In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 december 2024, is er een verzoek gedaan door de man om gezamenlijk gezag over de minderjarige [minderjarige] en een regeling voor de verdeling van zorg- en opvoedingstaken. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen, de vrouw en de man, overeenstemming hebben bereikt over het gezamenlijk gezag en dat de benodigde formulieren zijn ondertekend. De rechtbank heeft het verzoek van de man om gezamenlijk gezag afgewezen, omdat er geen belang meer was bij een beoordeling van dit verzoek.
De rechtbank heeft zich vervolgens gericht op de contactregeling tussen de man en [minderjarige]. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een voorlopige contactregeling is overeengekomen, waarbij de man en [minderjarige] wekelijks op dinsdag van 15.00 uur tot 18.00 uur en op zondag van 14.00 uur tot 20.00 uur contact met elkaar hebben. De man haalt [minderjarige] op bij de oma (moederszijde) en brengt haar daar ook weer terug. De rechtbank heeft benadrukt dat deze regeling onder regie van de gecertificeerde instelling (GI) zal plaatsvinden, en dat de voorlopige regeling als uitgangspunt dient voor verdere afspraken.
De rechtbank heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, gezien hun relatie en de bereikte overeenstemming. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de regeling onmiddellijk kan ingaan, ondanks een eventueel hoger beroep. De rechtbank heeft de overige verzoeken van de man afgewezen, omdat deze niet meer relevant waren na de overeenstemming over het gezag.