ECLI:NL:RBZWB:2024:8551

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 november 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
C/02/429009 / FA RK 24-5455
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Benjaddi
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling op verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 november 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van de inbewaringstelling van een betrokkene, geboren in 1981. Het verzoek tot voortzetting is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op basis van artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft de procedure op 22 november 2024 met gesloten deuren behandeld, waarbij de betrokkene, haar advocaat mr. J. van Rooijen, een gedragsdeskundige en een persoonlijk begeleidster aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene multi-problematiek vertoont, maar dat haar verstandelijke beperking voorop staat, ondanks ontregeling door drugsgebruik. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, waaronder risico op lichamelijk letsel, psychische schade en maatschappelijke teloorgang. De rechtbank heeft de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling voor de duur van zes weken verleend, tot en met 6 januari 2025. De rechtbank heeft benadrukt dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn en dat intensieve zorg binnen een veilige, gesloten setting noodzakelijk is. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/429009 / FA RK 24-5455
Datum uitspraak: 25 november 2024
Beschikking voortzetting inbewaringstelling
op het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1981 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen betrokkene,
wonend in [woonplaats] ,
verblijvende te [accommodatie] , [adres] ,
advocaat mr. J. van Rooijen te Tilburg .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 21 november 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 22 november 2024 in de accommodatie van [accommodatie] . Daarbij zijn gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
- gedragsdeskundige, mevrouw [naam 1] ,
- persoonlijk begeleidster van [accommodatie] , [naam 2] .
1.3.
Tevens zijn bij de mondelinge behandeling als toehoorder aanwezig:
- een stagiaire van [accommodatie] ;
- een collega van mr. Van Rooijen.
1.4.
Hoewel daartoe correct opgeroepen is de mentor van betrokkene niet bij de mondelinge behandeling verschenen.

2.Wat vaststaat

2.1.
Op 20 november 2024 heeft de burgemeester van de gemeente [plaats] ten behoeve van betrokkene een last tot inbewaringstelling afgegeven.
2.2.
Voor betrokkene is mentorschap ingesteld.

3.Het verzoek

Het CIZ verzoekt de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling voor de duur van zes weken te verlenen.

4.De standpunten

4.1.
Betrokkene brengt, samengevat, naar voren dat het nu weer goed met haar gaat. Volgens betrokkene zijn er een paar mensen geweest die haar gehersenspoeld hebben. Daardoor is zij in de war geraakt. Die mensen hebben nare dingen verteld, waarvan betrokkene geloofde dat het de waarheid was. Betrokkene woont sinds acht weken op de woongroep van [accommodatie] in het centrum van [plaats] . Daarvoor verbleef betrokkene in een maatschappelijke opvang. Volgens betrokkene hoort zij niet thuis op de woongroep, omdat daar mensen wonen die in een andere doelgroep vallen. Betrokkene erkent dat zij zichzelf met middelen heeft verdoofd. Dit doet zij als er druk op haar wordt uitgeoefend. Betrokkene wil niet langer opgenomen blijven. Zij wil de regie over haar eigen leven terug. Zij vindt het belangrijk om een dag invulling te hebben, wat nu niet mogelijk is. Wat betrokkene betreft kan zij tijdelijk in de woning van haar moeder wonen, totdat zij naar [ggz-instelling] gaat voor een detox. Daar staat zij op de wachtlijst en kan zij binnenkort terecht. Daarnaast vindt betrokkene het belangrijk om haar spullen op te kunnen halen op de woongroep en bij haar moeder thuis. Betrokkene is akkoord met een verlenging van de inbewaringstelling op voorwaarde dat zij op de woongroep en bij haar moeder thuis spullen kan ophalen.
4.2.
De gedragsdeskundige verklaart, samengevat, dat betrokkene sinds twee maanden op de woongroep verbleef. Daar ging het niet goed met haar. Betrokkene werd aangetroffen in verwarde toestand. Haar appartement was vervuild, zij had gedronken en drugs gebruikt. De crisisdienst is betrokken geweest en vanuit daar is de inbewaringstelling afgegeven. Duidelijk is dat betrokkene niet bij de woongroep kan blijven. Haar kwetsbaarheid heeft gemaakt dat het zo is misgelopen. De verstandelijke beperking van betrokkene staat voorop, niet een psychotische stoornis. De verstandelijke beperking en het drugsgebruik maakt dat betrokkene verward gedrag vertoonde. De gedragsdeskundige beaamt dat betrokkene is aangemeld bij [ggz-instelling] . Zij staat als tweede op de wachtlijst, maar het is niet aan te geven wanneer zij daar daadwerkelijk terecht kan. Of betrokkene tijdelijk in de woning van haar moeder kan wonen, is niet bekend. Het is überhaupt maar de vraag of dit een optie is, nu dit ook afhankelijk is van familie van betrokkene. Hetzelfde geldt voor het ophalen van spullen. Spullen ophalen van de woongroep is wel te regelen. Zonder voortzetting van de inbewaringstelling zal betrokkene terugvallen in oud gedrag. Zij komt dan terug in dezelfde context en dat moet worden voorkomen.
4.3.
De persoonlijk begeleidster van [accommodatie] vult hierop nog aan dat het ophalen van spullen van betrokkene in de woning van haar moeder niet door [accommodatie] vormgegeven kan worden. Het is bekend dat betrokkene graag dingen onderneemt. Er wordt naar dagbesteding gekeken.
4.4.
De advocaat bepleit, samengevat, dat betrokkene het eens kan zijn met een voortzetting van de inbewaringstelling mits zij met begeleiding haar spullen bij de moeder en de woongroep op kan halen. Dat betrokkene niet terug kan naar de woongroep is evident.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank verleent de gevraagde machtiging voor de duur van zes weken. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige materiële schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang;
- het oproepen van agressie van een ander door het vertonen van hinderlijk gedrag;
- gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen.
5.3.
De rechtbank neemt hierbij onder andere in aanmerking dat betrokkene een zucht naar middelen heeft. Door drugsgebruik, waar zij makkelijk aan kan komen, raakt zij ontregeld. Betrokkene is dan achterdochtig, angstig, prikkelbaar en kan de consequenties van haar handelen niet overzien. Daarnaast leidt het gedrag van betrokkene tot conflictsituaties op de woongroep.
5.4.
Vermoed wordt dat het ernstig nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een verstandelijke handicap. Hoewel bij betrokkene sprake is van multi-problematiek is uit de toelichting van de gedragsdeskundige gebleken dat de verstandelijke beperking van betrokkene voorliggend is, ondanks dat zij nu ontregeld is door drugsgebruik.
5.5.
Het ernstig nadeel is zodanig onmiddellijk dreigend dat een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht.
5.6.
Voortzetting van de inbewaringstelling is noodzakelijk en geschikt om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Betrokkene verzet zich hiertegen. Betrokkene geeft aan niet opgenomen te willen blijven, althans, zij stelt hieraan haar eigen voorwaarden, welke voorwaarden (ophalen van spullen in de woning van haar moeder en bij de woongroep) niet ingewilligd kunnen worden.
5.7
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Gebleken is dat betrokkene intensieve 24- uurs zorg nodig heeft binnen een veilige, gesloten setting. Op de woongroep kan betrokkene niet blijven en bovendien kan zij daar makkelijk aan middelen komen. Een opname binnen [accommodatie] lijkt voor nu passend, daar de begeleiding het beste aansluit bij de beperking van betrokkene.
5.8.
De rechtbank heeft van betrokkene begrepen dat zij zich zorgen maakt om haar spullen. Zoals bij de mondelinge behandeling uitvoerig is besproken, wordt bezien of betrokkene haar spullen op de woongroep op kan halen. De gedragsdeskundige heeft toegezegd zich hiervoor in te zetten. Of er ook een mogelijkheid bestaat dat betrokkene haar spullen kan ophalen bij de woning van haar moeder dient te worden onderzocht. Hoewel de rechtbank hierin niets voor betrokkene kan betekenen, kan zij wel in deze beschikking opnemen dat zij verwacht dat eenieder zich daar maximaal voor in zal spannen.
5.9.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling voor
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1981 in [geboorteplaats] ;
6.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 6 januari 2025.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 25 november 2024 door mr. Benjaddi, rechter, in aanwezigheid van mr. Vos als griffier en op schrift gesteld op 9 december 2024.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.