Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het inrijden tegen de verplichte rijrichting op een eenrichtingsweg in Middelburg op 12 november 2022. Betrokkene heeft tegen de boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 15 november 2024 heeft betrokkene aangevoerd dat hij het verkeersbord C4, dat de eenrichtingsweg aangaf, niet goed heeft kunnen zien. Hij stelde dat hij vanuit zijn woning kwam en het bord alleen van de zijkant kon zien. Betrokkene gaf aan dat hij geen informatie had ontvangen van de gemeente over de tijdelijke verkeerssituatie, omdat hij net terug was uit het buitenland. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. Z. Fluitsma, heeft het verzoek gedaan om het beroep gegrond te verklaren, stellende dat de gedraging niet met zekerheid kon worden vastgesteld.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat de gedraging heeft plaatsgevonden. Gezien de toelichting van betrokkene was het niet mogelijk om met zekerheid vast te stellen dat hij de verkeersregel heeft overtreden. Daarom heeft de kantonrechter het beroep gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie vernietigd en bepaald dat het bedrag van € 159,00 dat betrokkene als zekerheid heeft betaald, door de officier van justitie moet worden terugbetaald. Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken.