De advocaat van de moeder heeft toegelicht dat de communicatie tussen de ouders is verbeterd, maar dat er nog geen sprake is van een onbelast contact. De communicatie, het vertrouwen in elkaar en de fragiele verhoudingen tussen de ouders dienen eerst bestendig te worden voordat de ondertoezichtstelling kan worden afgerond. Hierbij kan het opstellen van een ouderschapsplan helpend zijn. Ook is van belang dat de vader de moeder als volwaardige partner in de ouderschap gaat zien en dat hij zaken over de verzorging en opvoeding van [minderjarige] uit zichzelf met de moeder gaat bespreken. Daarvan is op dit moment nog geen sprake.
4.3.
Namens de vader is primair verzocht om het verzoek af te wijzen. Subsidiair is verzocht om het verzoek voor een kortere duur toe te wijzen. Hiertoe is aangevoerd dat de gronden voor de ondertoezichtstelling grotendeels zijn weggenomen en onduidelijk is wat nu nog de ernstige ontwikkelingsbedreiging voor [minderjarige] is. De rust is teruggekeerd en [minderjarige] groeit op bij de vader, hetgeen een veilige en stabiele opvoedomgeving is. De vader en [minderjarige] zullen starten met een behandeling over responsiviteit en veiligheid, dat kan ook binnen het vrijwillig kader plaatsvinden. Ook is het contact tussen de moeder en [minderjarige] sinds augustus stabiel en zelfs uitgebreid. Hetzelfde geldt voor de communicatie tussen de ouders. Beide ouders doen hun best om ervoor te zorgen dat er een onbelast contact is. Daarnaast is de vader bereid om in het vrijwillig kader mee te blijven werken aan hetgeen (voor [minderjarige]) nodig is, voor zover dat mogelijk en haalbaar is. De vader heeft voorgesteld om met de moeder een traject voor het verbeteren van de oudercommunicatie te volgen, dat kan ook binnen het vrijwillig kader worden opgestart. Dat de GI stelt dat de opvoedsituatie van de vader nog te onduidelijk is, is niet te rijmen met het uitblijven van concrete stappen van de GI over hoe zij dit in kaart willen brengen. Verder wordt erkend dat het belangrijk is om duidelijke afspraken tussen de ouders (in een ouderschapsplan) te maken, maar dit alleen is onvoldoende om de ondertoezichtstelling te blijven verlengen.
In aanvulling op het verweerschrift heeft de advocaat tijdens de mondelinge behandeling nog aangegeven dat de vader zijn best doet om goed contact met de moeder te houden en de (juridische) strijd niet op te zoeken. De vader vraagt zich af wanneer het goed genoeg is om de ondertoezichtstelling af te sluiten. Hij heeft behoefte aan meer duidelijkheid.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond als bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.2.
De kinderrechter is van oordeel dat nog steeds is voldaan aan de wettelijke criteria van artikel 1:255 lid 1 BW en zal het verzoek toewijzen voor de duur van een jaar, te weten met ingang van 16 december 2024 en tot 16 december 2025. Hij legt dit hierna uit.
5.3.
De kinderrechter ziet dat de ouders in de afgelopen periode stappen in de goede richting hebben gezet en dat er een positieve lijn is ingezet. Zo is de moeder tijdens de mondelinge behandeling aanwezig en praat zij mee over hoe het met [minderjarige] is. Ook zijn de contactmomenten tussen de moeder en [minderjarige] in het afgelopen halfjaar goed verlopen en zelfs uitgebreid. Daar geeft de kinderrechter de moeder een groot compliment voor. Ook aan de vader geeft de kinderrechter een groot compliment. De kinderrechter ziet dat de vader in het belang van [minderjarige] handelt en dat hij meewerkt aan de hulpverlening en samenwerkt met de GI. Ook is de communicatie tussen de ouders sinds augustus 2024 verbeterd. De kinderrechter vindt dat de ouders daarmee op de goede weg zijn om de ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] weg te nemen. Tegelijkertijd stelt hij vast dat de positieve ontwikkelingen nog erg pril zijn en dat er nog steeds een patroon van ongelijkheid in de positie als ouders van [minderjarige]. Daar is aandacht voor nodig om te voorkomen dat de verhoudingen tussen de ouders scheef blijft lopen, wat niet in het belang van [minderjarige] is. Ook heeft [minderjarige] zelf nog hulpverlening nodig als het gaat om onder meer haar hechtingsproblematiek. Voordat de ondertoezichtstelling kan worden afgesloten, moeten de positieve ontwikkelingen eerst nog worden bestendigd en de situatie tussen de ouders worden verduidelijkt. Dit alles maakt dat de zorgen over [minderjarige] in haar opgroeifase nog niet volledig zijn weggenomen en dat de betrokkenheid van de regievoerder in het gedwongen kader voor de komende periode nodig blijft om de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] weg te kunnen nemen. Pas wanneer de benodigde rust en veiligheid voor haar is bereikt kan worden gedacht over beëindigen van de ondertoezichtstelling.
5.4.
De kinderrechter merkt hierbij op dat de ondertoezichtstelling voor [minderjarige] en de ouders moet worden gezien als een ondersteuning om toe te werken naar het vrijwillig kader en de situatie waarin de ouders zelfstandig en in goed overleg [minderjarige] verzorgen en opvoeden. De kinderrechter vindt het belangrijk dat de ouders de komende periode de ingezette positieve lijn doorzetten en dat zij zich blijven inzetten voor [minderjarige]. Ook verwacht hij dat de ouders met de GI en de hulpverlening blijven samenwerken. Daarnaast vindt de kinderrechter het belangrijk dat er duidelijkheid gaat komen tussen de ouders als partners in de opvoeding van [minderjarige]. Hij merkt op dat het maken van een ouderschapsplan daarbij helpend kan zijn. Door duidelijke afspraken te maken en deze in een ouderschapsplan vast te leggen, kan er rust en duidelijkheid voor [minderjarige] en de ouders ontstaan. Verder vindt de kinderrechter het belangrijk dat beide ouders blijven begrijpen wat de GI van hen verwacht en waarom. Hij gaat er vanuit dat de GI daar aandacht voor zal hebben.
5.5.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 16 december 2024 en tot 16 december 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2024 door mr. Duinhof, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Vork als griffier, en op schrift gesteld op 13 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.