ECLI:NL:RBZWB:2024:8520

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
02-012649-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijke aanwezigheid van cocaïne en voorbereidingshandelingen voor het bewerken van cocaïne

In deze strafzaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 december 2024 uitspraak gedaan tegen een verdachte die samen met anderen opzettelijk 3.241 gram cocaïne aanwezig heeft gehad en gedurende een half jaar voorbereidingshandelingen heeft verricht voor het bewerken van cocaïne. De verdachte had een aansturende rol in deze activiteiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 14 januari 2022 in een appartement in Breda, waar hij ingeschreven stond, betrokken was bij de productie en bewerking van cocaïne. De politie kwam het appartement binnen na meldingen van stankoverlast en vond daar diverse goederen en chemicaliën die typisch zijn voor de productie van drugs. De verdachte heeft ontkend betrokken te zijn geweest, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was dat hij wel degelijk betrokken was bij de drugshandel. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 18 maanden geëist, wat de rechtbank heeft opgelegd, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft ook de voorlopige hechtenis opgeheven, omdat er geen gronden meer waren voor detentie. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-012649-22
vonnis van de meervoudige kamer van 13 december 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. A.S. van der Biezen, advocaat te ’s-Hertogenbosch.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 november 2024, gelijktijdig maar niet gevoegd met de zaak tegen medeverdachten [medeverdachte 1] (02-136369-22) en [medeverdachte 2] (02-110492-22). Op de zitting hebben de officier van justitie mr. K.M. Simpelaar en de verdediging hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering en is als bijlage I van dit vonnis opgenomen. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1: op14 januari 2022 samen met anderen 3.241 gram cocaïne en 40 pillen bevattende MDMA opzettelijk aanwezig heeft gehad;
feit 2:in de periode van 24 juli 2021 tot en met 14 januari 2022 samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft verricht voor het bewerken van cocaïne.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de tenlastegelegde feiten bewezen. Op de zitting heeft de officier van justitie de volgens haar redengevende bewijsmiddelen naar voren gebracht.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van de tenlastegelegde feiten, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte wetenschap had van en beschikkingsmacht had over de aangetroffen drugs en goederen in het appartement aan de [adres] .
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II van dit vonnis opgenomen.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1 en 2
Op basis van de bewijsmiddelen zal de rechtbank hierna eerst de relevante feiten en omstandigheden vaststellen.
De feiten en omstandigheden
Op 14 januari 2022 is de politie naar de [adres] gegaan in verband met een melding over stankoverlast. Ter plaatse was de brandweer aanwezig en die gaf aan dat er een zeer sterke acetongeur in het appartementencomplex hing die afkomstig was van [huisnummer 1] . De acetongeur was al vaker waargenomen door omwonenden. Volgens [getuige] , de bewoner van [huisnummer 2] , was de geur er al een half jaar en was die met name in de avonden en in het weekend te ruiken. De brandweer heeft bij [huisnummer 1] aangeklopt, waarna de deur werd geopend door een jongeman, die aangaf dat niemand naar binnen mocht. Hierop werd de deur gesloten. Kort hierna ging de deur weer open en kwam dezelfde jongeman met een andere jongeman naar buiten. Zij deden de deur achter zich dicht en renden weg. Daarop heeft de politie het appartement doorzocht.
Uit onderzoek door politie, de Landelijke Faciliteit Ontmantelen (hierna: LFO) en het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) blijkt dat in het appartement (onder meer) het volgende is aangetroffen:
  • 3.241 gram cocaïne;
  • de versnijdingsmiddelen tetramisole, procaïne en inositol;
  • boormachines met borstels, centrifuges, emmers, blenders en weegschalen met alle daarop en/of daarin residu van wit poeder;
  • flessen ammonia en jerrycans gevuld met vloeistof met de sterke geur van aceton;
  • een schildersdoek met daarop wit poeder;
  • acht telefoons;
  • een notitieboekje en
  • geldbedragen.
De LFO heeft geconcludeerd dat de aangetroffen goederen en chemicaliën typische goederen en chemicaliën zijn die worden aangetroffen op een locatie waar drugs worden vervaardigd of bewerkt, vooral de bewerking van cocaïne met behulp van aceton, tetramisole en procaïne. Detetramisole en procaïne werd bewerkt met behulp van aceton. De bewerkte tetramisole en procaïne was vervolgens zeer waarschijnlijk bedoeld om cocaïne mee te bewerken.
Voorlopige conclusie
Gelet op het voorgaande staat voor de rechtbank vast dat op 14 januari 2022 in het appartement 3.241 gram cocaïne lag en dat daar die dag en de maanden daarvoor in ieder gevalvoorbereidingshandelingen werden verricht voor het bewerken van cocaïne. De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of het verdachte is geweest die zich als (mede)pleger schuldig heeft gemaakt aan deze strafbare feiten.
Relatie verdachte tot de [adres]
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet wettig en overtuigend wezen worden dat verdachte een van de twee wegrennende jongemannen is geweest. Daarvoor zijn onvoldoende aanknopingspunten. Verdachte stond echter wel sinds 10 april 2021 ingeschreven op het adres van het appartement en [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) sinds 7 april 2021. [medeverdachte 1] was de huurder van het appartement.
Op het moment van binnentreden in het appartement was er niemand meer aanwezig. Wel maakte het appartement een bewoonde indruk. Zo stond in de keuken een gevulde koelkast, zat de vuilnisbak vol met afval en was de woonkamer ingericht. Onder andere in de kast op de aan de woonkamer grenzende slaapkamer lagen kledingstukken en er lagen verzorgingsproducten in de badkamer.
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat de [adres] slechts zijn postadres was. Deze verklaring schuift de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde om meerdere redenen.
Een neef van verdachte heeft op 15 januari 2022 bij de politie verklaard dat hij een week daarvoor nog bij verdachte op bezoek was geweest op de [adres] en daar vaker bij zijn neef kwam. Daarnaast blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte een Peugeot op zijn naam had staan. Deze Peugeot stond op 14 januari 2022, de dag dat de politie onderzoek heeft verricht in het appartement, vanaf 10:00 uur op het parkeerterrein van [winkel] , dat is gelegen in de buurt van het appartement. Bovendien is er op het tv meubel in de woonkamer van het appartement een iPhone 7 aangetroffen. De rechtbank concludeert dat verdachte de gebruiker is geweest van deze iPhone met als [gebruikersnaam ] . Op deze telefoon is namelijk een bericht gevonden, waarin ‘ [gebruikersnaam ] ’ aangeeft dat hij in het centrum staat ingeschreven als bijwoner, niet als huurder, en dat hij een Peugeot op zijn naam heeft staan. Een paar uur daarvoor schrijft ‘ [gebruikersnaam ] ’ dat hij in het centrum spul in een kast heeft en daar ook zelf slaapt. De [adres] ligt in het centrum, verdachte was bijwoner en geen huurder en had een Peugeot op zijn naam staan. Uit het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte dit adres niet alleen als postadres gebruikte, maar ook echt in het appartement kwam en verbleef.
Op de iPhone 7 van verdachte staan berichten, daterend vanaf 24 juli 2021, die - kort samengevat - gaan over het handelen in en het bewerken van cocaïne. Verdachte heeft daarbij een aansturende rol. Die berichten op de telefoon van verdachte sluiten aan bij wat er ook in het appartement is aangetroffen: ruim drie kilo cocaïne in een kast en goederen en stoffen bestemd voor (het voorbereiden van) het bewerken van cocaïne.
Vervolgens is van belang dat in de ‘ [gebruikersnaam ] ’telefoon van verdachte en twee andere ‘drugstelefoons’ op het tv meubel in de woonkamer het telefoonnummer van [medeverdachte 1] als contact is gevonden met daarbij de ’ [letter] ’, zoals de eerste letter van de voornaam van [medeverdachte 1] . In de ‘ [gebruikersnaam ] ’telefoon van verdachte staat een notitie van contact ‘ [letter] ’, die over geld en partijen drugs gaat. Bovendien heeft [getuige] , bewoner van [huisnummer 2] , [medeverdachte 1] herkend als een van de daadwerkelijke bewoners van het appartement op [huisnummer 1] .
Conclusie
Feit 1 en 2
Gelet op het voorgaande in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 14 januari 2022 samen en in vereniging met in ieder geval [medeverdachte 1] ruim drie kilo cocaïne aanwezig heeft gehad. De rechtbank acht ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 24 juli 2021 tot en met 14 januari 2022 samen en in vereniging met in ieder geval [medeverdachte 1] goederen en stoffen voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat die bestemd waren voor (het voorbereiden van) het bewerken van cocaïne. Hiermee heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor het bewerken van cocaïne.
In een bakje op het balkon van het appartement zijn ook 40 pillen aangetroffen. Deze pillen zijn echter alleen indicatief getest. Dat is onvoldoende om wettig en overtuigend te kunnen bewijzen dat de pillen MDMA bevatten, zoals ten laste is gelegd. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging onder feit 1.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 14 januari 2022 te Breda tezamen en in vereniging met een of meer anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3.241 gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
in de periode van 24 juli 2021 tot en met 14 januari 2022 te Breda tezamen en in vereniging met een of meer anderen, om een feit bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bewerken van hoeveelheden cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1, voor te bereiden
- hoeveelheden chemicaliën en versnijdingsmiddel en
- blenders en mixers en weegschalen en jerrycans en centrifuges en verpakkingsmateriaal heeft geregeld/aangeschaft/voorhanden heeft gehad, en
- via chats overleg gehad over het bestellen en/of brengen naar en/of afhalen van diverse (grote) hoeveelheden chemicaliën voor de bewerking van cocaïne, waarvan verdachte en verdachtes mededader(s) wist(en) dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt bij veroordeling rekening te houden met het tijdsverloop in deze zaak. Daarnaast is verdachte depressief geweest, maar heeft hij zijn leven nu opgebouwd en hij heeft geen strafblad. De oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf of een taakstraf is passend.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft samen met een of meer anderen opzettelijk ruim drie kilo cocaïne aanwezig gehad en een half jaar lang voorbereidingshandelingen verricht voor het bewerken van cocaïne. Het is algemeen bekend dat harddrugs, mede vanwege de zeer verslavende werking ervan, schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Door de verspreiding van drugs en het gebruik ervan wordt niet alleen de volksgezondheid ernstig bedreigd, maar de ervaring leert ook dat dit in veel gevallen gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit. Bovendien gaat er van de georganiseerde drugshandel in toenemende mate een ondermijnend effect uit. Het voorgaande is ook de reden dat er op het plegen van drugsfeiten strenge straffen staan.
De rechtbank neemt als strafverzwarende omstandigheid mee dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor de bewezenverklaarde feiten. Hij is tegen beter weten in blijven verklaren dat hij van niets weet. Daarnaast is verdachte al een keer veroordeeld voor een drugsfeit tot een taakstraf, maar heeft hij daar blijkbaar niet van geleerd. De rechtbank weegt in strafverminderende zin mee dat verdachte na deze feiten geen politie- en/of justitiecontacten heeft gehad en dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf rekening met de LOVS-oriëntatiepunten. Het oriëntatiepunt voor het opzettelijk aanwezig hebben van 3.000 tot 4.000 gram cocaïne is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden. Verdachte heeft echter ook nog een half jaar lang voorbereidingshandelingen verricht voor het bewerken van cocaïne. Daarbij houdt de rechtbank rekening met de rol van verdachte. Uit de berichten op de telefoon van verdachte blijkt dat hij bij de voorbereidingshandelingen voor het bewerken van cocaïne een aansturende rol heeft gehad. Gelet op deze grotere rol zal de rechtbank aan hem een hogere straf opleggen dan aan [medeverdachte 1] .
Alles afwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden. De rechtbank zal dus aan verdachte een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden opleggen, met aftrek van het voorarrest.
De rechtbank heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op nu er geen gronden meer aanwezig zijn. De bewezenverklaarde feiten zijn namelijk een tijd geleden gepleegd en verdachte heeft sindsdien geen politie- en justitiecontacten meer gehad.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder
C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2:medeplegen van het voorbereiden van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde
lid van artikel 10 van de Opiumwet, door voorwerpen en stoffen voorhanden
te hebben waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit,
meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 18 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.I. Beudeker, voorzitter, mr. R.J.H. de Brouwer en
mr. J.M.J.C. Paijmans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Andraws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 13 december 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 14 januari 2022 te Breda tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3.241 gram, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine en/of ongeveer 40 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaine en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art. 10 lid 3 Opiumwet, art. 2 ahf/ond C Opiumwet, art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24juli 2021 tot en met 14 januari 2022, in elk geval op of omstreeks 14januari 2022 te Breda, althans in Nederland. tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumvet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1, en/of zijnde een ander middel zoals genoemd in lijst I van de Opiumwet voor te bereiden en/of te bevorderen,
- hoeveelheden chemicaliën en/of versnijdingsmiddel en/of
- ( een) blender(s) en/of mixer( s) en/of weegscha( a)l(en) en/of jerrycan(s) en/of centrifuge(s) en/of verpakkingsmateria(a)l(en) heeft geregeld/aangeschaft/ voorhanden heeft gehad, en/of
- via chat(s) overleg gehad over het bestellen en/of brengen naar en/of afhalen van diverse (grote) hoeveelheden chemicaliën voor de verwerking en/of bewerking van cocaïne, en/of
- een of meer foto’s van blokken cocaïne verzonden en/of ontvangen, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had( den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en).