ECLI:NL:RBZWB:2024:8509

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
BRE 23/1013
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak heffingsambtenaar over naheffingsaanslag parkeerbelasting

Op 18 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetzaak van een belanghebbende tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Breda. De zaak betreft een naheffingsaanslag parkeerbelasting, waarbij de belanghebbende in beroep was gegaan tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar. De rechtbank had eerder, op 13 september 2023, het verzoek van de belanghebbende om proceskostenvergoeding gegrond verklaard, maar de belanghebbende was van mening dat er onterecht geen procespunt was toegekend voor het bijwonen van een hoorzitting in de bezwaarfase. De rechtbank heeft in de verzetzaak vastgesteld dat er inderdaad een telefonische hoorzitting had plaatsgevonden op 2 januari 2023, maar dat dit niet was meegenomen in de eerdere uitspraak. De rechtbank heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar proceskosten moet vergoeden voor de hoorzitting, en heeft de kosten vastgesteld op € 155,-. Daarnaast heeft de rechtbank de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de belanghebbende in de verzetprocedure, vastgesteld op € 109,38. De rechtbank heeft het verzet gegrond verklaard en de eerdere uitspraak aangevuld met deze kostenveroordelingen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/1013

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 december 2024 op het verzet van

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde]),
tegen de uitspraak van de rechtbank van 13 september 2023 in het geding tussen
belanghebbende
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Breda, de heffingsambtenaar.

Procesverloop

1. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 9 januari 2023 beroep ingesteld. Het beroep ziet op de naheffingsaanslag parkeerbelasting met aanslagnummer [aanslagnummer].
1.1
Wegens tegemoetkoming door de heffingsambtenaar heeft belanghebbende het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek om de heffingsambtenaar te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
1.2
Bij uitspraak van 13 september 2023 heeft de rechtbank het verzoek kennelijk gegrond verklaard en de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld. Belanghebbende heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of in de buiten-zittinguitspraak de te vergoeden proceskosten tot een juist bedrag is vastgesteld. Zij doet dit aan de hand van de gronden van het verzet.
2.1
Belanghebbende meent dat de proceskostenvergoeding onjuist is vastgesteld. Er is geen punt toegekend voor de hoorzitting in de bezwaarfase, terwijl er wel een hoorzitting heeft plaatsgevonden.
2.2
De rechtbank heeft de heffingsambtenaar verzocht om te reageren op het standpunt van belanghebbende dat er een hoorzitting heeft plaatsgevonden. De heffingsambtenaar heeft bevestigd dat er op 2 januari 2023 een telefonische hoorzitting heeft plaatsgevonden.
2.3
Uit hetgeen partijen hebben aangevoerd, volgt dat de rechtbank in de buiten-zittinguitspraak ten onrechte geen punt heeft toegekend voor de hoorzitting. Uit het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb) volgt dat er een procespunt moet worden toegekend voor het bijwonen van een hoorzitting. Het verzet is gegrond. De rechtbank zal alsnog aanvullend bepalen dat de heffingsambtenaar proceskosten aan belanghebbende dient te vergoeden wat betreft de hoorzitting in de bezwaarfase. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 155,- (1 punt voor de hoorzitting in de bezwaarfase met een waarde per punt van € 310,- en een wegingsfactor 0,5).
2.4
Nu het verzet gegrond is ziet de rechtbank aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank veroordeelt de heffingsambtenaar in de door belanghebbende gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 109,38 (0,5 punt voor het indienen van het verzetschrift met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,25). De wegingsfactor 0,25 (zeer licht) is toegepast gelet op de eenvoud en het geringe gewicht van de verzetprocedure alsmede de geringe werkbelasting van de gemachtigde.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het verzet gegrond;
 handhaaft de uitspraak op het verzoek van de rechtbank van 13 september 2023 en vult deze als volgt aan;
 veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende voor zover het ziet op de bezwaarfase (hoorzitting) tot een bedrag van € 155,-;
 veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende in verzet tot een bedrag van € 109,38.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van
mr. W. Dekkers, griffier, op 18 december 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Beroep

Tegen de uitspraak op het verzoek kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.