ECLI:NL:RBZWB:2024:8473

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
02-249761-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van het produceren en voorhanden hebben van amfetamine en het medeplegen van voorbereidingshandelingen ten behoeve van de productie van amfetamine

Op 12 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het produceren en voorhanden hebben van amfetamine, evenals het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 28 november 2024, waarbij de officier van justitie, mr. S.A.J. Louwers, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging, die was gewijzigd, geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte werd beschuldigd van het produceren van amfetamine in de periode van 3 tot en met 16 september 2021, en het voorhanden hebben van een hoeveelheid amfetamine. De rechtbank achtte de verklaringen van de verdachte ongeloofwaardig, vooral gezien het bewijs dat in zijn schuur was aangetroffen, waaronder chemicaliën en amfetaminepasta. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, maar sprak hem vrij van het medeplegen, omdat er onvoldoende bewijs was voor nauwe samenwerking met anderen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 360 dagen, waarvan 260 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-249761-21
vonnis van de meervoudige kamer van 12 december 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] ,
raadsman mr. M. Broere, advocaat te Roosendaal.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 november 2024, waarbij de officier van justitie mr. S.A.J. Louwers en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 3 september 2021 tot en met 16 september 2021 in vereniging amfetamine heeft geproduceerd dan wel daar medeplichtig aan is geweest, amfetamine aanwezig heeft gehad en voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine heeft gepleegd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de drie feiten wettig en overtuigend te bewijzen, met uitzondering van het medeplegen in geval van het eerste en tweede feit. Ten aanzien van het eerste en het derde feit is sprake van samenloop.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de ten laste gelegde feiten. Verdachte was niet op de hoogte van de productie van de amfetamine en ook niet van de aangetroffen amfetamine in zijn vriezer.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Uit het onderzoek van de Landelijke Faciliteit Ontmantelen (LFO) volgt dat er in de schuur van verdachte chemicaliën en goederen zijn aangetroffen bestemd voor het kristalliseren van amfetamine. Op een lepel, garde, spatel en enkele emmers is amfetaminepasta aangetroffen en op enkele lege flessen en een jerrycan werden restanten van een olieachtige vloeistof met de geur van amfetamine aangetroffen. Deze vloeistof werd via een test geïdentificeerd als amfetaminebase. In de schuur werden ook chemicaliën aangetroffen waaronder methanol, zwavelzuur en cafeïne. Volgens de LFO is er sprake van een productieplaats van synthetische drugs, waar amfetaminepasta wordt vervaardigd en versneden. Verdachte is meerdere keren in de schuur geweest, zoals blijkt uit zijn eigen verklaring en de beschrijving van de camerabeelden.
De verklaring van verdachte dat hij geen wetenschap had van de productie van drugs, acht de rechtbank op grond van bovenstaande bevindingen ongeloofwaardig. Bovendien is in de schuur een handschoen aangetroffen, vervuild met een witte substantie, op welke handschoen het DNA van verdachte werd aangetroffen. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders zijn dan dat verdachte zich bezig heeft gehouden met de productie van amfetamine in zijn schuur.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat sprake is geweest van medeplegen, nu onvoldoende blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking met (een) ander(en). Het eveneens aangetroffen DNA van een onbekende vrouw op de handschoen maakt dat niet anders, want haar rol en mogelijke samenwerking is daarmee nog niet vastgesteld. De rechtbank spreekt verdachte van dit gedeelte van de tenlastelegging vrij.
De rechtbank acht op grond van de bijgevoegde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 3 september 2021 tot en met 16 september 2021 amfetamine heeft geproduceerd, zoals ten laste is gelegd onder feit 1 primair.
Feit 2
Ten aanzien van het opzettelijk aanwezig hebben van de amfetamine heeft verdachte verklaard niets te hebben geweten van de aangetroffen drugs in de vriezer in zijn woning. Het uitgangspunt is dat een bewoner wordt verondersteld bekend te zijn met wat zich bevindt in zijn woning. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken indien de bewoner aannemelijk kan maken dat niet hij maar een ander de feitelijke gebruiker is van de ruimte en hij hier niet langer toegang toe heeft gehad. Dit is door verdachte niet aannemelijk gemaakt. Verdachte had dus niet alleen wetenschap van de drugs, mede gelet op de bewezenverklaring van het eerste feit, maar bovendien ook de beschikking over de drugs. De drugs lagen immers in zijn woning. De rechtbank acht het tweede ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Ook hier kan een nauwe en bewuste samenwerking met anderen onvoldoende worden vastgesteld, waardoor verdachte van het onderdeel medeplegen zal worden vrijgesproken.
Feit 3
De rechtbank acht op grond van de bijgevoegde bewijsmiddelen en gelet op wat is overwogen onder feit 1 wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van
3 september 2021 tot en met 16 september 2021 voorbereidingshandelingen heeft getroffen ten behoeve van de productie van amfetamine. Verdachte heeft zijn schuur zelf gebruikt en beschikbaar gesteld voor anderen voor de opslag van chemicaliën voor die productie. De rechtbank wijst hierbij op de aangetroffen goederen en chemicaliën in de schuur van verdachte en op de camerabeelden waarop verdachte samen met anderen te zien is, terwijl zij goederen de schuur indragen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
in de periode van 3 september 2021 tot en met 16 september 2021, te [plaats] , gemeente Borsele, opzettelijk heeft bereid en bewerkt en verwerkt en heeft vervaardigd, hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
op 16 september 2021, te [plaats] , gemeente Borsele, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 209 gram amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3
in de periode van 3 september 2021 tot en met 16 september 2021, te [plaats] , gemeente Borsele, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van amfetamine, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en te bevorderen
- zich en anderen gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en
- voorwerpen
enstoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van het delict,
hebbende hij, verdachte, en zijn mededaders
- een schuur gelegen aan [adres 2] ter beschikking gesteld voor het kristalliseren van amfetamineolie in amfetaminepasta en de productie van amfetamine en
- een hoeveelheid chemicaliën voorhanden gehad, waaronder cafeïne en methanol en zwavelzuur en klopmiddelen, waarvan hij, verdachte en zijn mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van het delict.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft een positieve ontwikkeling doorgemaakt, zo heeft hij het traject met de reclassering doorlopen, is hij een traject gestart bij schuldhulpverlening en heeft hij een nieuwe baan verworven. Verder heeft verdachte al drie en een halve maand in detentie doorgebracht en bevindt hij zich al drie jaar in een schorsing van de voorlopige hechtenis. Gelet op deze persoonlijke omstandigheden en de schending van de redelijke termijn verzoekt de verdediging een straf op te leggen gelijk aan het voorarrest.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het produceren van amfetamine, het voorhanden hebben van een hoeveelheid van 209 gram amfetamine en het medeplegen van voorbereidingshandelingen ten behoeve van de productie van amfetamine. Synthetische drugs zijn niet alleen schadelijk voor de volksgezondheid, vanwege het verslavende karakter hiervan, maar ook schadelijk voor het milieu gelet op de illegale dumpingen van schadelijke chemische afvalstoffen in bijvoorbeeld natuurgebieden. Bovendien levert het gevaar op voor de directe leefomgeving van de productieplaats, vanwege de gevaarlijke stoffen en het mogelijke explosiegevaar.
De rechtbank neemt in aanmerking dat de feiten 1 en 3 in eendaadse samenloop zijn begaan, omdat het om een min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex gaat en beide strafbepalingen dezelfde rechtsbelangen beschermen, zodat verdachte daarvan één verwijt kan worden gemaakt.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank houdt rekening met het strafblad van verdachte van 22 oktober 2024, waaruit blijkt dat hij eerder met justitie in aanraking is geweest en onder meer is veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet. Deze veroordeling en veroordelingen voor andersoortige feiten hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden om zich weer schuldig te maken aan strafbare feiten. Ook heeft hij ter zitting geen openheid van zaken gegeven.
Verder slaat de rechtbank acht op het rapport van de reclassering van 19 november 2024, waarin het recidiverisico als gemiddeld wordt ingeschat. Geadviseerd is bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Verdachte heeft binnen het lopende schorsingstoezicht de doelen behaald en op verschillende leefgebieden een positieve ontwikkeling doorgemaakt waardoor zij hem voldoende in staat achten om zelfstandig of samen met zijn partner goede keuzes te maken ten aanzien van zijn toekomst.
Straf
Voor het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin wordt voor de productie van drugs en het voorhanden hebben van drugs als uitgangspunt genomen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur. De rechtbank ziet in dit geval aanleiding om hiervan af te wijken, gelet op het volgende.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat sprake is van een fors tijdsverloop. Een verdachte heeft recht op behandeling van de zaak binnen een redelijke termijn om te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een (verdere) strafvervolging zou moeten leven. Die termijn begint te lopen op het moment dat een verdachte in redelijkheid kan verwachten dat tegen hem of haar vervolging wordt ingesteld. Als uitgangspunt geldt dat de behandeling van de zaak op de zitting moet zijn afgerond met een einduitspraak van de rechtbank binnen twee jaar nadat de termijn is aangevangen. Het onderzoek tegen verdachte is aangevangen met de inverzekeringstelling van verdachte op 16 september 2021. Dat is de datum waarop de redelijke termijn is aangevangen. Op het moment dat de rechtbank uitspraak doet, zijn inmiddels ruim drie jaar verstreken, hetgeen een overschrijding van de redelijke termijn met vijftien maanden oplevert.
Verder houdt de rechtbank rekening met de positieve ontwikkeling die verdachte heeft doorgemaakt Verdachte en de samenleving zouden er naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet bij gebaat zijn als verdachte langdurig gedetineerd zou raken.
De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 360 dagen, waarvan 260 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank zal daarbij een proeftijd van twee jaar opleggen. Om recht te doen aan de ernst van de feiten, acht de rechtbank daarnaast een taakstraf voor de duur van 240 uur op zijn plaats.

7.Het beslag

7.1
De teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 47, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
eendaadse samenloop van:
feit 1:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B en D, van de Opiumwet gegeven verbod;
en
feit 3: een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, en gelegenheid tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen, in vereniging gepleegd;
feit 2:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 360 (driehonderdzestig) dagen, waarvan 260 (tweehonderdzestig) dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte voorts tot een taakstraf van 240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 (honderdtwintig) dagen;
Beslag
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
1) 550 EUR ibn 16-09-2021 (Omschrijving: G2376791);
2) 40 EUR ibn 16-09-2021, (Omschrijving: G2377033);
3) 1 STK Muts (Omschrijving: g2376864, zwart);
4) 1 STK Zak (Omschrijving: g2376837 gripzakjes);
5) 2 STK Simkaart van zaktelefoon (Omschrijving: g2376868 [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] )
6) 1 STK Horloge (Omschrijving: G2376865, Zilverkleurig, merk: Michael Kors)
7) 1 STK Horloge (Omschrijving: G2376878 met originele doos, Zilverkleurig, merk:
Rolex Submariner)
8) 1 STK Horloge (Omschrijving: G2376867, Goudkleurig, merk: Michael Kors)
9) 1 STK Elektronica (Omschrijving: G2376871);
Voorlopige hechtenis
- heft het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.B. Scheltema Beduin, voorzitter, mr. J. Bergen en
mr. K. Verschueren, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.E.A.M. van der Ven-van de Riet, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 december 2024.
De jongste rechter en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
1
hij in of omstreeks de periode van 3 september 2021 tot en met 16
september 2021, te [plaats] , gemeente Borsele, in elk geval in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of heeft
vervaardigd, (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende
amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid
van artikel 3a van die wet;
(art 2 ahf/ond B/D Opiumwet)
( art 2 ahf/ond D Opiumwet )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
een of meer (onbekend gebleven) personen in of omstreeks de periode
van 3 september 2021 tot en met 16 september 2021, te [plaats] ,
gemeente Borsele, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of heeft
vervaardigd, (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende
amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid
van artikel 3a van die wet,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op een
of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 3 september 2021
tot en met 16 september 2021, te [plaats] , gemeente Borsele,
opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft
verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die
(onbekend gebleven) perso(o)n(en) een schuur gelegen bij zijn woning
aan [adres 2] ter beschikking te stellen voor de
productie van amfetamine;
(art 2 ahf/onder B/D Opiumwet jo art 48 SR)
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond D Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1
Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 16 september 2021, te [plaats] , gemeente Borsele,
in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 209 gram, althans een
hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine,
zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel
3a van die wet;
(art 2 ahf/ond C Opiumwet)
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1
Wetboek van Strafrecht )
3
hij in of omstreeks de periode van 3 september 2021 tot en met 16
september 2021, te [plaats] , gemeente Borsele, in elk geval in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te
weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen,
afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van amfetamine, in
elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine,
zijnde (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst
I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
voor te bereiden en/of te bevorderen
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen of inlichtingen
tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen
en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden voorhanden
heeft/hebben gehad, waarvan hij , verdachte en/of zijn mededader(s)
wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd
was/waren tot het plegen van het/die delict(en),
hebbende hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s)
- een schuur gelegen aan [adres 2] ter beschikking gesteld voor het
kristalliseren van amfetamineolie in amfetaminepasta en/of de
productie/vervaardiging van amfetamine, althans synthetische drugs
en/of
- ( een) hoeveelhe(i)d(en) chemicaliën/(grond)stoffen voorhanden
gehad, waaronder cafeïne en/of methanol en/of zwavelzuur en/of
klopmiddelen, waarvan hij , verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en)
of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd was/waren
tot het plegen van het/die delict(en).
(art 10A Opiumwet)
( art 10a lid 1 ahf/sub 1 alinea Opiumwet )