ECLI:NL:RBZWB:2024:8436

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
02-340102-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting en bedreiging van politieambtenaren door verdachte met psychische stoornissen

Op 11 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1976, die zich schuldig heeft gemaakt aan brandstichting in de garage van zijn ouders en de bedreiging van twee politieambtenaren. De verdachte heeft op 20 december 2023 opzettelijk brand gesticht, wat gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht. Tijdens de aanhouding heeft hij twee jerrycans met benzine naar de verbalisanten gegooid, wat hen in een bedreigende situatie bracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bewezenverklaarde niet aan de verdachte kan worden toegerekend vanwege zijn psychische stoornissen, waaronder een psychotische stoornis en een posttraumatische stressstoornis. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd, die dadelijk uitvoerbaar is. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen voorwerpen onttrokken aan het verkeer. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-340102-23
vonnis van de meervoudige kamer van 11 december 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1976 te [geboorteplaats] ( [land] ),
gedetineerd in de [PPC] te [plaats 1] ,
raadsvrouw mr. J.E. de Glopper, advocaat te Goes.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 november 2024, waarbij de officier van justitie, mr. J. Verschuren, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op
20 december 2023 in [plaats 2]
feit 1:opzettelijk brand heeft gesticht, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
feit 2: verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan brandstichting waardoor gevaar voor goederen is ontstaan en aan de bedreiging van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte is door de verdediging geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van de brandstichting.
Ten aanzien van de bedreiging kan de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komen, omdat het dossier daarvoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen van feit 2 worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1 – brandstichting:
Aangezien verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd en er geen vrijspraak is bepleit, wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
  • de aangifte van [aangever] (namens [naam] ) van 22 december 2023, pagina 55 tot en met 60 van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2023322660 van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant;
  • het proces-verbaal van bevindingen van 21 december 2023, pagina 64 tot en met 68 van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2023322660 van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant;
  • de bekennende verklaring van verdachte ter zitting van 27 november 2024.
Feit 2 – bedreiging verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 20 december 2023 aangevers [verbalisant 1] en [verbalisant 2] heeft bedreigd. De rechtbank stelt op basis van de aangiften van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] vast dat zij over de schutting de tuin in zijn geklommen, nadat er melding was gedaan van brandstichting in de garage van de woning aan [het adres] in [plaats 2] . Op het moment dat de verbalisanten in de tuin stonden, zagen ze dat verdachte vanuit de garage op hen af kwam en dat hij twee volle jerrycans vasthield. Verdachte heeft vervolgens de twee jerrycans in de richting van de verbalisanten gegooid. De verbalisanten zagen dat er vloeistof uit de jerrycans vloog en herkenden de geur van benzine. Dit moet voor de verbalisanten een zeer bedreigende situatie zijn geweest, nu zij op dat moment geen kant op konden en zij vlak daarvoor al hadden waargenomen dat verdachte brand had gesticht in de garage. Verder weegt mee dat verdachte zich op dat moment in een evident verwarde toestand bevond en zeer onberekenbaar gedrag vertoonde. Door de jerrycans in die situatie naar [verbalisant 1] en [verbalisant 2] te gooien, kon bij hen de redelijke vrees ontstaan dat zij zwaar lichamelijk letsel zouden kunnen oplopen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 20 december 2023 te [plaats 2] opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een voorwerp gevuld en overgoten met benzine, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten een garage en garagedeur en de goederen in die garage te duchten was;
2
op 20 december 2023 te [plaats 2] [verbalisant 1] en [verbalisant 2] heeft bedreigd met zware mishandeling, door een open jerrycan gevuld met benzine in de richting van voornoemde personen te gooien terwijl verdachte reeds brand had gesticht in de omgeving van voornoemde personen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

5.1
De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5.2
De strafbaarheid van verdachte
5.2.1
Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging
Zowel de officier van justitie als de verdediging concluderen, onder verwijzing naar de deskundigenrapporten, dat het bewezenverklaarde niet aan verdachte kan worden toegerekend en dat verdachte om die reden moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
5.2.2
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beoordeling of verdachte strafbaar is, heeft de rechtbank acht geslagen op de rapportage van [de psychiater] van 6 augustus 2024 en de rapportage van [de GZ-psycholoog] van 31 juli 2024. Uit de rapportages blijkt dat er bij verdachte sprake is van een psychotische stoornis, een posttraumatische stressstoornis en een ernstige stoornis in het gebruik van alcohol, cocaïne en flakka (laatstgenoemde stoornis is inmiddels in remissie). De stoornissen waren aanwezig ten tijde van het bewezenverklaarde, op grond waarvan wordt geadviseerd de feiten niet aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusies uit de rapportages over en stelt vast dat het bewezenverklaarde niet aan verdachte kan worden toegerekend. Op grond hiervan zal de rechtbank verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.

6.Oplegging van maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden (hierna: ‘tbs met voorwaarden’). Een zorgmachtiging is niet toereikend ter bescherming van de samenleving en biedt onvoldoende waarborg voor de benodigde behandeling en begeleiding van verdachte. Daarnaast vordert de officier van justitie oplegging van de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking (hierna: ‘GVM’) volgens artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht, zoals door de reclassering is geadviseerd. De officier van justitie vordert de tbs met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw verzoekt primair te volstaan met een ontslag van alle rechtsvervolging en geen maatregel op te leggen. Zij verzoekt subsidiair te volstaan met het verlenen van een zorgmachtiging. Zij verzoekt geen tbs met voorwaarden op te leggen omdat de gedragsdeskundigen een zorgmachtiging adviseren en zij het opleggen van tbs niet noodzakelijk vinden. Tbs met voorwaarden is een stap te ver.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op 20 december 2023 schuldig gemaakt aan brandstichting in de garage van zijn ouders. Hij heeft zich de toegang tot de garage verschaft en in de garage meerdere goederen in brand gestoken, waardoor de garagedeur is beschadigd. Door het handelen van verdachte was gevaar voor goederen te duchten. Verdachte heeft zich, naast brandstichting, ook schuldig gemaakt aan de bedreiging van twee politieambtenaren door twee jerrycans met benzine naar hen te gooien op het moment dat zij hem wilden aanhouden. De gevolgen van een brandstichting zijn bijna nooit te overzien. Vuur is onvoorspelbaar en de gevolgen hadden veel groter kunnen zijn als het vuur was overgeslagen op andere goederen in de garage of als verdachte niet op tijd was aangehouden. Dergelijke feiten veroorzaken gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Persoon van verdachte
Zoals de rechtbank in rechtsoverweging 5.2 heeft overwogen, kunnen de bewezenverklaarde feiten niet aan verdachte worden toegerekend. Er kan aan hem daarom geen straf worden opgelegd. Wel kan de rechtbank aan verdachte een of meer maatregelen opleggen. Bij het overwegen daarvan heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoon van verdachte. Daarbij heeft de rechtbank ook gekeken naar de rapporten die over verdachte zijn opgemaakt.
Rapportages
Zoals blijkt uit de hiervoor besproken Pro Justitia rapportage van de psycholoog en psychiater, bestond bij verdachte tijdens het begaan van de bewezenverklaarde brandstichting en bedreiging een gebrekkige ontwikkeling dan wel ziekelijke stoornis van de geestesvermogens. Uit de rapportages komt naar voren dat een klinische behandeling, gericht op trauma en verslaving noodzakelijk is. In de rapportages wordt geadviseerd om de behandeling en begeleiding te realiseren binnen de kaders van een zorgmachtiging. Indien dit geen mogelijkheid blijkt, wordt geadviseerd aan verdachte de maatregel van tbs met voorwaarden op te leggen.
GGZ Fivoor TBS Zuid (hierna: ‘de reclassering’) heeft in haar rapport van 5 november 2024 geadviseerd tot oplegging van de maatregel van tbs met voorwaarden. De reclassering overweegt daarbij dat een zorgmachtiging onvoldoende waarborg biedt voor de benodigde klinische behandeling en begeleiding. Ook zal verdachte in het kader van een zorgmachtiging geplaatst worden in een reguliere GGZ-instelling, waar het voorkomen van nieuw delictgedrag mogelijk van ondergeschikt belang is, in tegenstelling tot de behandeling in een forensische kliniek.
Zorgmachtiging
De rechtbank is van oordeel dat het verlenen van een zorgmachtiging ten aanzien van verdachte onvoldoende waarborg biedt ter bescherming en beveiliging van de maatschappij. Nog daargelaten dat verdachte bereid is zorg te aanvaarden, waardoor een zorgmachtiging alleen daarom al niet aan de orde is, wordt een zorgmachtiging verleend voor korte duur en is deze niet primair gericht op recidivebeperking. Een belangrijk aspect daarbij is dat een zorgmachtiging verdachte weliswaar stabiliteit kan bieden, maar om stabiel te kunnen blijven zal er ingezet moeten worden op meerdere leefgebieden, waaronder begeleid wonen. Dit kan niet verplichtend worden gerealiseerd binnen het kader van de zorgmachtiging. De rechtbank is van oordeel dat enkel de maatregel van tbs het vereiste kader biedt waarbinnen verdachte (langdurig) klinisch zal kunnen worden behandeld, terwijl tegelijkertijd ook de bescherming en beveiliging van de maatschappij voldoende gewaarborgd is.
Tbs met voorwaarden
Alles afwegende is oplegging van de maatregel van tbs met voorwaarden passend en geboden. Aan de voorwaarden voor het opleggen van een dergelijke maatregel is voldaan. Zoals hiervoor is overwogen blijkt uit de rapporten van deskundigen [de psychiater] en [de GZ-psycholoog] dat er bij verdachte tijdens het begaan van de bewezen verklaarde brandstichting en bedreiging sprake was van een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Bovendien is brandstichting een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Bedreiging wordt genoemd in artikel 37a, eerste lid, onder sub a, als een misdrijf waarvoor de maatregel van terbeschikkingstelling kan worden opgelegd. Verder eist de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen de oplegging van die maatregel, nu het uit de psychische stoornissen voortvloeiende recidivegevaar, zonder behandeling, substantieel is. Aan de tbs zal de rechtbank de door de reclassering in het rapport opgenomen voorwaarden verbinden. Verdachte heeft zich bereid verklaard tot naleving van die voorwaarden. Gelet op de noodzaak van een behandeling en omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal de rechtbank bevelen dat de tbs met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Aangezien de bewezenverklaarde bedreiging een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, overweegt de rechtbank dat de totale duur van de terbeschikkingstelling, in het geval alsnog een bevel tot verpleging van overheidswege wordt gegeven, een periode van vier jaar te boven kan gaan.
GVM
De officier van justitie heeft oplegging van een GVM gevorderd. De rechtbank merkt op dat het strafblad van verdachte geen blijk geeft van eerdere brandstichtingen of andere (ernstige) geweldsfeiten. De rechtbank is van oordeel dat binnen de tbs met voorwaarden een geïntegreerde aanpak en behandeling van de problematiek van verdachte mogelijk is. Naar het oordeel van de rechtbank is oplegging van een GVM niet passend en geboden en kan worden volstaan met oplegging van de maatregel van tbs met voorwaarden.

7.Het beslag

7.1
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
De voorwerpen behoren aan verdachte toe en zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36d, 37a, 38, 38a, 57, 63, 157 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen teduchten is;
feit 2:bedreiging met zware mishandeling;
- verklaart verdachte voor de onder 4.4 bewezenverklaarde feiten niet strafbaar en
ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
Maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden
- gelast de
terbeschikkingstellingvan verdachte en stelt daarbij als
voorwaarden:
Verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.
Verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
Verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
Verdachte laat één of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen.
Verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
Verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
Verdachte zorgt ervoor dat hij te allen tijde bereikbaar is voor zijn begeleiders en behandelaren.
Verdachte werkt mee aan huisbezoeken.
Verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
Verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
Verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht.
Verdachte verschaft de reclassering zicht op de voortgang van zijn resocialisatie en begeleiding en verleent de reclassering toestemming om relevante referenten te raadplegen en contact te onderhouden met personen en instanties die deel uitmaken van zijn netwerk.
Verdachte zal geen omgang hebben met personen die zijn resocialisatie in gevaar (kunnen) brengen en stelt zich open op, inzake het aangaan van nieuwe relaties of bestaande relaties en heeft geen bezwaar dat deze op ‘gepaste en discrete’ wijze door de reclassering worden gescreend.
Verdachte laat zich opnemen en zal verblijven in een nog nader door IFZ/ DIZ te indiceren klinische setting, of soortgelijke forensische instelling zulks te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing.
De opname start direct aansluitend aan detentie. De opname duurt zolang de reclassering en het behandelteam dat nodig vinden.
Verdachte houdt zich aan de daar geldende huisregels, afspraken en aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
Als de reclassering en het behandelteam een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vinden, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
Als de reclassering dat nodig vindt en verdachte daarmee instemt, kan verdachte voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrische Kliniek of andere (soortgelijke) instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of verdachte deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar.
Aansluitend aan zijn klinische opname zal verdachte verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Het verblijf duurt zolang de reclassering en zorginstelling dat nodig vinden.
Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Aansluitend aan zijn klinische behandeling laat verdachte zich behandelen door een forensisch ambulante behandelinstelling of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering en/of de zorginstelling dat nodig vindt.
Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
Verdachte gebruikt geen drugs en alcohol en werkt mee aan controle op dit verbod. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn ademonderzoek (blaastest) en urineonderzoek.
Verdachte zet zich in voor het realiseren en behouden van een passende en door de reclassering goedgekeurde dagbesteding en houdt zich aan de voorwaarden c.q. regels die hem gesteld worden.
Verdachte geeft inzage in zijn financiën en werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van betalingsregelingen. Desgewenst werkt hij mee aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen en/of beschermingsbewind.
Verdachte zal zich niet buiten de Europese landsgrenzen van Nederland begeven.
- draagt Reclassering Nederland op verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden;
Dadelijke uitvoerbaarheid
- beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaaris;
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op;
Beslag
- verklaart
onttrokken aan het verkeerde inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
1 STK Mes (omschrijving PL2000-2023322352-2672516);
1 STK Handgereedschap (omschrijving PL2000-2023322352-2672522);
1 STK Handgereedschap (omschrijving PL2000-2023322352-2672523);
1 STK Mes (omschrijving PL2000-2023322352-2672525).
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Skalonjic, voorzitter, mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en mr. V. Hartman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Kroes, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 11 december 2024.
Mr. Hartman en mr. Kroes zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 20 december 2023 te [plaats 2] opzettelijk brand heeft gesticht door openvuur in aanraking te brengen met een voorwerp gevuld en/of overgoten met benzine, althans een brandbare vloeistof, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten een garage en/of carpoort en/of garagedeur en/of de goederen in die garage en/of onder die carpoort te duchten was; ( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 20 december 2023 te [plaats 2] [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een open jerrycan gevuld met benzine, althans een brandbare vloeistof, in de richting van voornoemde personen te gooien terwijl verdachte reeds brand had gesticht in de omgeving van voornoemde personen. ( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)