ECLI:NL:RBZWB:2024:8454

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
02-148843-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkrachting met gevangenisstraf en beroepsverbod

Op 11 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, voor de verkrachting van [slachtoffer 1] in de periode van 1 maart 2019 tot en met 5 maart 2019. De rechtbank oordeelde dat de verdachte [slachtoffer 1] door geweld en andere feitelijkheden heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De verdachte heeft de feiten ontkend, maar de rechtbank achtte de aangifte van [slachtoffer 1] betrouwbaar, ondersteund door getuigenverklaringen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tweede tenlastelegging, die betrekking had op [slachtoffer 2], omdat er onvoldoende wettig bewijs was voor de beschuldigingen. Daarnaast werd een beroepsverbod voor de duur van vier jaar opgelegd, omdat de verdachte als caféhouder werkzaam was en het delict in zijn eigen café heeft plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte ernstig inbreuk heeft gemaakt op de integriteit van [slachtoffer 1] en dat het delict grote gevolgen heeft gehad voor het slachtoffer. De benadeelde partij, [slachtoffer 1], heeft een schadevergoeding van € 3.500,- toegewezen gekregen voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van aangifte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-148843-23
vonnis van de meervoudige kamer van 11 december 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1971 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
raadsvrouw mr. M.C. Kersemaekers-Schraven, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 november 2024, waarbij de officier van justitie, mr. J. Castelein, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1:in de periode van 1 maart 2019 tot en met 5 maart 2019 [slachtoffer 1] heeft verkracht;
feit 2:in de periode van 26 november 2007 tot en met 11 maart 2018 [slachtoffer 2] heeft verkracht dan wel ontuchtige handelingen met hem heeft gepleegd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 1 heeft begaan, met uitzondering van het gedachtestreepje “met kracht naar de grond duwen”. Ook acht hij wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 2 heeft begaan. Hij vordert partiële vrijspraak voor zover het betreft de periode van 26 november 2007 tot en met 25 november 2009.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van de feiten 1 en 2.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Juridisch kader zedenzaken
In zedenzaken doet zich vaak de situatie voor dat bij het incident maar twee personen aanwezig waren, namelijk de aangever en de verdachte. Veelal staat de beschuldigende verklaring van de aangever tegenover de ontkennende verklaring van de verdachte. Rechtstreekse getuigen van de gebeurtenissen zijn er vaak niet. Wanneer de verdachte ontkent, is er maar één getuige van de relevante handelingen zelf, namelijk de aangever.
In artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) is bepaald dat de rechter het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend kan baseren op de verklaring van één getuige. Ook als die verklaring betrouwbaar wordt geacht, is die enkele verklaring onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Er moet dus meer bewijs zijn; iets dat die verklaring ondersteunt. Die ondersteuning hoeft niet te gelden voor alle onderdelen van de tenlastelegging. Het gaat erom dat in elk geval een deel van de feiten en omstandigheden die in de belastende verklaring worden genoemd ondersteuning vindt in één of meer bewijsmiddelen. Het ondersteunende bewijsmateriaal mag niet in een te ver verwijderd verband staan met de verklaring van de aangever en moet bovendien uit een andere bron komen.
Feit 1
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit heeft alleen [slachtoffer 1] verklaard dat de seksuele handelingen onder dwang hebben plaatsgevonden. Verdachte ontkent [slachtoffer 1] te hebben verkracht. De rechtbank zal toetsen of de verklaring van [slachtoffer 1] betrouwbaar kan worden geacht. Daarbij kijkt de rechtbank onder meer naar de inhoud van de verklaring en in hoeverre deze verklaring consistent is. De rechtbank zal vervolgens beoordelen of de verklaring van [slachtoffer 1] in voldoende mate wordt ondersteund door ander bewijs.
Betrouwbaarheid aangifte
Op 1 maart 2022 heeft [slachtoffer 1] bij de politie een informatief gesprek gevoerd en aangegeven dat zij door verdachte is verkracht. Op 17 maart 2022 heeft zij aangifte tegen verdachte gedaan. [slachtoffer 1] heeft tijdens deze twee gesprekken verklaard dat zij met carnaval in 2019 in [het café] in [plaats] door verdachte is gezoend, bij haar arm is vastgepakt en vervolgens door hem mee naar boven is getrokken, hij daar dwingend tegen haar heeft gezegd “zuig aan mijn lul” en “ik heb een grote lul”, hij zijn penis in haar gezicht heeft geslagen en uiteindelijk zijn penis in haar mond heeft geduwd. Ook heeft zij verklaard dat zij stevig werd vastgepakt en bevroor tot het moment dat de penis in haar mond werd geduwd. Daarna heeft zij zich los weten te maken en is zij overstuur vertrokken.
Anders dan de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat de aangifte van [slachtoffer 1] betrouwbaar is. Hoewel drie jaar na het incident aangifte is gedaan, heeft [slachtoffer 1] consistent en gedetailleerd verklaard in het informatief gesprek en de aangifte. Zij heeft daarbij telkens ook een duidelijke beschrijving van het uiterlijk van de dader gegeven en heeft hem op foto’s aangewezen. Ook heeft [slachtoffer 1] verklaard over haar eigen drank- en drugsgebruik die desbetreffende dag.
Daarnaast wordt de verklaring ondersteund door de verklaring van [getuige 1] . [getuige 1] heeft verklaard dat zij met [slachtoffer 1] en vrienden drie jaar geleden tijdens carnaval in [het café] was en ze op een gegeven moment [slachtoffer 1] kwijt waren. Toen zij [slachtoffer 1] weer zag, was zij overstuur en in paniek. [slachtoffer 1] vertelde dat zij door de eigenaar van [het café] de trap op was getrokken en dat hij zijn geslachtsdeel in haar mond had gedaan. [slachtoffer 1] was zo overstuur, dat zij direct naar haar moeder was gegaan. Ook heeft zij verklaard dat de eigenaar van [het café] een bekende van hen is.
De verklaring van [slachtoffer 1] vindt ook steun in de verklaring van haar moeder. [slachtoffer 1] heeft haar moeder verteld dat zij die nacht bij [het café] is geweest. Dit sluit aan bij de verklaring van [getuige 1] dat [slachtoffer 1] na het incident naar haar moeder is gegaan. Ook tegenover haar moeder heeft [slachtoffer 1] verklaard dat ze op enig moment een trap op is meegesleurd, naar een kamertje, en dat de eigenaar van [het café] zijn geslachtsdeel in haar mond deed. Terwijl [slachtoffer 1] dit aan haar moeder vertelde, heeft ze anderhalf uur lang gehuild en geschreeuwd.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat deze getuigenverklaringen steunbewijs vormen. De getuigen hebben immers kort na het plegen van het feit emoties bij [slachtoffer 1] waargenomen. De verklaringen zijn daarmee niet (uitsluitend) afkomstig van dezelfde bron en kunnen daarom worden gebruikt ter ondersteuning van de aangifte.
Tot slot vindt de verklaring van [slachtoffer 1] bevestiging in de verklaring van verdachte dat hij in 2019 tijdens carnaval werkzaam was in zijn bar.
Conclusie
De rechtbank acht daarmee het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering – net als de officier van justitie – van het onderdeel dat verdachte [slachtoffer 1] op de grond heeft geduwd. [slachtoffer 1] heeft hierover namelijk verklaard dat ze op de grond is geduwd of gevallen. De rechtbank zal verdachte daarvan vrijspreken.
Feit 2
De rechtbank overweegt dat deze zaak een bijzonder karakter draagt, omdat het slachtoffer, [slachtoffer 2] , is overleden en het opsporingsonderzoek is aangevangen na zijn overlijden. Het dossier bevat hierdoor geen bewijsmiddelen die direct afkomstig zijn van [slachtoffer 2] . Na zijn overlijden is door zijn moeder aangifte gedaan. In zedenzaken wordt normaal gesproken de aangifte – indien deze betrouwbaarheid wordt geacht – als uitgangspunt genomen, met name over de (on)vrijwilligheid van de seksuele handelingen. Aangezien in onderhavige zaak de aangifte niet direct afkomstig is van het slachtoffer, dient de rechtbank extra behoedzaam om te gaan met de getuigenverklaringen die zich in het dossier bevinden.
In het dossier bevinden zich meerdere getuigenverklaringen. Deze getuigen hebben – kort samengevat – verklaard dat zij van [slachtoffer 2] hebben gehoord dat [verdachte] van [het café] hem seksueel zou hebben misbruikt.
De moeder van [slachtoffer 2] , [getuige 2] , heeft in haar aangifte over het misbruik het volgende verklaard. [slachtoffer 2] gaf toen hij 20 of 21 jaar oud was aan dat hij naar [het café] ging en wat hij daar had meegemaakt. In dat gesprek moest hij huilen en was hij aan het appen met “ [verdachte] [het café] ” (de rechtbank begrijpt: verdachte). [getuige 2] zag dat ‘ [verdachte] ’ de volgende berichten naar hem stuurde: “Vieze coke verslaafde, je wilt mijn lekkere apparaat” en “Je hebt toch wel weer geld nodig”. Ook heeft [slachtoffer 2] toen verteld dat hij vanaf zijn zestiende bij [verdachte] kwam voor orale bevrediging waar hij geld voor kreeg. Na de opname in een afkickkliniek (de rechtbank begrijpt: na 2018) heeft [verdachte] hem anaal verkracht. [slachtoffer 2] ging, om drugs te kunnen betalen, naar [verdachte] om in ruil voor geld seksuele handelingen te verrichten. Van die seksuele handelingen heeft verdachte een filmpje gemaakt, waarmee hij [slachtoffer 2] vervolgens heeft gechanteerd.
In het dossier zit een handgeschreven tekst, die volgens de moeder van [slachtoffer 2] door hem zou zijn geschreven toen hij bij afkickkliniek [naam kliniek] in behandeling was, inhoudende:
“ [verdachte] . Hij heeft mij misbruikt toen ik nog minderjarig was en me onder druk gezet/gechanteerd. Ik heb sex met hem gehad om mijn verslaving te kunnen betalen en daar heeft hij op een moment een filmpje van gemaakt zonder mijn weten. Later zetten hij mij onder druk met dat filmpje als ik niet vaker langs zou langskomen”.
Een neef van [slachtoffer 2] , [getuige 3] , heeft verklaard dat [slachtoffer 2] rond zijn 16e of 17e jaar boven [het café] meerdere keren seksuele handelingen heeft moeten verrichten met andere mannen. De leeftijd van [slachtoffer 2] ten tijde van deze handelingen leidt de getuige af uit het feit dat [slachtoffer 2] toen dit gebeurde nog niet ‘uit de kast was gekomen’. Die mannen kwamen in de bar en wachtten op [slachtoffer 2] in een afgesloten ruimte op de bovenverdieping. Dit was in opdracht van de eigenaar van [het café] . Mocht [slachtoffer 2] hiermee naar de politie gaan of dit tegen andere mensen vertellen, dan waren er camerabeelden van de eigenaar van de [het café] , die hij naar buiten zou brengen.
Volgens een vriendin van [slachtoffer 2] , [getuige 4] , is [slachtoffer 2] toen hij 25 of 26 jaar oud was in contact gekomen met ‘de man’. [getuige 4] denkt dat dit ging om de eigenaar van de [het café] . [slachtoffer 2] werd gedwongen om seks te hebben. De seksuele handelingen vonden gedurende een periode van vier maanden plaats en bestonden uit wurgseks, orale en anale seks. Dit heeft een keer bij [slachtoffer 2] thuis plaatsgevonden en verder in de [het café] .
Op de telefoon van verdachte zijn door verbalisant [verbalisant] in totaal 2041 berichten tussen verdachte en [slachtoffer 2] aangetroffen. Het gesprek tussen hen is gestart op 21 september 2015 en op 10 juni 2019 beëindigd. [verbalisant] relateert dat uit de berichten blijkt dat verdachte en [slachtoffer 2] seksueel contact hadden en dat zij seksueel getinte berichten naar elkaar stuurden. Veel van de berichten gingen over het seksuele contact of het komen tot een afspraak om seksueel contact te hebben. In een bericht van 28 oktober 2015 is te lezen dat verdachte aan [slachtoffer 2] vraagt om langs te komen, waarop [slachtoffer 2] aangeeft: “Ga hier vanavond echt niet zomaar weg”. Hierop stuurt verdachte “hoeveel wil je”. [slachtoffer 2] vraagt om “50”, waarop verdachte zegt dat hij 30 wil geven en taxikosten. Uiteindelijk spreken ze af dat [slachtoffer 2] 30 krijgt en de taxikosten. [slachtoffer 2] geeft aan dat hij dan heel de nacht zal blijven. Op 8 november 2016 stuurt [slachtoffer 2] naar verdachte: “Nee, was mijn ouders aan het vertellen over jou”. Als [slachtoffer 2] aangeeft geen contact te willen hebben met verdachte, stuurt het volgende bericht: “Filmpje”, waarop [slachtoffer 2] zegt: “Van toen ik 17 was”.
Verdachte heeft verklaard dat seksuele handelingen tussen hem en [slachtoffer 2] hebben plaatsgevonden, waaronder anale en orale seks. Hij heeft [slachtoffer 2] ook geld gegeven als hij daarom vroeg. Verdachte ontkent een filmpje van [slachtoffer 2] te hebben gemaakt. Op de telefoon van verdachte is geen filmpje aangetroffen van [slachtoffer 2] .
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat tussen verdachte en [slachtoffer 2] seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. De rechtbank overweegt dat uit de aangifte, de getuigenverklaringen, de berichten in de telefoon van verdachte en de handgeschreven tekst echter geen eenduidig verhaal over zowel de aard van de seksuele handelingen en de relatie als de tijdspanne van deze relatie naar voren komt.
De tussen verdachte en [slachtoffer 2] verstuurde berichten verschillen van toon als het gaat om de aard en inhoud van hun relatie. Enerzijds worden seksueel getinte berichten naar elkaar verstuurd, anderzijds zijn ook berichten aanwezig waarbij verdachte een dwingende toon heeft en die gaan over het krijgen van geld. Ook is een bericht aanwezig over een filmpje. Door [getuige 2] en de neef van [slachtoffer 2] is verklaard dat [slachtoffer 2] met een filmpje werd gechanteerd, maar dit filmpje is niet bij verdachte of elders aangetroffen. Daarbij komt dat de neef van [slachtoffer 2] spreekt over seksuele handelingen die verdachte met andere mannen moest verrichten. Uit het dossier blijkt voorts dat verdachte kampte met een drugsverslaving en dat hij in ruil voor geld seks met verdachte heeft gehad.
Daarnaast zijn de verklaringen niet eenduidig over de periode van het gestelde misbruik en de duur daarvan. De neef van [slachtoffer 2] spreekt over de leeftijd van zestien of zeventien jaar, terwijl [getuige 4] verklaart dat [slachtoffer 2] 25 of 26 jaar oud was. [getuige 2] heeft aangegeven dat [slachtoffer 2] vanaf zijn zestiende jaar betaald kreeg voor orale seks en dat hij na de opname in de afkickkliniek [naam kliniek] in 2018 anaal is verkracht.
De rechtbank constateert dat de verklaringen veel vragen oproepen over de aard van het seksuele contact tussen verdachte en [slachtoffer 2] en het al dan niet vrijwillige karakter daarvan, alsmede over de periode waarin het misbruik zou hebben plaatsgevonden. Die vragen kunnen niet worden beantwoord, nu de rechtbank [slachtoffer 2] hier niet meer over kan bevragen.
Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier, gelet op de hiervoor vermelde inconsistenties, onvoldoende wettig bewijs dat verdachte [slachtoffer 2] heeft verkracht dan wel ontucht met hem heeft gepleegd. De primair en subsidiair ten laste gelegde feiten kunnen dan ook niet wettig en overtuigend worden bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 1 maart 2019 tot en met 5 maart 2019 te [plaats] door geweld en een andere feitelijkheid, te weten het
- (onverhoeds) (tong)zoenen van [slachtoffer 1] en
- vastpakken van die [slachtoffer 1] en (met kracht) aan de arm vastpakken en vervolgens meetrekken van die [slachtoffer 1] in een kamer op de bovenverdieping en
- die [slachtoffer 1] dwingend de woorden toevoegen: “zuig aan mijn lul” en “ik heb een grote lul”, en
- met zijn, verdachtes, penis tegen het gezicht van die [slachtoffer 1] slaan,
die [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten
het duwen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 1] .
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van voorarrest. Tevens vordert hij een beroepsverbod voor het beroep caféhouder op grond van artikel 28 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) op te leggen voor de duur van acht jaren en vordert een bevel tot gevangenneming te gelasten met ingang van de uitspraakdatum.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt, gelet op de bepleite vrijspraak, primair geen straf aan verdachte op te leggen. Subsidiair wordt verzocht het beroepsverbod niet op te leggen en om geen bevel tot gevangenneming te gelasten.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van [slachtoffer 1] , door met haar te zoenen, haar de trap op te trekken, dwingend tegen haar te zeggen “zuig aan mijn lul” en “ik heb een grote lul”, met zijn penis tegen haar gezicht te slaan en zijn penis in haar mond te duwen, terwijl duidelijk was dat [slachtoffer 1] dit niet wilde. Door zo te handelen heeft verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke, psychische en seksuele integriteit van [slachtoffer 1] . Daarnaast heeft het misbruik plaatsgevonden boven [het café] in de woning van verdachte, het café waar hij eigenaar van is. Dit café is gay minded en dient een veilige plek te zijn voor jongeren die op zoek zijn naar hun (seksuele) identiteit. Kortom jongeren die kwetsbaar zijn. Verdachte heeft dit veilige gevoel geschaad, niet alleen bij [slachtoffer 1] , maar ook bij anderen die hiervan kennis hebben genomen. Verdachte heeft het feit ontkend en daarmee geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Dit weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee.
Van dergelijke strafbare feiten is bekend dat het grote lichamelijke en psychische gevolgen heeft voor slachtoffers in het algemeen, maar ook voor het slachtoffer in het bijzonder, zoals blijkt uit de toelichting bij de vordering tot schadevergoeding en de spreekrechtverklaring ter zitting. [slachtoffer 1] heeft zich onveilig gevoeld. Ze voelde zich soms zo onveilig, dat ze paniekaanvallen kreeg. Ook worstelt [slachtoffer 1] tot op de dag van vandaag met het aangaan van intimiteit.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 oktober 2024, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 4 november 2024. Vanwege de ontkennende houding van verdachte, is het voor de reclassering niet mogelijk om relaties te leggen tussen de leefgebieden huisvesting, dagbesteding, relaties, alcoholgebruik, psychosociaal functioneren en de onderhavige verdenking. Verdachte lijkt een stabiel leven te leiden. Het recidiverisico wordt als laag ingeschat. De reclassering adviseert bij een veroordeling om een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Strafoplegging
Het bewezen verklaarde feit is zodanig ernstig dat daarop niet anders kan worden gereageerd dan een gevangenisstraf van geruime duur. Bij de bepaling van de duur van die gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting (LOVS) en de daarin opgenomen categorieën voor verkrachting. De rechtbank merkt daarbij op dat zij in deze zaak omstandigheden ziet die het meest passen bij categorie a, mede gelet op de zeer korte duur van de handelingen en de beperkte mate van geweld die is gebruikt. Als uitgangspunt geldt bij categorie a een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. De rechtbank ziet aanleiding om af te wijken van de eis van de officier van justitie, omdat zij een feit minder bewezen acht. In strafmatigende zin weegt de rechtbank mee dat het feit lang geleden is gepleegd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.
Beroepsverbod
In artikel 251 (oud) Sr is bepaald dat de in artikel 28 Sr vermelde bijkomende straf van ontzetting van het recht een bepaald beroep uit te oefenen bij een veroordeling voor dit feit kan worden uitgesproken, indien de verdachte het in de uitoefening van dat beroep heeft begaan. De rechtbank is van oordeel dat hiervan sprake is. Verdachte is sinds 2012 caféhouder van [het café] en tevens eindverantwoordelijk voor die zaak. Tijdens de uitoefening van zijn werk heeft verdachte boven zijn café, in zijn woning, een gast uit het café verkracht. De rechtbank ziet op grond van de aard van het delict in combinatie met de werkomgeving waarin dit delict is begaan en de berichten tussen verdachte en andere jonge mannen die op zijn computer zijn aangetroffen, aanleiding om de ontzetting van het recht om het beroep van caféhouder uit te spreken. De rechtbank acht het van groot belang dat wordt verzekerd dat verdachte voor een langere periode niet meer in aanraking zal komen met kwetsbare, jongere personen in de uitoefening van zijn beroep. De rechtbank zal deze bijkomende straf opleggen voor de duur van vier jaren.
Gevangenneming
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat een bevel tot gevangenneming niet op zijn plaats is. Nadat [slachtoffer 1] aangifte heeft gedaan is er geen inbewaringstelling door de officier van justitie gevorderd. Bovendien zit er een aanzienlijke periode tussen het moment van aangifte (maart 2022) en de behandeling ter zitting (november 2024) en wordt door de rechtbank een lagere straf opgelegd. De rechtbank zal daarom geen bevel tot gevangenneming gelasten.

7.De benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [slachtoffer 1] ter zake van feit 1. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 3.330,- aan materiële schade, bestaande uit een ziekenhuisdaggeldvergoeding, en een vergoeding van € 10.000,- aan immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert integrale toewijzing van de vordering benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de pleegperiode en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit de vordering niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair wordt verzocht om de immateriële schade te matigen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd dat de kosten van de opname in de kliniek in causaal verband staan met het bewezenverklaarde feit. De nadere behandeling van dit gedeelte van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dit gedeelte van de vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
De benadeelde heeft aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht rechtbank vergoeding van een bedrag van € 3.500,- billijk.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf 17 maart 2022, het moment waarop aangifte is gedaan.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 28, 31, 36f, 242 Sr, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 2 primaire en subsidiaire ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1:
verkrachting;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 24 (vierentwintig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Bijkomende straf
-
ontzetverdachte van het
recht tot de uitoefening van het beroep van caféhouder voor de duur van 4 (vier) jaar;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1]van € 3.500,- bestaande uit immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2022 tot aan de dag der voldoening;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1](feit 1), € 3.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 45 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.M. Pastoors, voorzitter, mr. J.F.C. Janssen en
mr. E.A. van Beelen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.W. Schalk, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 11 december 2024.

10.Bijlage I

De gewijzigde tenlastelegging
1
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2019 tot en met 5 maart 2019 te [plaats] , in elk geval in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten het
- (onverhoeds) (tong)zoenen van [slachtoffer 1] en/of
- vastpakken van die [slachtoffer 1] en/of het (met kracht) aan de arm en/of pols vastpakken en/of (vervolgens) meetrekken/nemen van die [slachtoffer 1] in/naar een kamer op de bovenverdieping en/of
- (met kracht) op de grond duwen van die [slachtoffer 1] en/of
- die [slachtoffer 1] dwingend de woorden toevoegen: “zuig aan mijn lul” en/of “ik heb een grote lul”, althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of
- met zijn, verdachtes, penis op/tegen/in het gezicht van die [slachtoffer 1] slaan en/of leggen,
die [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten
het duwen/brengen en/of te houden van zijn, verdachtes, penis in de mond van die, althans zich door die [slachtoffer 1] laten pijpen;
( art 242 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 november 2007 tot en met 11 maart 2018 te [plaats] , althans in Nederland, (telkens) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- [slachtoffer 2] te dreigen met het publiceren en/of verspreiden, althans het openbaar maken, van een video en/of film waarop te zien is dat die [slachtoffer 2] verdachte pijpt, althans een video en/of film waarop te zien is dat die [slachtoffer 2] seksuele handelingen verricht bij/seks heeft met verdachte en/of
- gebruik te maken van zijn, verdachtes, fysieke en/of psychische overwicht op die [slachtoffer 2] en/of aldus het scheppen van een dusdanige dreigende en intimiderende sfeer waardoor die [slachtoffer 2] zich niet meer kon of durfde te verweren en aldus het doen ontstaan van een bedreigende situatie voor die [slachtoffer 2] ,
(telkens) die [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten
- zijn, verdachtes, penis in de anus van die [slachtoffer 2] te duwen/brengen en/of bewegen en/of houden en/of
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 2] te duwen/brengen en/of te houden, althans zich door die [slachtoffer 2] te laten pijpen;
( art 242 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 november 2007 tot en met 11 maart 2018 te [plaats] , althans in Nederland, (telkens) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- [slachtoffer 2] te dreigen met het publiceren en/of verspreiden, althans het openbaar maken van een video en/of film waarop te zien is dat die [slachtoffer 2] verdachte pijpt, althans een video en/of film waarop te zien is dat die [slachtoffer 2] seksuele handelingen verricht bij/seks heeft met verdachte en/of
- gebruik te maken van zijn, verdachtes, fysieke en/of psychische overwicht op die [slachtoffer 2] en/of aldus het scheppen van een dusdanige dreigende en intimiderende sfeer waardoor die [slachtoffer 2] zich niet meer kon of durfde te verweren en aldus het doen ontstaan van een bedreigende situatie voor die [slachtoffer 2] ,
die [slachtoffer 2] (telkens) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten:
- zijn, verdachtes, penis in de anus van die [slachtoffer 2] te duwen/brengen en/of bewegen en/of houden en/of
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 2] te duwen/brengen en/of te houden, althans zich door die [slachtoffer 2] te laten pijpen;
( art 246 Wetboek van Strafrecht )