ECLI:NL:RBZWB:2024:8476
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Op tegenspraak
- G.H. Nomes
- L.W. Louwerse
- J.B. Polak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering gevangenhouding in voorlopige hechtenis met betrekking tot recidivegrond
Op 10 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die gedetineerd is in P.I. Middelburg. De officier van justitie had een vordering tot gevangenhouding ingediend voor de duur van 90 dagen, na een bevel tot bewaring dat op 27 november 2024 was verleend. De rechtbank heeft het strafdossier bestudeerd en zowel de verdachte als zijn raadsman, mr. W.B. Lisi, gehoord.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de ernstige bezwaren die tot het bevel tot bewaring hebben geleid, nog steeds aanwezig zijn. Echter, bij de beoordeling van de vordering tot gevangenhouding heeft de rechtbank geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is voor een ernstig gevaar voor herhaling van strafbare feiten. Het strafblad van de verdachte bevat geen vermogensfeiten, en de feiten en omstandigheden bieden geen basis voor de aanname dat de verdachte op professionele wijze heeft ingebroken of dat er sprake is van stelselmatigheid.
Daarom heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie afgewezen, het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en de invrijheidstelling van de verdachte gelast, met ingang van de datum van de uitspraak. Deze beslissing is genomen in raadkamer door de rechters G.H. Nomes (voorzitter), L.W. Louwerse en J.B. Polak, in aanwezigheid van griffier mr. A.S.S. Fanis.