ECLI:NL:RBZWB:2024:8523

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
11350872 \ CV EXPL 24-5150
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst wegens huurachterstand en ontruiming van de woning

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 december 2024 uitspraak gedaan in een bodemprocedure tussen Stichting Casade en de bewindvoerder van een huurder. De zaak betreft de ontbinding van een huurovereenkomst tussen Casade, de verhuurder, en de huurder, die in een financieel onzekere positie verkeert. De huurovereenkomst wordt ontbonden vanwege een huurachterstand van € 1.294,71, die is ontstaan door omstandigheden in de privésfeer van de huurder. Ondanks dat de huurder in afwachting is van een opname in een zorgsetting, heeft de kantonrechter geoordeeld dat de huurachterstand en de onzekerheid over de financiële situatie van de huurder de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigen. De kantonrechter heeft de bewindvoerder q.q. veroordeeld om de woning te ontruimen en de huurachterstand te betalen, met rente en kosten. Tevens is de bewindvoerder veroordeeld in de proceskosten van Casade, die in totaal € 1.021,42 bedragen. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van rente en incassokosten afgewezen, omdat de bedingen in de huurovereenkomst als oneerlijk zijn beoordeeld. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de belangen van zowel de verhuurder als de huurder in situaties van huurachterstand.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 11350872 \ CV EXPL 24-5150
Vonnis van 11 december 2024
in de zaak van
STICHTING CASADE(hierna: Casade),
te Kaatsheuvel,
eisende partij,
gemachtigde: Zuyd Gerechtsdeurwaarders B.V.,
tegen
[bewindvoerder](hierna: de bewindvoerder)
, in haar hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van [huurder](hierna:
[huurder] ),
te [plaats] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De zaak in het kort

In deze zaak gaat het om de vraag of de huurovereenkomst tussen Casade als verhuurder en mevrouw [huurder] als huurder, moet worden ontbonden en de woning moet worden ontruimd vanwege een huurachterstand. De kantonrechter vindt van wel en legt dat hierna uit.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 30 oktober 2024 met de daarin genoemde stukken;
- het overzicht huurachterstand per 18 november 2024 van Casade;
- het overzicht huurachterstand per 28 november 2024 van Casade;
- de mondelinge behandeling van 29 november 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Tussen partijen staat het volgende vast:
- [huurder] huurt met ingang van 7 juni 2022 een woning aan de [adres] in [plaats] van Casade, tegen een huurprijs van € 460,22 per maand (ten tijde van dagvaarding), bij vooruitbetaling te voldoen;
- er is een huurachterstand ontstaan, die ten tijde van dagvaarden € 1.904,93 bedroeg. Na enkele betalingen bedraagt de huurachterstand op de datum van de mondelinge behandeling nog € 1.294,71;
- Casade heeft [huurder] op 26 september 2024 aangemeld bij Vroegsignalering van de gemeente, waarna de gemeente heeft bericht dat zij de melding heeft gesloten in verband met het meerderjarigenbewind over het vermogen van [huurder] en omdat de gemeente geen contact heeft kunnen leggen met [huurder] ;
- Casade heeft op 6 augustus 2022 een aanmaning verstuurd naar [huurder] ;
- [huurder] is voor haar inkomen afhankelijk van een bijstandsuitkering, die eerder gestopt is geweest, omdat [huurder] samenwoonde met haar (ex)partner;
- [huurder] is vanwege omstandigheden in de privésfeer in afwachting van een opname in een 24 uurs-zorgsetting.

4.Het geschil

4.1.
Casade vordert de huurovereenkomst met [huurder] te ontbinden en de bewindvoerder q.q. te veroordelen om de woning te ontruimen en de huurachterstand te betalen, met rente en kosten. Casade vordert ook dat de bewindvoerder q.q. in de proceskosten wordt veroordeeld. Casade voert aan dat [huurder] een kwetsbare jonge vrouw is, over wie er grote zorgen zijn. Er is sprake van een huurachterstand. Hoewel er nu weer sprake is van een inkomen, betwijfelt Casade of [huurder] in staat is om alle problemen op te lossen. Casade wil dan ook een vonnis als stok achter de deur; zij heeft niet de intentie om daadwerkelijk tot ontruiming over te gaan als [huurder] blijft betalen en er hulpverlening wordt ingeschakeld. Met een vonnis kan Casade ook andere ketenpartners manen de hulpverlening op te starten.
4.2.
De bewindvoerder licht uitgebreid de omstandigheden toe als gevolg waarvan de huurachterstand is ontstaan. Het ziet ernaar uit dat [huurder] te zijner tijd voor langere tijd in een moeder-kindhuis kan gaan wonen. Als dat gebeurt, zal de huurovereenkomst worden opgezegd. Het is echter onduidelijk of en wanneer een en ander zal plaatsvinden. Op dit moment kan er worden afgelost op de achterstand en kan de lopende huur worden betaald. De bewindvoerder kan niet garanderen dat dat zo blijft. Ook de bewindvoerder vraagt vonnis.

5.De beoordeling

Achterstallige huur, ontbinding en ontruiming.
5.1.
Nu Casade en de bewindvoerder het erover eens zijn dat er nog een bedrag aan huur tot en met november 2024 open staat, zal de bewindvoerder q.q. worden veroordeeld tot betaling ervan, zijnde een bedrag van € 1.294,71.
5.2.
Op grond van artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
5.3.
De kantonrechter overweegt dat er ten tijde van dagvaarden sprake was van een huurachterstand van meer dan drie maanden. Hoewel er na dagvaarding nog diverse betalingen zijn verricht, is nog steeds sprake van een achterstand. Ondanks dat de kantonrechter begrip heeft voor de privéomstandigheden van [huurder] , is, gelet op die achterstand en de grote onzekerheid met betrekking tot de financiële situatie, de gevorderde ontbinding van de tussen partijen bestaande huurovereenkomst en de ontruiming van de woning gerechtvaardigd. Dit betekent dat de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woonruimte zal worden toegewezen.
5.4.
Ook de daarmee samenhangende vordering tot betaling van een vergoeding voor de periode na ontbinding van de huurovereenkomst tot de datum waarop huurder de woning heeft verlaten, zal worden toegewezen.
Rente en incassokosten
5.5.
Een partij kan ervoor kiezen om bij het vorderen van rente en/of buitengerechtelijke incassokosten geen beroep te doen op een contractueel beding over deze rente en/of kosten, maar op een wettelijke bepaling. Ook dan moet de kantonrechter ambtshalve (uit zichzelf, ook als de gedaagde partij daar niet om vraagt) beoordelen of het beding oneerlijk is jegens de consument in de zin van artikel 3 van richtlijn 93/13 [1] . Dit artikel is in het Nederlandse recht tot uitdrukking gebracht in artikel 6:233 onder a BW, waarin kort gezegd is bepaald dat een beding dat onredelijk bezwarend is ten opzichte van de consument, vernietigbaar is. Als een beding is vernietigd omdat het onredelijk bezwarend is, kan de handelaar ook geen aanspraak maken op de wettelijke vergoeding die zonder dat beding van toepassing zou zijn geweest [2] .
5.6.
Artikel 14.2 van de toepasselijke voorwaarden luidt (voor zover van toepassing):

Indien één van de partijen uit hoofde van de overeenkomst of uit andere hoofde overeengekomen verschuldigd bedrag niet volledig en stipt op de vervaldag heeft voldaan, verkeert deze partij direct vanaf de vervaldag in verzuim en is deze partij vanaf die dag de wettelijke rente verschuldigd.
Daarnaast is de partij die in verzuim verkeert en die een natuurlijk persoon is, niet handelend in de uitvoering van beroep of bedrijf, een vergoeding verschuldigd voor de redelijke incassokosten, zulks met inachtneming van artikel 6:96 leden 2 tot en met 6 van het Burgerlijk Wetboek. De hoogte van de verschuldigde incassokosten wordt berekend in overeenstemming met artikel 2 van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, waarbij tenminste het aldaar opgenomen minimumbedrag van € 40,-- verschuldigd zal zijn.(…)”.
Verder luidt artikel 15.1 van diezelfde voorwaarden (voor zover van toepassing):
“Huurder is verplicht ten behoeve van Casade een onmiddellijk opeisbare boete van € 35,- per kalenderdag te betalen, indien hij enige bepaling uit deze huurovereenkomst overtreedt, onverminderd zijn verplichting om alsnog in overeenstemming met deze overeenkomst te handelen en onverminderd de overige rechten van Casade op schadevergoeding.(…)”.
5.7.
Op het verzoek van de kantonrechter aan Casade om zich uit te laten over het voorshandse oordeel dat de rente- en incassokostenbedingen in samenhang met het boetebeding, onredelijk bezwarend zijn, antwoordt Casade dat zij daarvan op de hoogte is en dat vernietiging van de betreffende bedingen prima is.
5.8.
De kantonrechter overweegt dat de rente- en incassokostenbedingen in artikel 14.2 van de voorwaarden in overeenstemming zijn met de regeling van artikel 6:119, artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Op zichzelf zijn dit dan ook geen oneerlijke bedingen. In combinatie echter met het boetebeding, zijn de bedingen wel oneerlijk. De combinatie van de bedingen zou immers tot gevolg kunnen hebben dat de consument-huurder belast wordt met hogere kosten dan wettelijk is toegestaan. Dit betekent dat de rente- in incassokostenbedingen in artikel 14.2 zullen worden vernietigd.
5.9.
Als een beding is vernietigd omdat het oneerlijk is, kan ook geen aanspraak worden gemaakt op de wettelijke vergoeding die zonder dat beding van toepassing zou zijn geweest [3] . Dit betekent dat de gevorderde wettelijke rente en de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten zullen worden afgewezen.
5.10.
Casade heeft toegezegd niet tot ontruiming over te gaan als [huurder] c.q. de bewindvoerder q.q. zich aan de nog vast te leggen voorwaarden houden. De kantonrechter gaat er vanuit dat Casade zich aan deze toezegging zal houden.
5.11.
De bewindvoerder q.q. is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Casade worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
139,42
- griffierecht
372,00
- salaris gemachtigde
408,00
(2 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.021,42

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
ontbindt met ingang van de dag na heden de huurovereenkomst tussen Casade en [huurder] ;
6.2.
veroordeelt de bewindvoerder q.q. om binnen twee weken na betekening van dit vonnis de woning inclusief bijbehorende berging aan de [adres] te [plaats] , geheel te ontruimen en met al de haren en het hare te verlaten en de sleutels ter beschikking te stellen aan Casade;
6.3.
veroordeelt de bewindvoerder q.q. om aan Casade te betalen:
  • een bedrag van € 1.294,71 aan huur tot en met november 2024;
  • een bedrag van € 460,22 aan huur per maand vanaf 1 december 2024 tot de datum van ontbinding van de huurovereenkomst;
  • een bedrag van € 460,22 aan gebruiksvergoeding voor iedere maand of gedeelte daarvan dat de huurder het gehuurde na de ontbinding van de huurovereenkomst feitelijk in gebruik houdt;
6.4.
veroordeelt de bewindvoerder q.q. in de proceskosten van € 1.021,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als de bewindvoerder q.q. niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.5.
verklaart de hiervoor uitgesproken veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ebben en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2024.

Voetnoten

1.Richtlijn 93/13 EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten.
2.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 27 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:68.
3.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 27 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:68.