Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een boete ontvangen voor het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats zonder een geldige gehandicaptenparkeerkaart. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. De kantonrechter heeft de zaak behandeld op de zitting van 15 november 2024, waarbij de zittingsvertegenwoordiger, mr. Z. Fluitsma, aanwezig was, maar betrokkene zelf niet.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat het beroep te laat was ingediend. Volgens artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geldt er een termijn van zes weken voor het indienen van beroep, die in dit geval eindigde op 27 februari 2023. Het beroepschrift was echter pas op 8 maart 2023 ontvangen, wat te laat was. Betrokkene voerde aan dat een technische storing van DigiD de reden was voor de late indiening, maar de kantonrechter oordeelde dat betrokkene niet aannemelijk had gemaakt dat er bijzondere omstandigheden waren die de late indiening rechtvaardigden.
Daarom heeft de kantonrechter het beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat er geen beoordeling heeft plaatsgevonden over de rechtmatigheid van de opgelegde boete. De uitspraak is openbaar gedaan en betrokkene is geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.