Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 17 km per uur te hard op een weg buiten de bebouwde kom te Oosterland op 20 november 2022. Betrokkene heeft beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zitting vond plaats op 15 november 2024, waarbij de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. Z. Fluitsma. Betrokkene was niet aanwezig. De zittingsvertegenwoordiger verzocht om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, omdat het te laat was ingediend. De kantonrechter overwoog dat de termijn voor het indienen van beroep op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zes weken bedraagt, en dat deze termijn op 17 augustus 2023 eindigde. Het beroepschrift was echter pas op 24 augustus 2023 ontvangen, wat te laat was.
De kantonrechter merkte op dat artikel 6:11 van de Awb bepaalt dat een te laat ingesteld beroep toch ontvankelijk kan zijn als het de betrokkene niet kan worden toegerekend. Betrokkene was echter niet verschenen en had geen geldige reden aangevoerd voor de te late indiening. De kantonrechter concludeerde dat betrokkene niet aannemelijk had gemaakt dat er bijzondere omstandigheden waren die het te laat indienen van het beroep rechtvaardigden. Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard, en werd er niet ingegaan op de vraag of de boete terecht was opgelegd.