ECLI:NL:RBZWB:2024:8507

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
BRE 22/1875
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijkheid van beroep inzake onroerendezaakbelastingen

Op 18 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetprocedure van belanghebbende B.V. tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Bergen op Zoom. Dit verzet volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank van 11 november 2022, waarin het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk was verklaard wegens het niet betalen van griffierecht. De rechtbank heeft in deze uitspraak de feiten en het procesverloop uiteengezet, waarbij belanghebbende niet om een zitting heeft verzocht en het griffierecht niet tijdig heeft voldaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de griffier belanghebbende herhaaldelijk heeft gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, maar dat belanghebbende dit heeft geweigerd, onder andere met het verzoek om kwijtschelding in verband met samenhang met een andere procedure. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen sprake is van samenhang tussen de zaken, omdat deze betrekking hebben op verschillende belastingjaren. De rechtbank heeft het verzoek van belanghebbende om het griffierecht te matigen afgewezen, omdat de wettelijke regels hiervoor geen grondslag bieden. Uiteindelijk heeft de rechtbank geconcludeerd dat het verzet ongegrond is en dat de eerdere uitspraak in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/1875

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 december 2024 op het verzet van

[belanghebbende] B.V., uit [plaats] , belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
tegen de uitspraak van de rechtbank van 11 november 2022 in het geding tussen
belanghebbende
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Bergen op Zoom, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. Deze uitspraak op het verzet van belanghebbende gaat over de uitspraak van de rechtbank van 11 november 2022 waarin de rechtbank het beroep van belanghebbende
niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het niet betalen van griffierecht. Het beroep ziet op de onroerendezaakbelastingen gebruiker voor het object [adres] , te [plaats] met [aanslagnummer 1] .
1.1.
Belanghebbende heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord.

Procesverloop

2. De griffier heeft belanghebbende bij brief van 23 juni 2022 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en medegedeeld dat dit binnen vier weken moet zijn voldaan. De griffier heeft vervolgens bij aangetekend verzonden brief van 22 juli 2022 belanghebbende nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van deze brief.
2.1
Bij brief van 12 augustus 2022 geeft belanghebbende aan het griffierecht niet te zullen betalen, gezien het incongruente belang en andere openstaande zaken. Belanghebbende verzoekt daarbij om kwijtschelding van het griffierecht in verband met samenhang van de procedure met zaaknummer BRE 22/2301.
2.2
Bij brief van 15 augustus 2022 heeft de griffier het verzoek afgewezen. De griffier heeft daarbij melding gemaakt dat in de procedure met zaaknummer BRE 22/2301 geen griffierecht is ontvangen en dat het beroep inmiddels is ingetrokken. Om die reden is er geen sprake van samenhang. Belanghebbende heeft niet gesteld dat zij niet in staat is om het griffierecht te voldoen.
2.3
Belanghebbende heeft het griffierecht niet op tijd betaald, waarna het beroep niet-ontvankelijk is verklaard.

Overwegingen

3. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak uitsluitend of in de uitspraak van 11 november 2022 terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Zij doet dit aan de hand van de gronden van het verzet.
3.1
Belanghebbende verzoekt in zijn verzetschrift de griffierechten in de zaken
BRE 22/1875 en BRE 22/5999 te matigen tot een eenmalig heffing van griffierecht. Dit verzoek heeft belanghebbende in aanvullend schrijven van 7 februari 2023 herhaald.
3.2
De rechtbank komt tot het oordeel dat het verzet ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.3
Uit artikel 8:41, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) volgt dat de indiener van een beroepschrift griffierecht is verschuldigd. Uit het derde lid van artikel 8:41 Awb volgt dat als een belanghebbende in één beroepschrift beroep instelt tegen verschillende, maar met elkaar samenhangende besluiten, slechts eenmaal griffierecht is verschuldigd.
3.4
Belanghebbende heeft op 30 maart 2022 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van 18 maart 2022 met [aanslagnummer 1] (BRE 22/1875). Op 27 december 2022 heeft belanghebbende beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van 29 november 2022 met [aanslagnummer 2] en gelijktijdig verzet ingediend tegen de uitspraak van de rechtbank in de zaak BRE 22/1875. Nu tegen elk besluit afzonderlijk een beroepschrift is ingediend, dient in beginsel twee keer griffierecht te worden betaald.
3.5
Belanghebbende verzoekt om een eenmalige betaling van het griffierecht wegens samenhang tussen de zaken BRE 22/1875 en BRE 22/5999. Het beroep BRE 22/1875 ziet op de aanslag onroerende zaakbelasting gebruiker niet-woning over het jaar 2021. Het beroep BRE 22/5999 ziet op de WOZ-beschikking over het jaar 2022. Er is geen sprake van samenhang, omdat de beroepen zien op twee verschillende belastingjaren.
3.6
Belanghebbende heeft aangegeven dat er sprake is van een incongruent belang. De rechtbank begrijpt dat hij daarmee bedoelt dat het griffierecht is relatief hoog is ten opzichte van het financieel belang van de betwiste aanslagen. Dit biedt echter volgens de toepasselijke wettelijke regels geen grondslag voor vermindering van het griffierecht. In dit verband wijst de rechtbank belanghebbende erop dat het griffierecht een bij wet voorgeschreven heffing is en dat de sanctie op niet betaling – niet ontvankelijkheid van het beroep of het verzoek – een door de wetgever beoogd gevolg is.

Conclusie en gevolgen

4. De gronden van het verzet slagen niet. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 11 november 2022. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
4.1
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van
mr. W. Dekkers, griffier, op 18 december 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl). Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.