ECLI:NL:RBZWB:2024:8477

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
02-009735-24 en 02-226279-22 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling van vader en partner met deels voorwaardelijke gevangenisstraf en maatregel op grond van artikel 38z Sr

In deze strafzaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 december 2024 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1989 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Middelburg. De verdachte is beschuldigd van meerdere feiten, waaronder poging tot zware mishandeling van zijn vader en partner, vernieling van de auto van zijn vader, en stalking van zijn schoonmoeder. De zaak is inhoudelijk behandeld op 28 november 2024, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is om te oordelen over de zaak.

De rechtbank heeft bewezen verklaard dat de verdachte op 14 december 2023 in Terneuzen zijn vader en partner heeft geprobeerd zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De verdachte heeft hen meerdere keren met kracht geslagen en getrapt, terwijl zij zich in een weerloze positie bevonden. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, waaronder het duwen en het trekken aan de haren, omdat deze handelingen niet zonder meer zwaar lichamelijk letsel kunnen veroorzaken.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 450 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan een klinische behandeling. De rechtbank heeft ook een maatregel op grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht opgelegd, om de verdachte te begeleiden in zijn behandeling en om de veiligheid van anderen te waarborgen. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf is afgewezen, omdat de rechtbank het in het belang van de verdachte acht dat hij zo snel mogelijk kan beginnen met de noodzakelijke klinische behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummers: 02-009735-24 en 02-226279-22 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 12 december 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Middelburg,
raadsvrouw mr. W.C. Alberts, advocaat te ’s-Gravenhage.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 november 2024, waarbij de officier van justitie mr. S.A.J. Louwers en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
1) poging tot zware mishandeling dan wel mishandeling van zijn vader;
2) poging tot zware mishandeling dan wel mishandeling van zijn partner;
3) vernieling van de auto van zijn vader; en
4) stalking van zijn schoonmoeder.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Feit 3 is een relatief klachtdelict. Nu in dit verband geen klacht is gedaan, zal de officier van justitie niet-ontvankelijk worden verklaard in de vervolging voor feit 3.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1 primair, feit 2 primair en feit 4. Bij feit 1 moet partiële vrijspraak volgen voor het duwen en bij feit 2 voor het aan de haren trekken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feiten 1 en 2 primair (poging zware mishandeling). Wel kan een bewezenverklaring volgen voor wat onder die feiten subsidiair ten laste is gelegd (mishandeling). Ook voor feit 4 moet vrijspraak volgen, nu niet aan de vereisten van een bewezenverklaring voor belaging wordt voldaan.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
De rechtbank stelt gelet op de bewijsmiddelen vast dat verdachte meerdere keren met zijn vuisten tegen het hoofd van aangever heeft gestompt en tegen zijn lichaam heeft geslagen. Ook heeft verdachte meerdere keren tegen de borstkas van aangever getrapt. Aangever zat op dat moment in kleermakerszit op de grond. Dat het stompen tegen het hoofd en trappen tegen de borstkas van aangever met kracht was, blijkt uit de toestand waarin verdachte op dat moment verkeerde, namelijk in blinde woede. Ook blijkt de kracht uit de gekneusde ribben die aangever aan het geweld heeft overgehouden.
Poging tot zware mishandeling?
Door aangever met kracht met de vuisten op het hoofd te slaan en tegen de borstkas te trappen, heeft verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij aangever zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. Naar algemene ervaringsregels roept het geven van een harde vuistslag op het hoofd de aanmerkelijke kans in het leven dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel oploopt nu het hoofd een uiterst kwetsbaar lichaamsdeel is. Ook voor het geven van harde trappen tegen de borstkas geldt dat dit naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans in het leven roept dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel oploopt, aangezien dit deel van het lichaam eveneens uiterst kwetsbaar is.
Nu het algemene ervaringsregels betreft, heeft een ieder – en dus ook verdachte – wetenschap van het bestaan van deze aanmerkelijke kans. De rechtbank leidt uit de weergegeven bewijsmiddelen af dat verdachte met kracht stompte in het gezicht en stompte en trapte op zijn borstkas terwijl hij boven aangever stond die in een weerloze situatie, namelijk in kleermakerszit, op de grond zat. Het op deze wijze handelen door verdachte is naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat hieruit volgt dat verdachte die aanmerkelijke kans op dit gevolg ook heeft aanvaard. Van contra-indicaties waaruit zou blijken dat verdachte die aanmerkelijke kans niet heeft aanvaard, is niet gebleken.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, zoals primair ten laste is gelegd.
De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van het met kracht duwen van aangever, nu dit geen handeling is die zonder meer zwaar lichamelijk letsel in het leven kan roepen.
Feit 2
De rechtbank stelt gelet op de bewijsmiddelen vast dat verdachte meerdere keren met zijn vuisten tegen het hoofd van aangeefster heeft gestompt. Ook heeft verdachte meerdere keren getrapt tegen het lichaam van aangeefster. Aangeefster lag op dat moment op de grond. Dat het stompen tegen het hoofd en trappen tegen het lichaam van aangeefster met kracht was, blijkt uit de toestand waarin verdachte op dat moment verkeerde, namelijk in blinde woede.
Poging tot zware mishandeling?
Door aangeefster met kracht met de vuisten op het hoofd te slaan en tegen het lichaam te trappen, heeft verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij aangeefster zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. Naar algemene ervaringsregels roept het geven van een harde vuistslag op het hoofd de aanmerkelijke kans in het leven dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel oploopt nu het hoofd een uiterst kwetsbaar lichaamsdeel is.
Nu het algemene ervaringsregels betreft, heeft een ieder – en dus ook verdachte – wetenschap van het bestaan van deze aanmerkelijke kans. De rechtbank leidt uit de weergegeven bewijsmiddelen af dat verdachte met kracht stompte en trapte, terwijl hij boven aangeefster stond die weerloos op de grond lag. Het op deze wijze handelen door verdachte is naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat hieruit volgt dat verdachte die aanmerkelijke kans op dit gevolg ook heeft aanvaard. Van contra-indicaties waaruit zou blijken dat verdachte die aanmerkelijke kans niet heeft aanvaard, is niet gebleken.
Op grond van voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, zoals primair ten laste is gelegd.
De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van het met kracht vastpakken aan de haren en vervolgens met kracht aan de haren trekken van aangeefster, nu dit geen handelingen zijn die zonder meer zwaar lichamelijk letsel in het leven kunnen roepen.
Feit 4
De rechtbank stelt vast dat verdachte veelvuldig berichtjes heeft verstuurd aan zijn schoonmoeder en overige familieleden. Van de meeste berichtjes in het dossier is echter niet duidelijk vast te stellen op welke datum en naar welke persoon deze zijn verzonden. Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van wat zich in het dossier bevindt niet worden vastgesteld dat sprake is geweest van belaging van [slachtoffer 1] in de tenlastegelegde periode. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van feit 4.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 14 december 2023 te [plaats 1] , gemeente Terneuzen , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer 2]
- met kracht heeft getrapt tegen de borstkas en
- met kracht heeft gestompt en geslagen tegen het hoofd en het lichaam,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 14 december 2023 te [plaats 1] , gemeente Terneuzen , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 3]
- met kracht heeft getrapt tegen het lichaam en
- met kracht heeft gestompt tegen het hoofd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van
350 dagen met aftrek van voorarrest. Daarnaast wordt het opleggen van een maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden gevorderd en de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, al dan niet met een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM). Verzocht wordt geen klinische opname als bijzondere voorwaarde op te leggen, maar te volstaan met behandeling in een ambulant kader. Tbs met voorwaarden kan in deze zaak niet aan de orde zijn.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van zijn vader en zijn partner. In een vlaag van blinde woede heeft hij hen allebei meerdere keren hard tegen het hoofd gestompt en hard tegen het lichaam getrapt. Zij konden zich op dat moment niet goed tegen het geweld van verdachte verweren, omdat zij allebei door toedoen van verdachte op de grond terecht waren gekomen. Verdachte heeft met zijn handelen een inbreuk gemaakt op de onaantastbaarheid van het lichaam en de lichamelijke integriteit van zijn vader en zijn partner en hen schrik aangejaagd.
Ter zitting heeft verdachte spijt betuigd van zijn handelen en is daarin op de rechtbank oprecht overgekomen.
De rechtbank slaat acht op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij vaker is veroordeeld voor huiselijk geweld.
Ook houdt de rechtbank rekening met de rapporten die over verdachte zijn opgemaakt. Zo is door [de psychiater] op 6 september 2024 gerapporteerd dat bij verdachte sprake is van een paranoïde psychotische stoornis door gebruik van cocaïne, een antisociale persoonlijkheidsstoornis, een ernstige stoornis in het gebruik van cannabis, een ernstige stoornis in het gebruik van cocaïne en een ernstige stoornis in het gebruik van alcohol.
Deze stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van de verdachte ten laste gelegde feiten en beïnvloedden zijn handelen op dat moment. Geadviseerd word de ten laste gelegde feiten verminderd aan verdachte toe te rekenen. Verdachte is zelfbepalend, langdurig verslaafd en heeft een beperkte coping. Hij kan te gemakkelijk in een stressvolle situatie belanden die hij onvoldoende adequaat kan hanteren, waardoor hij drugs gaat gebruiken, adviezen in de wind slaat, regelgeving omzeilt en zijn eigen weg gaat totdat hij door de buitenwacht wordt gestopt. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Behandeling en begeleiding is noodzakelijk om de kans op herhaling duurzaam te verlagen. Van belang is dat de behandeling zich richt op de verslavingen van verdachte, psycho-educatie ten aanzien van psychose en zijn beperkte coping/oplossingsvaardigheden. Aandacht zal moeten gaan naar de emotieregulatie-problemen. Ook is het van belang dat de daginvulling van verdachte adequaat wordt ingevuld. Hij moet zich onthouden van alcohol en drugs. De klinische fase kan worden gecontinueerd door ambulante begeleiding van een forensisch FACT in te zetten. Geadviseerd wordt deze interventies in te zetten als bijzondere voorwaarden bij een deels voorwaardelijke detentie met monitoring van de reclassering. Daarnaast wordt een GVM geadviseerd. Als verdachte hieraan meewerkt, is een tbs-maatregel niet geïndiceerd.
[de psycholoog] heeft op 6 september 2024 gerapporteerd dat bij verdachte sprake is van psychische stoornissen in de vorm van ernstige stoornissen in het gebruik van cocaïne, cannabis en alcohol, van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met borderline, antisociale en hypervigilant narcistische trekken en van een psychotische stoornis door cocaïne die in remissie is. De psychische stoornissen waren ten tijde van de ten laste gelegde feiten aanwezig en beïnvloedden zijn handelen op dat moment. Geadviseerd wordt de aan verdachte ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan hem toe te rekenen. Buiten zorg wordt het risico op recidive in gewelddadig gedrag hoog ingeschat. Geadviseerd wordt aan verdachte een klinische behandeling op te leggen binnen een Forensisch Klinische Afdeling waarin expertise inzake dubbele diagnose problematiek aanwezig is, dus zowel op het vlak van verslaving als persoonlijkheidsproblematiek. De klinische behandeling kan gevolgd worden door ambulante begeleiding vanuit een Forensisch Fact. De behandeling kan zich zowel richten op bevordering van de impuls- en emotieregulatie als op probleemoplossende vaardigheden en terugvalpreventie inzake het middelengebruik in de vorm van zowel alcohol als drugs. Daarnaast wordt psycho-educatie geadviseerd aan verdachte en zijn omgeving inzake middelengebruik en het verband daarvan met het risico op psychotische ontregeling bij verdachte. Geadviseerd wordt de geïndiceerde behandeling als bijzondere voorwaarde bij een (deels voorwaardelijk) strafdeel op te leggen. Ook wordt een GVM geadviseerd, zodat langdurige monitoring van het functioneren van verdachte mogelijk is met interventies in de vorm van een drugs- en alcoholverbod. Mits verdachte meewerkt aan de interventies en de GVM, is een tbs-maatregel (vooralsnog) niet geïndiceerd.
De rechtbank neemt de conclusie van de deskundigen, inhoudende de feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen, over en maakt deze tot de hare.
Ook slaat de rechtbank acht op het reclasseringsrapport van 4 november 2024. Hieruit komt naar voren dat verdachte zich tijdens reclasserings- en hulpverleningsbemoeienis in het verleden onttrok aan zorg en begeleiding, mede door het continueren van middelengebruik. Hierdoor werden onvoldoende mogelijkheden gezien tot gedragsbeïnvloeding en recidivebeperking. Nu verdachte langere tijd abstinent is, verwacht hij zich beter te kunnen houden aan afspraken en voorwaarden. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Het is van belang het risico op onbehandelde terugkeer in de maatschappij zo klein mogelijk te maken. Hiervoor moet verdachte voldoende forensische druk voelen om zich langdurig te conformeren aan de geadviseerde voorwaarden. De meerwaarde van een tbs met voorwaarden is dat er voor verdachte een grotere stok achter de deur is om zich te conformeren aan behandeling. Immers kan bij onttrekking aan behandeling een omzetting tot dwangverpleging volgen. Bij een deels voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een GVM heeft onttrekking aan de voorwaarden enkel detentie tot gevolg. Hierdoor bestaat het risico dat de onderliggende problematiek onbehandeld blijft, wat onwenselijk is gezien het als hoog ingeschatte recidiverisico. De reclassering adviseert voorzichtig positief over tbs met voorwaarden. Verdachte is nu voor het eerst sinds jaren langere tijd volledig abstinent van middelen en toont zich bereid om een langdurig klinisch behandeltraject aan te gaan. Geadviseerd wordt daar als voorwaarden aan te verbinden dat verdachte geen strafbaar feit zal plegen, zal meewerken aan reclasseringstoezicht, zal meewerken aan een time-out, een verbod krijgt naar het buitenland te gaan, zal worden opgenomen in een zorginstelling en een drugs- en alcoholverbod krijgt.
De rechtbank acht het van groot belang dat verdachte klinisch behandeld gaat worden. Verdachte heeft een lange geschiedenis met veroordelingen voor geweldsdelicten en ook van jarenlang middelengebruik. Nu lijkt hij voor het eerst bereid te zijn om met zichzelf aan de slag te gaan. Uit de hiervoor genoemde rapporten blijkt voor de rechtbank niet de noodzaak om een klinische opname in het kader van een tbs-maatregel aan verdachte op te leggen. Volgens de deskundigen is een minder zwaar kader mogelijk.. De rechtbank zal daarom de door de reclassering geadviseerde voorwaarden aan verdachte opleggen als bijzondere voorwaarden bij een deels voorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank acht het opleggen van een gevangenisstraf van 450 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en alle door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden passend en geboden en zal voornoemde straf aan verdachte opleggen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van meerdere personen, te weten een poging tot zware mishandeling van zijn vader en zijn partner. Gelet op de over verdachte opgemaakte rapporten is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Nu gelet op de aard van de bij verdachte bestaande stoornissen langdurige waarborgen met het oog op toekomstige risico’s ten aanzien van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen noodzakelijk lijken, acht de rechtbank het ter beveiliging van de maatschappij noodzakelijk om naast de gevangenisstraf een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in 38z Sr op te leggen. Er is voldaan aan de formele eisen die de wet stelt voor het opleggen van deze maatregel. Hierdoor bestaat de mogelijkheid om aan verdachte na afloop van de detentie binnen een dwangkader gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende voorwaarden op te leggen.

7.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 30 dagen gevangenisstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter van 5 januari 2023 onder parketnummer 02-226279-22 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe echter niet besluiten, omdat zij het in het belang van verdachte acht dat hij zo snel mogelijk een aanvang kan maken met de nodig geachte klinische behandeling.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 38z, 45, 57, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk in de vervolging van verdachte voor het onder 3 ten laste gelegde feit;
- verklaart de officier van justitie voor het overige ontvankelijk;
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 4 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:poging tot zware mishandeling;
feit 2:poging tot zware mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 450 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zal meewerken aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
- verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
-verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen;
- verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de bijzondere voorwaarden;
- verdachte werkt mee aan huisbezoeken;
- verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
- verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
- werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht.
* dat verdachte als de reclassering dat nodig vindt en verdachte daarmee instemt, voor een time-out kan worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of verdachte deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
* dat verdachte zich laat opnemen voor een klinische behandeling bij de forensische verslavingsafdeling (FVA) van Fivoor regio Rotterdam-Rijnmond of in een soortgelijke zorginstelling met een passend beveiligingsniveau, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
* dat verdachte geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte geen alcohol gebruikt, en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Maatregel
- legt aan verdachte op de
maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging van de door de politierechter op 5 januari 2023 onder parketnummer 02-226279-22 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 30 dagen af;
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk is aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Verschueren, voorzitter, mr. J. Bergen en
mr. A.B. Scheltema Beduin, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.E.A.M. van der Ven-van de Riet, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 december 2024.
De voorzitter en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 14 december 2023 te [plaats 1] , gemeente Terneuzen , in elk geval in
Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer 2]
- met kracht heeft geduwd en/of
- met kracht heeft getrapt/geschopt tegen de borstkas en/of het lichaam en/of
- met met kracht heeft gestompt en/of geslagen tegen het hoofd en/of het lichaam,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 december 2023 te [plaats 1] , gemeente Terneuzen , in elk geval in
Nederland,
zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, [slachtoffer 2] ,
heeft mishandeld door die [slachtoffer 2]
- met kracht te duwen en/of
- met kracht te trappen/schoppen tegen de borstkas en/of het lichaam en/of
- met kracht te stompen en/of slaan tegen het hoofd en/of het lichaam;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van
Strafrecht )
2.
hij op of omstreeks 14 december 2023 te [plaats 1] , gemeente Terneuzen , in elk geval in
Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan
[slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 3]
- met kracht heeft vastgepakt aan de haren en/of vervolgens met kracht aan de
haren te heeft getrokken en/of
- met kracht heeft te getrapt/geschopt tegen het lichaam en/of
- met kracht heeft geslagen en/of te gestompt tegen het hoofd en/of tegen het
lichaam
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 december 2023 te [plaats 1] , gemeente Terneuzen , in elk geval in
Nederland, [slachtoffer 3] , zijn (ex-)parner, heeft mishandeld door die [slachtoffer 3]
- met kracht aan de haren vast te pakken en/of vervolgens met kracht aan de haren
te trekken en/of
- met kracht te trappen/schoppen tegen het lichaam en/of
- met kracht te slaan en/of te stompen tegen het hoofd en/of tegen het lichaam;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3.
hij op of omstreeks 14 december 2023 te [plaats 1] , gemeente Terneuzen , in elk geval in
Nederland, een personenauto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
[slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd,
onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
4.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 november 2023
tot en met 29 december 2023 te [plaats 2], gemeente Hulst en/of te [plaats 1] ,
gemeente Terneuzen , in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig
opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten
die van [slachtoffer 1] door
- veelvuldig berichten te versturen aan voornoemde [slachtoffer 1] en/of
- veelvuldig spraakberichten te versturen aan voornoemde [slachtoffer 1] en/of
- veelvuldig berichten te versturen aan familieleden van voornoemde [slachtoffer 1]
en/of
- veelvuldig te bellen naar voornoemde [slachtoffer 1] en/of
- meerdere malen langs te gaan bij de woning van voornoemde [slachtoffer 1] ,
met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden
en/of vrees aan te jagen.
( art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht )