ECLI:NL:RBZWB:2024:8481

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
02-023961-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ernstige gevaarzetting door hardrijden en weigering bloedonderzoek

Op 12 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 22 januari 2023 als bestuurster van een personenauto ernstige gevaarzetting heeft gepleegd. De verdachte reed met snelheden tussen de 182 en 191 kilometer per uur op de A16 te Moerdijk, waarbij zij verkeersregels schond en een verkeersongeval veroorzaakte. Tijdens het ongeval raakte haar bijrijder, [benadeelde 1], zwaar lichamelijk letsel. De verdachte weigerde bovendien mee te werken aan een bloedonderzoek, wat haar een extra straf opleverde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het onder feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde. De rechtbank legde een taakstraf van 180 uur op, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van twee jaar, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De benadeelde partij, [benadeelde 1], werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de schade onvoldoende was onderbouwd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter mr. D. van Kralingen was, en de rechters mr. J. van Riet en mr. D.H. Hamburger. De zaak is behandeld op de zitting van 28 november 2024, waar de officier van justitie, mr. I.M. Peters, en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/023961-23
vonnis van de meervoudige kamer van 12 december 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum] 1996 te [plaats]
wonende aan [adres]
raadsman mr. Weisfelt, advocaat te 's-Gravenhage

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 november 2024, waarbij de officier van justitie, mr. I.M. Peters, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat
Feit 1
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor [benadeelde 1] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen dan wel dat zij gevaar op de weg heeft veroorzaakt.
Feit 2
heeft geweigerd te voldoen aan het bevel om mee te werken aan een bloedonderzoek.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde feit.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
De rechtbank stelt vast dat op 22 januari 2023 op de A16 te Moerdijk een verkeersongeval heeft plaatsgevonden waarbij een personenauto met daarin verdachte als bestuurder en [benadeelde 1] als bijrijder met een snelheid van minimaal 182 km/u achterop een personenauto is gebotst die door [benadeelde 2] werd bestuurd en daarna nog tegen een pijlwagen botste.
Vrijspraak artikel 6 Wegenverkeerswet
Nu niet is gebleken dat door dit verkeersongeval zwaar lichamelijk letsel bij een ander, danwel van zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijk ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan dient verdachte van het hetgeen primair ten laste is gelegd te worden vrijgesproken.
Overtreding artikel 5a Wegenverkeerswet
Voor een bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde overtreding van artikel 5a WVW moet worden beoordeeld of verdachte (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of zij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of zij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
Schending verkeersregels (a)
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte op 22 januari 2023 met haar personenauto op de A16 diverse verkeersregels heeft geschonden. Verdachte heeft verkeersaanwijzingen van daartoe op grond van de WVW bevoegde personen niet opgevolgd, door meermalen geen gevolg te geven aan door politieambtenaren gegeven stoptekens, meermalen de wettelijke toegestane maximumsnelheid van 130 km per uur ter plaatse overschreden door met snelheden van tussen de 180 en 192 km per uur te rijden en zij heeft zich tenslotte evenmin gehouden aan ter hoogte van de afslag met de A59 geldende maximaal toegestane snelheid van 70 kilometer per uur door ook daar met een snelheid tussen de 182 en 191 kilometer per uur te rijden , waarbij zij tegen een personenauto is aangereden.
In ernstige mate (b)
Artikel 5a WVW heeft alleen betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Volgens de wetgever gaat het bij ernstig verkeersgevaarlijk gedrag bijvoorbeeld om het schenden van meerdere verkeersregels. In deze zaak gaat het om het gedurende een langere tijd schenden van voor de verkeersveiligheid zeer belangrijke verkeersregels, waarbij sprake was van een langdurige aanzienlijke overschrijding van de maximumsnelheid, het negeren van verkeersaanwijzingen en het niet voorkomen van een aanrijding met een voor haar rijdend voertuig. Gelet hierop is naar het oordeel van de rechtbank sprake van het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.
Opzettelijk (c)
Volgens de wetgever moet het opzet van de verdachte zowel zijn gericht op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels. Uit het dossier valt op te maken dat verdachte op de vlucht was voor de politie. Ze heeft daarvoor rijgedrag vertoond om te kunnen ontkomen aan de politie. Verdachte liep voordat het ongeval had plaatsgevonden ook uit op de politie die haar niet kon bijhouden met de politiebus. Het gedrag van verdachte wijst op een opzettelijke vlucht van de politie. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte de door haar geschonden verkeersregels ook opzettelijk in ernstige mate heeft geschonden. De onder a beschreven gedragingen zijn, in samenhang bezien, naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels.
Gevaar te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen (d)
Om tot slot vast te kunnen stellen dat er gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen te duchten was, moet het gevaar ten tijde van het handelen naar algemene ervaringsregels reëel voorzienbaar zijn geweest. In zijn algemeenheid acht de rechtbank het voorzienbaar dat een zeer gevaarlijke situatie ontstaat wanneer een bestuurder met veel te hoge snelheid over een snelweg rijdt,. Dit gevaar heeft zich ook daadwerkelijk verwezenlijkt nu zij met die hoge snelheid tegen de achterkant van het door [benadeelde 2] bestuurde voertuig is gereden waardoor zij een ernstig ongeval heeft veroorzaakt. Naar het oordeel van de rechtbank was door het handelen van verdachte daarom gevaar te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat het verkeersgedrag van verdachte dat tot het ongeval heeft geleid kan worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a WVW. De rechtbank acht het onder feit 1, subsidiair ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Voor de rechtbank staat vast dat er aanleiding bestond voor een onderzoek als bedoeld in artikel 8 WVW. Gebleken is dat verdachte is opgetreden als bestuurder van een voertuig waarmee een ongeval is veroorzaakt. Naast een flinke overschrijding van de toegestane snelheid reed verdachte deels over de rijstrook en deels over de vluchtstrook. Bij het verlaten van het hotel reed zij op de rotonde zelfs tegen het verkeer in. Verdachte werd op 22 januari 2023 bevolen zich te onderwerpen aan een bloedonderzoek, waarbij de verdachte is medegedeeld dat een weigering een misdrijf oplevert. Er waren al twee buisjes bloed bij verdachte afgenomen na aankomst in het ziekenhuis. Zij werd op dat moment als wilsonbekwame verdachte aangemerkt, omdat volgens de behandelend arts medicatie aan haar was toegediend. Toen zij weer wilsbekwaam was, heeft zij alsnog geen toestemming verleend; ook niet nadat was bevolen mee te werken aan het bloedonderzoek. Tijdens haar verhoor bij de politie heeft zij opnieuw geen toestemming gegeven. Voor de rechtbank staat vast dat verdachte bewust en met opzet heeft geweigerd mee te werken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte heeft geweigerd mee te werken aan een bevel om zich te onderwerpen aan een bloedonderzoek als bedoeld in artikel 163 lid 7 WVW. Dat verdachte op advies van haar advocaat heeft geweigerd mee te werken doet hier niet aan af.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1 subsidiair
op 22 januari 2023 te Moerdijk, op de A16, als bestuurder van een voertuig, te weten een personenauto (merk Seat
Ateca met [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, de A16, zich opzettelijk
zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden,
terwijl daarbij levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor
anderen te duchten was door:
- verkeersaanwijzingen van daartoe op grond van de Wegenverkeerswet 1994
bevoegde personen niet op te volgen, namelijk door meermalen geen gevolg te
geven aan door politieambtenaren gegeven stop- en/of volgtekens en- een langere afstand met snelheden tussen de 182 en
191 kilometer per uur te rijden, en
- zich niet te houden aan de op dat moment ter hoogte van de afslag met de A59
moment geldende maximaal toegestane snelheid van 70 kilometer per uur (die door
middel van een pijlwagen werd aangegeven) en- vervolgenstegen een personenauto met daarin [benadeelde 2] aan te rijden;
Feit 2
van wie - wegens verdenking een voertuig (personenauto Set Anteca) te hebben
bestuurd in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 - met toestemming
van de daartoe ingevolge genoemde Wet bevoegde persoon door een arts of een
verpleegkundige een hoeveelheid bloed was afgenomen (aangezien verdachte niet
in staat was haar wil kenbaar te maken), op 22 januari 2023 te
Nieuwkoop nadat verdachte door een
opsporingsambtenaar in de gelegenheid was gesteld toestemming te geven tot een
onderzoek van dat bloed en nadat verdachte, toen verdachte die toestemming niet
had verleend, door een daartoe bij regeling
van de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar, aangesteld voor
de uitvoering van de politietaak, was bevolen mee te werken aan een
bloedonderzoek, geen medewerking heeft verleend;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 4 weken. Daarnaast verzoekt zij een taakstraf van 80 uur subsidiair 40 dagen hechtenis op te leggen en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 12 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van beide feiten dan verzoekt de verdediging een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen en een taakstraf van 40 uur. De verdediging heeft verzocht geen gevangenisstraf op te leggen. Indien de rechtbank wel tot oplegging van een gevangenisstraf komt verzoekt de verdediging deze geheel voorwaardelijk op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich op 22 januari 2023 als bestuurster van een personenauto schuldig gemaakt aan ernstige gevaarzetting door meermalen onverantwoord hard te rijden met snelheden tussen de 182 en 191 kilometer per uur. Ter hoogte van de afslag van de A59
gold op dat moment een maximaal toegestane snelheid van 70 kilometer per uur. Verdachte heeft op een totaal onbezonnen wijze over de openbare weg gereden en er alles aan gedaan om aan de politie te ontkomen.
Verdachte heeft gedurende de autorit tot aan het moment van de aanrijding de veiligheid van andere verkeersdeelnemers en die van zichzelf ernstig in gevaar gebracht. Dat dit gevaar zich heeft geopenbaard blijkt wel uit het verkeersongeval dat verdachte heeft veroorzaakt en waarbij zij zelf en haar medepassagier (ernstig) gewond raakte. Dat de inzittende van de door verdachte aangereden auto de aanrijding overleefd heeft en zelfs geen zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen is niet aan verdachte te danken. Verkeersdeelnemers zijn voor hun veiligheid niet alleen afhankelijk van hun eigen rijgedrag, maar ook van het gedrag van anderen. Verdachte heeft haar verantwoordelijkheid ten opzichte van de veiligheid van andere weggebruikers volstrekt onvoldoende in acht genomen. Dat rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Voorts wordt verdachte aangerekend dat zij een bloedonderzoek heeft geweigerd. De verplichting gevolg te geven aan een bevel om mee te werken aan een bloedonderzoek bestaat ter bevordering van de verkeersveiligheid, die in gevaar wordt gebracht als onder invloed van alcohol aan het verkeer wordt deelgenomen. Door medewerking te weigeren kan niet worden vastgesteld of degene tegen wie een verdenking bestaat inderdaad heeft gedronken en zo ja, hoeveel dat is geweest. Juist om die reden wordt een dergelijke weigering doorgaans relatief zwaar bestraft.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 14 oktober 2024, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor het overtreden van wegenverkeerswetgeving, te weten overtreding van artikel 8 WVW. Voor dit feit heeft wel te gelden dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. De rechtbank houdt hiermee rekening bij de strafoplegging.
Gelet op de ernst van de feiten en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, is oplegging van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel gerechtvaardigd. De rechtbank zal – anders dan de officier van justitie – echter niet overgaan tot het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelet op het feit dat verdachte door het ongeval zelf ernstig gewond raakte waardoor zij langdurig de ernstige gevolgen van het verkeersongval heeft ondervonden.
Gelet op het hiervoor overwogene en rekening houdend met hiervoor genoemde omstandigheden, acht de rechtbank voor beide feiten oplegging van een taakstraf van 180 uur, te vervangen door 90 dagen hechtenis passend en geboden. Daarnaast zal zij aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van twee jaar opleggen teneinde haar er in de toekomst van te weerhouden zich opnieuw aan strafbare (verkeers)feiten schuldig te maken. Verder acht zij mede vanuit het oogpunt van normhandhaving een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twaalf maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk op zijn plaats. Met deze straf wordt tevens beoogd een signaal af te geven naar verdachte zich als goed verkeersdeelneemster te gedragen.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 5.560,- voor feit 1, waarvan € 560,- aan materiele schade (iPhone) en € 5.000 aan immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van de vordering zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan, nu (de omvang van) de schade onvoldoende is onderbouwd.
Verdere behandeling van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5a, 163, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 1 primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1 subsidiair:
Overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994;
Feit 2:
Overtreding van artikel 163, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 180 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
90 dagen;
Bijkomende straffen
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde 1] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. van Kralingen, voorzitter, mr. J. van Riet en
mr. D.H. Hamburger, rechters, in tegenwoordigheid van K. de Klerk-Van Rijs, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 december 2024.
Mr. Van Riet is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
1
zij op of omstreeks 22 januari 2023 te Moerdijk, in elk geval in
Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, te
weten een personenauto, merk Seat, type Ateca met [kenteken] , daarmede
rijdende over de weg, de A16, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld
te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft zij, verdachte,
roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- verkeersaanwijzingen van daartoe op grond van de Wegenverkeerswet 1994
bevoegde personen niet opgevolgd, namelijk door meermalen geen gevolg te geven
aan (een) door politieambtenaren gegeven stop- en/of volgteken(s) en/of
- meermalen, althans een langere periode/afstand met snelheden tussen de 182 en
191 kilometer per uur, althans een (veel) hogere snelheid dan de op dat moment ter
plaatse toegestane snelheid gereden, en/of
- zich niet gehouden aan de op dat moment ter hoogte van de afslag met de A59
moment geldende maximaal toegestane snelheid van 70 kilometer per uur (die door
middel van een pijlwagen werd aangegeven),
tengevolge waarvan zij met haar personenauto in aanrijding is gekomen met de
personenauto van [benadeelde 2] ,
door welk verkeersongeval de bijrijdster van verdachte, te weten [benadeelde 1] , zwaar
lichamelijk letsel werd toegebracht, te weten een of meerdere
gebroken ribben en/of bloedingen in de buik, of zodanig lichamelijk
letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de
uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op of omstreeks 22 januari 2023 te Moerdijk, op de A16, in elk geval in
Nederland, als bestuurder van een voertuig, te weten een personenauto (merk Seat
Ateca met [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, de A16, zich opzettelijk
zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden,
terwijl daarbij levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een)
ander(en) te duchten was door:
- verkeersaanwijzingen van daartoe op grond van de Wegenverkeerswet 1994
bevoegde personen niet op te volgen, namelijk door meermalen geen gevolg te
geven aan (een) door politieambtenaren gegeven stop- en/of volgteken(s) en/of
- meermalen, althans een langere periode/afstand met snelheden tussen de 182 en
191 kilometer per uur, althans een (veel) hogere snelheid dan de op dat moment ter
plaatse toegestane snelheid te rijden, en/of
- zich niet te houden aan de op dat moment ter hoogte van de afslag met de A59
moment geldende maximaal toegestane snelheid van 70 kilometer per uur (die door
middel van een pijlwagen werd aangegeven) en/of
- (vervolgens) tegen een personenauto met daarin [benadeelde 2] aan te rijden;
( art 5a lid 1 Wegenverkeerswet 1994 )
( art 5a lid 1 Wegenverkeerswet 1994 )
2
zij, van wie - wegens verdenking een voertuig (personenauto Set Anteca) te hebben
bestuurd in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 - met toestemming
van de daartoe ingevolge genoemde Wet bevoegde persoon door een arts of een
verpleegkundige een hoeveelheid bloed was afgenomen (aangezien verdachte niet
in staat was haar wil kenbaar te maken), op of omstreeks 22 januari 2023 te
Nieuwkoop en/of Moerdijk, in elk geval in Nederland, nadat verdachte door een
opsporingsambtenaar in de gelegenheid was gesteld toestemming te geven tot een
onderzoek van dat bloed en nadat verdachte, toen verdachte die toestemming niet
had verleend, door een (hulp)officier van justitie, althans een daartoe bij regeling
van de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar, aangesteld voor
de uitvoering van de politietaak, was bevolen mee te werken aan een
bloedonderzoek, geen medewerking heeft verleend;
( art 163 lid 7 Wegenverkeerswet 1994, art 8 lid 2 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994)