Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene] B.V.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die was opgelegd aan [betrokkene] B.V. De boete was opgelegd wegens het parkeren van een voertuig op een plek waar dat niet was toegestaan, zoals aangegeven door een parkeerverbod (bord E1) in Middelburg op 30 december 2022. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 15 november 2024 heeft de gemachtigde van betrokkene, mr. M. Lagas, aangevoerd dat de gedraging niet had plaatsgevonden, omdat het voertuig niet op de rijbaan was geparkeerd, maar op een ander weggedeelte dat volgens hem niet in strijd was met het parkeerverbod. De gemachtigde betoogde verder dat de foto’s in het procesdossier van onvoldoende kwaliteit waren om als bewijs te dienen. De zittingsvertegenwoordiger, mr. Z. Fluitsma, heeft echter betoogd dat de gedraging wel degelijk had plaatsgevonden en dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de vaststelling van de gedraging.
De kantonrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de verklaring van de verbalisant voldoende grondslag biedt voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. De kantonrechter oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant, en dat er geen zichtbare belijning aanwezig was om de locatie als parkeervak aan te duiden. Daarom werd de boete als terecht opgelegd beschouwd. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de boete gehandhaafd blijft.