Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 9 km per uur te hard op de N253 te Oostburg op 24 oktober 2022. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep niet-ontvankelijk had verklaard. Tijdens de zitting op 15 november 2024 was betrokkene niet aanwezig, maar zijn standpunten waren wel schriftelijk ingediend. Betrokkene voerde aan dat hij niet de bestuurder of eigenaar van het voertuig was en dat hij het beroep te laat had ingesteld omdat de documenten naar een verkeerd adres waren verzonden. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. Z. Fluitsma, verzocht om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, omdat betrokkene ook bij de kantonrechter te laat beroep had ingesteld.
De kantonrechter oordeelde dat, hoewel betrokkene niet was verschenen, hij voldoende bijzondere omstandigheden had aangevoerd die het te laat instellen van beroep niet aan hem konden worden toegerekend. Hierdoor werd het beroep ontvankelijk verklaard. Vervolgens beoordeelde de kantonrechter de inhoud van het beroep. De kantonrechter concludeerde dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was vastgesteld op basis van de verklaring van de verbalisant en de beschikbare bewijsstukken, waaronder foto's. Betrokkene had geen specifieke feiten of omstandigheden aangevoerd die aanleiding gaven om aan de juistheid van de verklaring van de verbalisant te twijfelen. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de boete.