ECLI:NL:RBZWB:2024:8522

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
02-110492-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van opzettelijk aanwezig hebben en bewerken van cocaïne en MDMA

Op 13 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en MDMA, alsook van het bewerken en verwerken van deze verdovende middelen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 29 november 2024, waarbij de officier van justitie, mr. K.M. Simpelaar, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging betrof twee feiten die zich op 14 januari 2022 in Breda zouden hebben afgespeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht, waarbij op 14 januari 2022 een sterke acetonlucht werd waargenomen in een appartementencomplex. De politie en brandweer hebben het appartement betreden, waar verschillende goederen en chemicaliën werden aangetroffen die typisch zijn voor de bewerking van cocaïne. De officier van justitie stelde dat de verdachte een van de mannen was die uit het appartement wegrenden, maar de verdediging betwistte dit en pleitte voor vrijspraak.

Na beoordeling van het bewijs kwam de rechtbank tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om wettig en overtuigend aan te tonen dat de verdachte op de tenlastegelegde data opzettelijk cocaïne en MDMA aanwezig had of deze had bewerkt. De rechtbank sprak de verdachte vrij van beide feiten, omdat er geen bewijs was dat de verdachte wist van de aanwezigheid van de cocaïne en MDMA, noch dat hij betrokken was bij de bewerking ervan. De rechtbank benadrukte dat de aangetroffen goederen niet voldoende bewijs boden voor de beschuldigingen en dat de verdachte niet kon worden veroordeeld op basis van de beschikbare informatie.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-110492-22
vonnis van de meervoudige kamer van 13 december 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [datum] 2001 te [plaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. A.A. Nunnikhoven, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 november 2024 waarbij de officier van justitie mr. K.M. Simpelaar en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I van dit vonnis opgenomen. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1: op 14 januari 2022 in Breda, al dan niet met anderen, opzettelijk ruim drie kilo cocaïne en 40 pillen met MDMA aanwezig heeft gehad;
feit 2: op 14 januari 2022 in Breda, al dan niet met anderen, opzettelijk cocaïne en MDMA heeft bewerkt en/of verwerkt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie kunnen beide feiten wettig en overtuigend bewezen worden. Zij baseert zich daarbij op datgene wat is aangetroffen in het appartement, waaruit verdachte en een andere man op 14 januari 2022 zijn weggerend.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor beide feiten. Allereerst kan niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte een van de twee mannen is die op 14 januari 2022 zijn weggerend uit het appartement waar het een en ander is aangetroffen. Maar zelfs als verdachte op dat moment aanwezig is geweest, blijkt niet dat hij een rol heeft gehad bij het vervaardigen en het aanwezig hebben van verdovende middelen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 en 2
De rechtbank zal op basis van het dossier en het besprokene op de zitting eerst de relevante feiten en omstandigheden vaststellen.
De feiten en omstandigheden
Op vrijdag 14 januari 2022 omstreeks 22.54 werd bij het Operationeel Commandocentrum melding gemaakt dat er een acetonlucht werd waargenomen op de locatie [adres] . Omstreeks 23.35 uur kwam een politie eenheid ter plaatse bij dat adres [adres] . De brandweer was al ter plaatse. De betreffende woning is gelegen in een appartementencomplex. In het complex werd een zeer sterke acetongeur waargenomen.
Van de bevelvoerder van de brandweer kregen de politieambtenaren te horen dat er door hen was aangeklopt bij appartement 5, waarna de deur werd geopend door een jongeman. Deze jongeman gaf aan dat er niemand naar binnen mocht en sloot de deur vervolgens weer. Kort hierna werd de deur weer geopend en kwam dezelfde jongeman met een andere jongeman naar buiten en zij sloten de deur achter zich. De brandweer verzocht de jongemannen te blijven staan, maar zij renden vervolgens weg.
Samen met de brandweer heeft de politie de woning betreden. Op zaterdag 15 januari 2022 omstreeks 13.00 uur hebben politie experts van de Landelijke Faciliteit Ontmanteling een onderzoek ingesteld in het appartement gelegen aan de [adres] . Hun voor het oordeel van de rechtbank belangrijkste bevindingen worden hierna weergegeven.
In een vanuit de hal toegankelijke bergkast werd door hen onder andere aangetroffen;
  • de versnijdingsmiddelen tetramisole en procaïne;
  • een Action boodschappentas met daarin een Albert Heijn plastic tas met daarin drie
rechthoekige gesealde blokken vermoedelijk cocaïne (totaalgewicht 3202 gram bruto);
- een vervuilde grinder.
Uit onderzoek door het NFI is gebleken dat de drie blokken in de gangkast inderdaad cocaïne (cocaïne HCI) betroffen.
In de slaapkamer grenzend aan de woonkamer werd onder andere aangetroffen:
  • het versnijdingsmiddel tetramisole;
  • blenders met bijbehorende vervuilde blenderbekers;
  • aceton;
  • latex handschoentjes.
Uit de situatie aangetroffen in deze ruimte bleek de LFO-medewerkers dat deze ruimte zeer waarschijnlijk gebruikt werd voor onder andere de bewerking van tetramisole met behulp van aceton.
Hun uiteindelijke interpretatie is dat de aangetroffen goederen en chemicaliën op de locatie [adres] typische goederen en chemicaliën zijn welke aangetroffen worden op locaties waar drugs vervaardigd of bewerkt worden, vooral de bewerking van cocaïne met behulp van aceton, tetramisole en procaïne. Gezien de analyseresultaten werd tetramisole en procaïne met behulp van aceton bewerkt. De bewerkte tetramisole en procaïne waren zeer waarschijnlijk bedoeld om de aangetroffen cocaïne mee te versnijden.
Feit 1
Dat op 14 januari 2022 in een gangkast van het appartement ruim drie kilo cocaïne aanwezig was, kan wettig en overtuigend bewezen worden. Naar het oordeel van de rechtbank kan ook wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte een van de twee mannen was die wegrenden uit het appartement toen de brandweer daar die dag naar binnen wilde. Daarvoor is met name het volgende van belang.
Anders dan de verdediging ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de identificatie van verdachte als de wegrennende man die uiteindelijk bij [parking] is opgehaald door een auto. De door [verbalisant] in proces-verbaal nummer 76 bevonden gelijkenis van het gezicht van verdachte met die wegrennende man ziet de rechtbank ook. De door [verbalisant] in proces-verbaal nummer 115 bevonden specifieke gelijkenis van bij verdachte in beslag genomen kleding met de kleding van die wegrennende man ziet de rechtbank eveneens. De door de raadsman benoemde verschillen bij de onderkant van de broekspijp en bij de onderste band en lengte van de jas ziet de rechtbank niet. Bij de onderkant van de broekspijp ziet de rechtbank wel degelijk een stukje ‘manchet’ waar geen Adidasstrepen op zitten.
Voor het opzettelijk aanwezig hebben van de ruim drie kilo cocaïne op 14 januari 2022 is echter nodig dat verdachte wist van de aanwezigheid daarvan en dat hij daarover kon beschikken. Daarvoor is onvoldoende dat verdachte die dag enige tijd in het appartement aanwezig is geweest. De blokken cocaïne lagen namelijk niet in het zicht, maar in een tas in een gangkast. Andere bewijsmiddelen waaruit geconcludeerd kan worden dat verdachte er wel van wist of moest weten én ook over de cocaïne kon beschikken, bevat het dossier niet.
Hetzelfde geldt voor de 40 pillen die in een bakje op het balkon van het appartement zijn aantroffen. Daarvan is echter ook nog eens alleen een voorlopige test beschikbaar. Dat is onvoldoende om wettig en overtuigend te kunnen bewijzen dat die pillen MDMA bevatten zoals ten laste is gelegd. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van feit 1.
Feit 2
De rechtbank zal verdachte ook vrijspreken van feit 2. Gelet op de resultaten van het LFO-onderzoek kan naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen worden dat op 14 januari 2022 in het appartement aan [adres] daadwerkelijk cocaïne werd versneden met behulp van bewerkte tetramisole en procaïne. Dat blijkt ook overigens niet uit het dossier. De gemelde en door de politie waargenomen sterke acetonlucht past bij het door de LFO-medewerkers benoemde bewerken van tetramisole en procaïne met behulp van aceton tot een versnijdingsmiddel. Dat is echter een voorbereidingshandeling voor het ten laste gelegde bewerken of verwerken van cocaïne. Het (mede)plegen van voorbereidingshandelingen op 14 januari 2022 is verdachte niet ten laste gelegd. Voor het bewerken en/of verwerken van MDMA bevat het dossier geen enkel aanknopingspunt.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de ten laste gelegde feiten.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.I. Beudeker, voorzitter, mr. R.J.H. de Brouwer en
mr. J.M.J.C. Paijmans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Andraws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 13 december 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 14 januari 2022 te Breda tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3.241 gram, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine en/of ongeveer 40 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaine en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art. 10 lid 3 Opiumwet, art. 2 ahf/ond C Opiumwet, art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 14 januari 2022 te Breda tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of vervaardigd een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) cocaine en/of MDMA, zijnde cocaine en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van art 3a van die wet;
(art. 10 lid 4 Opiumwet, art. 2 ahf/ond D Opiumwet, art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)