ECLI:NL:RBZWB:2024:8438

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
C/02/427940 / JE RK 24-1924
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Oomes
  • mr. Van Egeraat
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing tot meerderjarigheid van een minderjarige met complexe problematiek

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 december 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat alle betrokkenen, waaronder de gecertificeerde instelling (GI), het eens zijn met de verlenging van de maatregelen tot de meerderjarigheid van [minderjarige] op [geboortedag] 2025. De minderjarige vertoont wisselend gedrag en heeft recentelijk drugs gebruikt, terwijl de benodigde traumabehandeling nog niet is gestart. De ouders van [minderjarige] hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag en zijn akkoord met de verlenging van de maatregelen, omdat zij niet zien dat [minderjarige] terug naar huis kan gaan. De kinderrechter heeft in haar beoordeling de ernst van de ontwikkelingsbedreiging en de noodzaak van de zorg in overweging genomen. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de situatie van [minderjarige] nog onvoldoende stabiel is en dat de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor zijn verzorging en opvoeding. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/427940 / JE RK 24-1924
Datum uitspraak: 4 december 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING EN JEUGDRECLASSERING, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling (de GI),
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2007 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt het volgende mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 23 oktober 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 november 2024. Daarbij was een vertegenwoordiger van de GI aanwezig.
1.3.
De moeder en de vader zijn, hoewel daartoe correct (per aangetekende post) opgeroepen, niet verschenen. Namens de GI is tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat in ieder geval de moeder op de hoogte was van de mondelinge behandeling. Het is de kinderrechter gebleken dat de vader heeft getekend voor ontvangst van de oproep.
1.4.
De kinderrechter heeft [minderjarige] uitgenodigd om zijn mening kenbaar te maken tijdens een zogenaamd kindgesprek. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [minderjarige] deze uitnodiging niet heeft ontvangen. Desgevraagd heeft de jeugdzorgwerker tijdens een schorsing van de mondelinge behandeling telefonisch contact opgenomen met [minderjarige] . De jeugdzorgwerker heeft aangegeven wat [minderjarige] heeft verteld. Na de mondelinge behandeling heeft [minderjarige] laten weten alsnog een gesprek te willen met de kinderrechter. Dit gesprek heeft op 2 december 2024 telefonisch plaatsgevonden. Een en ander wordt hierna samengevat weergegeven.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, namelijk [de accommodatie] in [plaats] .
2.3.
De kinderrechter van deze rechtbank heeft bij beschikking van 5 december 2023 [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 5 december 2024. Bij deze beschikking is ook een machtiging verleend om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 5 december 2023 tot 5 september 2024. Bij beschikking van 3 september 2024 heeft de kinderrechter deze machtiging verlengd tot 5 december 2024.

3.Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen tot de datum waarop [minderjarige] meerderjarig wordt (aldus tot [geboortedag] 2025). De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
Ter onderbouwing van het verzoek stelt de GI dat [minderjarige] op [de accommodatie] verblijft, een orthopedagogisch behandel- en expertisecentrum. [minderjarige] heeft ADHD en een communicatiestoornis. Ook heeft hij kenmerken van autisme en dyslexie en is er een licht verstandelijke beperking. De bedreigde ontwikkeling is erin gelegen dat hij niet meer naar school gaat, hij geen dagbesteding heeft, met regelmaat (hard)drugs (heeft) gebruikt en hij van alles doet om aan geld te komen (dat neigt naar crimineel gedrag). Ook heeft hij depressieve gevoelens en tweemaal een suïcidepoging ondernomen. [minderjarige] is gebaat bij traumabehandeling, maar door het ontbreken van motivatie/bereidheid haakt [minderjarige] hiervoor af. Traumabehandeling is echter vereist om zijn drugsgebruik aan te kunnen pakken. [minderjarige] staat wel open voor de groepsleiding en hij is gemotiveerd voor zijn werk. Met de uithuisplaatsing wordt beoogd de dagelijkse opvoedingstaak bij de ouders weg te nemen, zodat zij hopelijk weer ruimte gaan voelen om er voor [minderjarige] te zijn en hem op termijn te begeleiden richting begeleid wonen of zelfstandigheidstraining. Er moet worden gezocht naar een vervolgplek, maar dat is nog niet geconcretiseerd. De GI is daarover nog in gesprek met [de accommodatie] . Volgens de GI moet worden gekeken naar een vervolgplek waar [minderjarige] kan werken aan verdere groei en ontwikkeling, maar waar ook ruimte is voor behandeling van de trauma’s uit het verleden die hem triggeren tot drugsgebruik. De GI wil het traject bij [de accommodatie] afronden, zorgdragen voor een overgang naar een vervolgplek en met elkaar bespreken wat [minderjarige] nodig heeft na zijn achttiende levensjaar. Een gedwongen kader is nodig, zodat [minderjarige] zich niet aan de zorg kan onttrekken.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI hieraan toegevoegd dat geprobeerd is om het verzoek met [minderjarige] te bespreken. Doordat hij momenteel in een wat moeilijkere periode zit, is dat echter lastig gebleken omdat [minderjarige] zich afsluit. [minderjarige] was ontslagen bij zijn baan, wat gevolgen had voor zijn gesteldheid. Zo vertoonde hij negatief gedrag waar hij groepsgenoten in mee trok, hij kreeg depressieve gevoelens en er zijn recent drugs gevonden op zijn kamer. Daarnaast staat [minderjarige] wisselend tegenover traumabehandeling. De reden daarvan is nog onduidelijk. [minderjarige] heeft op dit moment geen contact met zijn vader, maar wel met zijn moeder. Inmiddels is [minderjarige] wel weer aangenomen bij zijn baan.
4.2.
Volgens het verzoek zijn de ouders het eens met de verzoeken. De ouders zien [minderjarige] niet terug naar huis gaan. Zij ondersteunen dat [minderjarige] via [de accommodatie] zal doorstromen naar zelfstandigheidstraining. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de jeugdzorgwerker hieraan toegevoegd dat de moeder ook telefonisch aan haar heeft aangegeven in te stemmen met het verzoek.
4.3.
Tijdens het gesprek van [minderjarige] met de kinderrechter heeft hij, samengevat, het volgende verteld. [minderjarige] is het op zich wel eens met verlenging van de maatregelen. Hij vindt alleen dat er niks gebeurt en hij voelt zich niet op zijn plek bij [de accommodatie] . Hij snapt wel dat er zorgen over hem waren, vooral zijn eigenwijsheid en harddrugsgebruik, maar dit laatste is al maanden niet meer aan de orde. Hij blowt nog wel, maar niet veel en vooral als hij in aanraking komt met “foute” vrienden. Gezegd wordt dat hij niet geholpen wil worden, maar dat is volgens hem niet nodig. Hij is klaar om over te stappen naar begeleid wonen of kamertraining. In een andere omgeving komt hij ook minder in verleiding. Ook voelt hij zich soms neerslachtig, maar dat hoort er volgens hem gewoon bij. Verder wil hij wel traumabehandeling, maar niet vanuit De [de accommodatie] . Zijn werk heeft hij nu zelf beëindigd, omdat hij toe is aan vakantie. Begin volgend jaar kan hij weer aan de slag. Het contact met zijn moeder gaat wel, maar er zijn ook wel dingen waar hij tegenaan loopt. Met zijn vader is het contact moeilijk. Hij wil wel maar het is ook moeilijk te regelen. Ten slotte zou hij willen dat er vanuit de GI meer geregeld en beter gecommuniceerd wordt.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:255 BW, kan de kinderrechter een ondertoezichtstelling verlengen indien sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging, de zorg die in het verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is onvoldoende wordt geaccepteerd en de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders binnen een aanvaardbare termijn in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige te dragen.
5.2.
Een machtiging tot uithuisplaatsing kan op grond van artikel 1:265c BW in samenhang met artikel 1:265b lid 1 BW worden verlengd als dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
5.3.
De kinderrechter overweegt dat alle betrokkenen kunnen instemmen met een verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing totdat [minderjarige] achttien jaar wordt. De kinderrechter is van oordeel dat nog steeds wordt voldaan aan de wettelijke vereisten als bedoeld in de artikelen voornoemd. Bij beschikking van 5 december 2023 is bepaald dat aan de volgende doelen moet worden gewerkt:
- [minderjarige] groeit op in een omgeving waarin hij nabijheid en sturing krijgt;
- [minderjarige] heeft een gestructureerde en zinvolle dag invulling;
- [minderjarige] gebruikt geen (hard)drugs meer;
- [minderjarige] vindt het leven de moeite waard;
- er is structureel (persoonlijk) contact tussen ouders en [minderjarige] ;
- binnen negen maanden duidelijkheid over zijn toekomstperspectief.
5.4.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat nog niet alle doelen zijn behaald. Zo is er volgens de jeugdbeschermer recent nog drugs gevonden op [minderjarige] zijn kamer, is zijn gesteldheid wisselend, heeft hij negatief gedrag vertoond en is zijn werk (en daarmee zijn dag invulling) korte tijd onderbroken geweest. In het gesprek met de kinderrechter heeft [minderjarige] aangegeven dat hij geen harddrugs meer gebruikt, dat hij soms neerslachtig is maar dat het goed met hem gaat en dat hij wel traumabehandeling wil maar niet vanuit [de accommodatie] . De kinderrechter maakt uit het gesprek met [minderjarige] echter ook op dat zijn werk opnieuw beëindigd is, hij geen dagbesteding heeft, er nog sprake is van softdrugsgebruik – mogelijk om negatieve gevoelens te onderdrukken – en het contact met zijn ouders wisselend is. Gelet ook op de wisselende signalen, acht de kinderrechter de situatie nog onvoldoende stabiel. Daarnaast heeft zowel de jeugdzorgwerker als [minderjarige] aangegeven dat hij niet tevreden is over de omgeving waar hij op dit moment verblijft. De kinderrechter geeft de GI mee dat het van belang is dat wordt onderzocht of [de accommodatie] nog een passende plek is voor [minderjarige] . Indien dat niet het geval is, dient zo snel mogelijk te worden gekeken naar een andere plek. In dat kader is tijdens de mondelinge behandeling ook besproken dat de GI dient te onderzoeken/te bespreken of het noodzakelijk is om jeugdhulp in te zetten nadat [minderjarige] achttien jaar is geworden. Tot slot is [minderjarige] nog niet begonnen met traumabehandeling, terwijl dat volgens de jeugdbeschermer hard nodig is. Gelet hierop is de kinderrechter van oordeel dat nog steeds sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging waarbij de noodzakelijke zorg onvoldoende wordt geaccepteerd en dat het noodzakelijk is de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen in verband met de verzorging en opvoeding van [minderjarige] .
5.5.
De kinderrechter zal gelet op het voorgaande de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengen tot de datum waarop [minderjarige] achttien jaar wordt, daarom tot [geboortedag] 2025.
5.6.
De kinderrechter zal de beslissing gelet op de aard daarvan uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 5 december 2024 tot [geboortedag] 2025;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 5 december 2024 tot [geboortedag] 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Oomes, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Van Egeraat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 4 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.