ECLI:NL:RBZWB:2024:8437

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
C/02/427973 / JE RK 24-1930
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Oomes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 november 2024 een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld in een rekestprocedure, waarbij de moeder van [de minderjarige] en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren. De kinderrechter heeft de minderjarige gehoord en de zorgen over zijn ontwikkeling en welzijn in overweging genomen.

De moeder heeft het ouderlijk gezag over [de minderjarige] en heeft ingestemd met het verzoek van de GI om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen. De GI heeft aangegeven dat [de minderjarige] in december 2023 naar Nederland is gekomen en na een escalatie met zijn moeder op 15 mei 2024 op een crisisgroep is geplaatst. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [de minderjarige] moeite heeft met het naleven van afspraken en dat zijn gedrag zorgwekkend is, wat heeft geleid tot de noodzaak van een verlenging van de uithuisplaatsing.

De kinderrechter heeft op basis van de feiten en de mondelinge behandeling geoordeeld dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [de minderjarige]. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 27 juni 2025 en deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de beslissing onmiddellijk moet worden opgevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de hoop uitgesproken dat de overgang naar een behandelgroep in de buurt van [plaats 2] soepel zal verlopen, en dat er adequate hulpverlening voor [de minderjarige] zal worden ingezet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/427973 / JE RK 24-1930
Datum uitspraak: 21 november 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANTte Etten-Leur,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling (de GI),
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedag] 2008 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. G.H.M. van Laarhoven te Tilburg.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt het volgende mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 24 oktober 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 november 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat en een tolk in de Spaanse taal;
- een vertegenwoordiger van de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [de minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [de minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van 27 juni 2023 van het Gerecht in eerste aanleg van [plaats 1] is [de minderjarige] onder toezicht gesteld tot 27 juni 2024. In deze beschikking is benoemd tot gezinsvoogdijinstelling ‘ [gezinsvoogdijinstelling] ’ te [plaats 1] en is de plaatsing van [de minderjarige] in het Orthopedagogisch Centrum voor de duur van een jaar bevolen.
2.3.
Bij beschikking van 21 maart 2024 heeft de kinderrechter van deze rechtbank voor de uitvoer van de ondertoezichtstelling de genoemde gezinsvoogdijinstelling vervangen door de GI.
2.4.
Bij beschikking van 15 mei 2024 heeft de kinderrechter van deze rechtbank een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verleend met ingang van 15 mei 2024 tot 29 mei 2024. Bij beschikking van 24 mei 2024 heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verlengd met ingang van 29 mei 2024 tot 27 juni 2024.
2.5.
De kinderrechter van deze rechtbank heeft bij beschikking van 13 juni 2024 de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 27 juni 2025. Bij deze beschikking is ook de
machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verlengd tot 27 november 2024.

3.Het verzoek

De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
Ter onderbouwing van het verzoek stelt de GI dat [de minderjarige] in december 2023 naar Nederland is gekomen. Na een escalatie tussen de moeder en [de minderjarige] is [de minderjarige] op 15 mei 2024 op de crisisgroep van Sterk Huis geplaatst, gevolgd door een gezinsopname van 10 juni tot 4 juli 2024. Daarna bleek dat [de minderjarige] moeite had om weer in de structuur van de groep te komen, waardoor hij zich niet hield aan de afspraken. In augustus 2024 veranderde zijn gedrag verder, waarbij [de minderjarige] zich agressief en dreigend gedroeg naar de groepsleiding. Vanaf 27 augustus 2024 verblijft hij op [de crisisgroep] in [woonplaats] . Hij kon niet langer bij Sterk Huis verblijven, omdat zijn veiligheid, die van de medewerkers en andere groepsgenoten niet kon worden gewaarborgd. [de minderjarige] heeft ADHD (met medicatie), een IQ van 78, is kwetsbaar/makkelijk te beïnvloeden en heeft moeite om zijn emoties te reguleren. Op school hebben de afgelopen periode meerdere incidenten plaatsgevonden, waardoor [de minderjarige] zich ervan bewust is geworden dat hij zijn medicatie moet innemen en dat hij hulpverlening nodig heeft voor zijn emoties. Bij [de crisisgroep] houdt [de minderjarige] zich aan de afspraken en [de minderjarige] heeft aangegeven dat hij zich beter begrepen voelt door deze groepsleiding. Zolang de crisisplek beschikbaar is, kan [de minderjarige] daar verblijven, totdat hij naar [plaats 2] verhuist. Op 21 november 2024 krijgt de moeder de sleutel voor een woning in [plaats 2] . Het was de bedoeling dat [de minderjarige] weer bij zijn moeder zou gaan wonen. De visie over het perspectief van [de minderjarige] is bijgesteld door een verandering in de situatie van de moeder. Haar partner, stiefvader van [de minderjarige] , komt niet meer naar Nederland, omdat de relatie is verbroken. De GI heeft in dat kader RET-regio West Brabant Oost ter ondersteuning gevraagd om een overbruggingsplek voor [de minderjarige] te realiseren. Het is nu de bedoeling dat [de minderjarige] overstapt naar [jeugdhulp] in [plaats 3] , maar dit proces is nog gaande. Op 28 november aanstaande vindt er een gesprek plaats met [jeugdhulp] , om te bespreken welke behandelgroep voor hem het meest geschikt is en of en hoe lang de wachtlijst is die daarvan afhankelijk is. Ook kan [de minderjarige] per januari 2025 overstappen naar praktijkonderwijs. Vervolgens moet worden bekeken of [de minderjarige] stapsgewijs terug kan naar huis. Er zal in [plaats 2] hulp moeten worden ingezet om zijn emoties te regulieren en aan de moeder zal intensieve gezinsbegeleiding worden aangeboden. De moeder heeft in dat kader al kennis gemaakt met het wijkteam en de coaches. Volgens de GI is een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing dan ook noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding of onderzoek van de geestelijke/lichamelijke gesteldheid van [de minderjarige] .
4.2.
De moeder stemt in met het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] . In tegenstelling tot dat wat in het verzoek van de GI staat, maakt de moeder zich zorgen over de situatie van [de minderjarige] bij [de crisisgroep] . [de minderjarige] krijgt daar veel vrijheid, die hij eigenlijk niet aan kan. Volgens de moeder is [de minderjarige] tot laat op straat, houdt hij zich niet altijd aan de afspraken en is nog steeds sprake van drugsgebruik door [de minderjarige] . De moeder staat open voor systemische hulp en intensieve hulpverlening. Als de moeder met [de minderjarige] over de toekomst praat, wordt zij geconfronteerd met forse agressie vanuit [de minderjarige] . De moeder zou [de minderjarige] graag bij zich willen hebben, maar op dit moment is dat niet mogelijk door zijn agressiviteit.
4.3.
[de minderjarige] is het eens met het verzoek. Hij heeft aangegeven dat hij inziet dat hij fouten heeft gemaakt. Hij doet zijn best, maar is zich ervan bewust dat zijn gedrag moet veranderen. Op dit moment gaat het goed op school. [de minderjarige] wil het liefst terug naar huis, maar hij begrijpt dat daarvoor nog veel nodig is. Vaak wordt gezegd dat zijn moeder iets niet goed doet, maar volgens [de minderjarige] komt dat vooral door zijn gedrag. Daar wil hij mee aan de slag.

5.De beoordeling

5.1.
Een machtiging tot uithuisplaatsing kan op grond van artikel 1:265c van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:265b lid 1 BW worden verlengd als dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid. De kinderrechter kan, mits nog aan de voorwaarden wordt voldaan, de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.2.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk is in het belang van zijn verzorging en opvoeding. Het is de kinderrechter gebleken dat de zorgen en ontwikkelingsbedreiging van [de minderjarige] nog niet weggenomen zijn, waarvoor nog hulp moet worden ingezet. Het plan hiervoor is duidelijk. Er moet worden gekeken of, op welke voorwaarden en wanneer [de minderjarige] terug naar huis zou kunnen. Gelet op de gewijzigde omstandigheid dat de voormalige partner van de moeder niet meer naar Nederland komt, is daarvoor een tussenstap nodig: overplaatsing naar een behandelgroep in de buurt van [plaats 2] . Daar is door de GI reeds op ingezet. De kinderrechter spreekt de hoop uit dat de overstap naar een groep in de buurt van [plaats 2] soepel verloopt en dat iedereen daarvoor zijn best blijft doen. Er is op dit moment al gekeken naar een school, hulpverlening en sport voor [de minderjarige] , wat de kinderrechter positief acht. Daarnaast stemmen alle betrokkenen in met een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. Gelet op al het voorgaande wordt het verzoek van de GI toegewezen. Dit betekent dat de machtiging tot uithuisplaatsing wordt verlengd tot 27 juni 2025.
5.3.
De kinderrechter zal de beslissing gelet op de aard daarvan uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 27 november 2024 tot 27 juni 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2024 door mr. Oomes, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Van Egeraat als griffier, en op schrift gesteld op 2 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.