ECLI:NL:RBZWB:2024:8485

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
C/02/428296 FA RK 24-5114
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • mr. Pulskens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorzieningen in een echtscheidingsprocedure met betrekking tot minderjarigen en gebruik van de echtelijke woning

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 december 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende voorlopige voorzieningen in het kader van een echtscheiding. De man en de vrouw, die samen kinderen hebben, hebben beiden verzocht om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning en om de toevertrouwing van de minderjarigen. De man heeft aangevoerd dat er zorgen zijn over de gezinssituatie en dat hij de regie wil oppakken, terwijl de vrouw heeft aangegeven dat de situatie onhoudbaar is en dat zij bereid is om samen met de man naar oplossingen te zoeken. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de onderlinge verhouding tussen partijen slecht is en dat zij niet meer gezamenlijk in de woning kunnen verblijven. De rechtbank heeft vervolgens een belangenafweging gemaakt en geoordeeld dat de man het meest belang heeft bij het gebruik van de woning, terwijl de vrouw meer kans heeft op vervangende huisvesting op korte termijn. De rechtbank heeft daarom het verzoek van de man toegewezen en de vrouw bevolen de woning uiterlijk op 15 januari 2025 te verlaten. Tevens is de man de zorg voor de minderjarigen toevertrouwd, waarbij de rechtbank heeft benadrukt dat de minderjarigen in hun vertrouwde omgeving moeten blijven. Tegen deze beslissing staat geen gewoon rechtsmiddel open, wat betekent dat de uitspraak directe werking heeft.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/428296 FA RK 24-5114
datum uitspraak: 11 december 2024
beschikking betreffende voorlopige voorzieningen
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. M. Hofland,
en
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. F.J. Koningsveld.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 1 november 2024 ontvangen verzoekschrift met bijlagen;
- het op 26 november 2024 ontvangen verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek met bijlage.
1.2. De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van 28 november 2024. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaat, waarbij mr. J.A. van Essen aanwezig was namens mr. Koningsveld.

2.De verzoeken

2.1.
De man verzoekt, samengevat,
- het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning door hem en te bepalen dat wanneer de vrouw weigert de woning te verlaten, de man gemachtigd wordt, ingevolge artikel 3:299 van het Burgerlijk Wetboek, de woning te doen ontruimen door een deurwaarder, die daarbij zo nodig de hulp van de sterke arm van politie en justitie kan inroepen, een en ander op kosten van de vrouw;
- toevertrouwing van de minderjarigen aan hem.
2.2.
De vrouw verzoekt, samengevat,
- het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning door haar;
- toevertrouwing van de minderjarigen aan haar.

3.De beoordeling

3.1.
Op de mondelinge behandeling heeft de rechtbank beslist dat de brief van 27 november 2024 met bijlage, via Zivver ingediend door mr. Van Essen, te laat is ingediend. Deze brief en bijlage maken daarom geen onderdeel uit van de gedingstukken.
3.2.
Partijen zijn gehuwd op [datum] 2012. Voorafgaand en uit dit huwelijk zijn de volgende kinderen geboren: [minderjarige 1] (nu 17 jaar), [minderjarige 2] (nu 15 jaar), [minderjarige 3] (nu 14 jaar), [minderjarige 4] (nu 10 jaar) en [jongmeerderjarige] (nu 19 jaar, dus jongmeerderjarig).
De toevertrouwing van de minderjarigen en het gebruik van de echtelijke woning aan [het adres] te [woonplaats]
3.3.
De man heeft het volgende, samengevat, aan zijn verzoeken ten grondslag gelegd. Er zijn veel zorgen over het gezin en er is een scala aan hulpverlening ingeschakeld. Er is veel actuele stress, zoals een chaotische leefomgeving, geen vaste dagstructuur en schoolverzuim van de kinderen. De spanningen tussen partijen lopen steeds verder op. Er zijn meerdere zorgmeldingen bij Veilig Thuis gedaan, onder meer door de school van [minderjarige 3] en [minderjarige 4] . [minderjarige 4] heeft een verstandelijke beperking en daardoor extra zorg nodig. De man staat open voor hulpverlening, maar is van mening dat de hulpverlening tot nu toe onvoldoende doet, omdat er niet wordt samengewerkt. Hij wil de regie oppakken en dat is mogelijk indien hij in de woning kan blijven met de kinderen. Hij staat open voor een zorgregeling van de vrouw met de kinderen. De vrouw is bijna nooit thuis. Zij staat al zeven jaar ingeschreven voor een huurwoning en de man pas één jaar. Ook kan de vrouw bij haar familie verblijven.
3.4.
De vrouw heeft het volgende, samengevat, aan haar zelfstandige verzoeken ten grondslag gelegd. Zij erkent dat de situatie onhoudbaar is geworden. Het lukt partijen niet om gezamenlijk als ouders de gigantische opvoedingsproblematiek het hoofd te bieden en afspraken te maken over onder meer het opruimen van de woning. De vrouw is bereid om een constructie van ‘birdnesting’ na te streven, mocht het hen niet lukken om gezamenlijk een oplossing te vinden. Partijen hebben dan onafhankelijk van elkaar de zorg voor de kinderen, gesteund door de inmiddels in gang gezette hulpverlening. Zij acht de man niet in staat het in zijn eentje te redden, waarbij zij wel in staat en bereid is om de schouders eronder te zetten. Zij merkt op dat beide ouders rekenschap hebben te geven over de ontstane situatie en dat het nu gaat om te zoeken naar oplossingen. Volgens de vrouw kan de man verblijven bij zijn broers en zussen die in de omgeving wonen.
3.5.
Uit de gedingstukken en de mondelinge behandeling is duidelijk naar voren gekomen dat de onderlinge verhouding tussen partijen slecht is als gevolg van meerdere incidenten en dat zij niet meer gezamenlijk in de echtelijke woning kunnen verblijven. Het verzoek van de vrouw voor ‘birdnesting’ (waarbij partijen om en om in de woning zijn en de kinderen altijd in de woning zijn), is op de mondelinge behandeling besproken. Gebleken is dat de man daar niet achterstaat, omdat de situatie van partijen zich daarvoor niet leent. De rechtbank acht ‘birdnesting’ in geval van partijen ook geen passende optie, omdat de situatie daarvoor te gecompliceerd is. Zo is de hulpverleningsinstantie [jeugdzorginstelling] inmiddels betrokken, die zich bezighoudt met de organisatie van de huishouding en enkele keren per week langskomt en probeert om structuur te bieden in samenspraak met partijen.
De rechtbank zal daarom een belangenafweging maken en beoordelen welke partij op dit moment het meeste belang heeft bij verblijf in de woning. Daarbij is ook van belang dat op basis van hun verklaringen beide partijen op dit moment geen concrete mogelijkheden hebben om bij familie te verblijven. De rechtbank gunt partijen beiden de woning, maar op de mondelinge behandeling is gebleken dat de vrouw een reëlere kans heeft op vervangende huisvesting op korte termijn. Zij heeft bevestigd dat zij zeven jaar staat ingeschreven voor een huurwoning en dat zij al twee woningen aangeboden heeft gekregen. Zij heeft deze woningen afgewezen vanwege ongeschiktheid, onder meer omdat zij Oosterhout te ver weg vond ten opzichte van de scholen van de kinderen. Deze stand van zaken maakt dat de kans voor de vrouw om op korte termijn vervangende woonruimte te betrekken veel groter is dan voor de man, die pas één jaar staat ingeschreven voor een huurwoning.
3.6.
Gelet op het bovenstaande, zal het verzoek van de man ten aanzien van het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning worden toegewezen en het verzoek van de vrouw daartoe worden afgewezen. De rechtbank acht het in deze situatie redelijk om de vrouw tot
15 januari 2025 de gelegenheid te geven om uit de woning te vertrekken.
3.7.
Nu bij deze beschikking aan de vrouw een bevel zal worden gegeven tot het verlaten van de echtelijke woning, wordt hiermee een titel aan de man verschaft om ontruiming met behulp van de sterke arm te bewerkstelligen. Een afzonderlijke machtiging dit onderdeel van deze beschikking zo nodig ten uitvoer te leggen met behulp van de sterke arm van politie en/of justitie is dan ook overbodig. Immers, indien de man niet wil dat de vrouw in de woning aanwezig is, kan hij de politie erbij roepen om de vrouw te laten vertrekken uit de woning.
3.8.
Ten aanzien van het verzoek van de man te bepalen dat de eventuele kosten van tenuitvoerlegging van de voorziening voor het inschakelen van deurwaarder, die de hulp van de sterke arm van politie en justitie zonodig dient in te roepen, voor rekening van de vrouw komen, is de rechtbank van oordeel dat dit verzoek geen wettelijke grondslag heeft. Hierin is immers niet voorzien in de limitatieve opsomming van voorlopige voorzieningen als vermeld in artikel 822 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
3.9.
Ten aanzien van de verzoeken over de toevertrouwing van de minderjarigen overweegt de rechtbank als volgt. Uitgangspunt is dat de minderjarigen in hun vertrouwde omgeving kunnen blijven, te weten in de huidige woning, omdat dit hun rust en stabiliteit ten goede komt. Dit betekent dat de rechtbank het verzoek van de man ten aanzien van de toevertrouwing van de minderjarigen zal toewijzen, nu dit in het belang van de minderjarigen wordt geacht, en het verzoek van de vrouw daartoe zal afwijzen.
Daarbij merkt de rechtbank op dat duidelijk is gebleken dat er spanningen zijn (geweest) bij de kinderen, zoals beide partijen ook hebben toegelicht en erkend op de mondelinge behandeling. De hulpverleningsinstanties dienen daar extra aandacht voor te hebben met het oog op een veilige ontwikkeling van de kinderen.
3.10.
Tegen deze beslissing staat geen gewoon rechtsmiddel open. Op grond van artikel 824 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan alleen cassatie in het belang der wet worden ingesteld. Hoger beroep is dus niet mogelijk. Dit betekent dat deze beslissing directe werking heeft.

4.De beslissing

De rechtbank
bepaalt dat de man bij uitsluiting gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning, daarbij inbegrepen de inboedelgoederen, gelegen aan de [het adres] , [woonplaats] , met ingang van 15 januari 2025 en beveelt de vrouw die woning uiterlijk voor die datum te verlaten en deze verder niet te betreden;
bepaalt dat aan de man worden toevertrouwd de minderjarigen
1. [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2007 te [geboorteplaats] ,
2. [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2009 te [geboorteplaats] ,
3. [minderjarige 3] , geboren op [geboortedag 3] 2010 te [geboorteplaats] ,
4. [minderjarige 4] , geboren op [geboortedag 4] 2014 te [geboorteplaats] ;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
weigert het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. Pulskens, en, in tegenwoordigheid van mr. Tillie, griffier, in het openbaar uitgesproken op 11 december 2024.