ECLI:NL:RBZWB:2024:8472
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening wegens ontbreken spoedeisend belang in bestuursrechtelijke boetezaak
In deze zaak heeft de Middenweg B.V. bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, waarbij een boete van € 36.000,- is opgelegd wegens overtreding van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. De verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij meent dat er sprake is van spoedeisend belang. De voorzieningenrechter heeft echter vastgesteld dat er geen onverwijlde spoed aanwezig is, aangezien de bezwaren van verzoekster zich voornamelijk richten tegen het boetebesluit en niet tegen de openbaarmaking van inspectiegegevens.
De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling benadrukt dat de voorlopige voorzieningprocedure bedoeld is om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Hij heeft vastgesteld dat de verzoekster niet voldoende heeft aangetoond dat de beslissing op bezwaar niet kan worden afgewacht, omdat de gevolgen van het besluit onomkeerbaar zouden zijn. De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat een financieel belang op zichzelf geen reden is voor het treffen van een voorlopige voorziening, tenzij dit belang de bedrijfsvoering in ernstige problemen zou brengen.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter geconcludeerd dat het verzoek om een voorlopige voorziening ongegrond is en heeft hij het verzoek afgewezen. De uitspraak is gedaan op 2 december 2024 en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.