Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene] B.V.
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 437,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. Betrokkene, vertegenwoordigd door mr. M. Lagas, had een administratieve sanctie ontvangen voor het parkeren op een parkeerplaats voor vergunninghouders zonder geldige vergunning. Betrokkene stelde dat hij in het bezit was van een digitale vergunning die geldig was op de datum van de vermeende overtreding, 24 december 2022. De officier van justitie had het beroep van betrokkene ongegrond verklaard, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting werd door de gemachtigde van betrokkene aangevoerd dat de gedraging niet had plaatsgevonden, omdat de vergunning duidelijk zichtbaar in de auto aanwezig was. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie verzocht om het beroep gegrond te verklaren, omdat er onduidelijkheid bestond over de geldigheid van digitale vergunningen. De kantonrechter oordeelde dat niet was komen vast te staan dat de gedraging had plaatsgevonden, mede omdat de gemeente geen duidelijkheid had gegeven over de digitale vergunningen. Hierdoor kreeg betrokkene het voordeel van de twijfel.
De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie en de opgelegde boete, en droeg de officier van justitie op het betaalde bedrag van € 109,00 aan betrokkene terug te betalen. Tevens werd een proceskostenvergoeding van € 1.187,00 toegekend aan betrokkene. Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken op 15 november 2024. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.