ECLI:NL:RBZWB:2024:8428

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
23/9546 ZORG
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing zorgtoeslag aanvraag en vertrouwensbeginsel

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor zorgtoeslag over het berekeningsjaar 2021. De Dienst Toeslagen heeft de aanvraag afgewezen met het besluit van 1 juni 2023, omdat deze te laat was ingediend. Eiseres had op 24 mei 2023 de Dienst Toeslagen in gebreke gesteld vanwege het uitblijven van een besluit op haar telefonische aanvraag van 26 september 2022. De rechtbank heeft het beroep op 18 oktober 2024 behandeld, maar eiseres was niet verschenen. De rechtbank concludeert dat de aanvraag voor zorgtoeslag vóór 1 mei 2023 gedaan had moeten worden, en dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij tijdig een aanvraag heeft ingediend. De rechtbank oordeelt dat de Dienst Toeslagen terecht de aanvraag heeft afgewezen en verklaart het beroep ongegrond. Wel wordt de Dienst Toeslagen opgedragen het betaalde griffierecht aan eiseres te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/9546

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 december 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres

en

Dienst Toeslagen (voorheen Belastingdienst/Toeslagen), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor zorgtoeslag over het berekeningsjaar 2021.
1.1.
Dienst Toeslagen heeft deze aanvraag met het besluit van 1 juni 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 31 juli 2023 op het bezwaar van eiseres is de Dienst Toeslagen bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Dienst Toeslagen heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 18 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen [naam 1] en [naam 2] namens Dienst Toeslagen. Eiseres is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres heeft op 24 mei 2023 de Dienst Toeslagen in gebreke gesteld vanwege het uitblijven van een besluit op haar telefonische aanvraag van 26 september 2022 voor zorgtoeslag over het jaar 2021. Door de Dienst Toeslagen is deze ingebrekestelling opgevat als een aanvraag voor zorgtoeslag voor het berekeningsjaar 2021. Dit heeft de Dienst Toeslagen in een brief van 1 juni 2023 aan eiseres laten weten.
2.1.
Met het besluit van (eveneens) 1 juni 2023 heeft de Dienst Toeslagen de aanvraag van eiseres afgewezen. Daaraan heeft de Dienst Toeslagen ten grondslag gelegd dat de aanvraag te laat is ingediend. Voor het aanvragen van zorgtoeslag geldt in beginsel een termijn tot 1 september volgend op het berekeningsjaar.
2.2.
Tegen het besluit van 1 juni 2023 heeft eiseres bezwaar gemaakt. Eiseres heeft daarbij gesteld op 23 september 2022 telefonisch een aanvraag te hebben ingediend.
2.3.
Met het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Volgens de Dienst Toeslagen is op 23 september 2022 geen telefonische aanvraag voor zorgtoeslag van eiseres ontvangen. Bovendien zou deze aanvraag alsnog te laat zijn geweest omdat de aanvraag voor 1 september 2022 ingediend had moeten zijn.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de Dienst Toeslagen terecht de aanvraag van eiseres voor zorgtoeslag voor het jaar 2021 heeft afgewezen. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Standpunt eiseres
5. Eiseres was in de veronderstelling dat er door haar belastingconsulent tijdig uitstel voor de aangifte inkomstenbelasting was aangevraagd. Voor de zekerheid heeft zij op 31 augustus 2022 telefonisch contact gehad met de Dienst Toeslagen over zorgtoeslag en gevraagd of zij deze kon aanvragen. Er is toen gezegd dat dit geregeld zou worden. Op 23 september 2022 heeft eiseres opnieuw contact gehad met de Dienst Toeslagen en toen is aangegeven dat het geregeld was. Eiseres doet een beroep op het vertrouwensbeginsel.
Standpunt verweerder
6. In het verweerschrift heeft de Dienst Toeslagen aangegeven het standpunt te verlaten dat eiseres de aanvraag voor 1 september 2022 had moeten doen. Eiseres had uitstel voor de aangifte inkomstenbelasting tot 1 mei 2023. In dat geval kan een aanvraag zorgtoeslag tot deze datum worden gedaan. Volgens de Dienst Toeslagen is echter niet aannemelijk dat eiseres voor 1 mei 2023 een aanvraag heeft gedaan of geprobeerd te doen voor zorgtoeslag 2021. Daar komt bij dat een aanvraag schriftelijk dient te worden gedaan. Dienst Toeslagen blijft erbij dat de aanvraag voor zorgtoeslag 2021 terecht is afgewezen.
Overwegingen van de rechtbank
7. Allereerst stelt de rechtbank vast dat de Dienst Toeslagen in het verweerschrift een ander standpunt heeft ingenomen over de aanvraagtermijn dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan. Dit betekent dat aan het bestreden besluit een motiveringsgebrek kleeft. De rechtbank ziet echter aanleiding om dit gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres is door de gewijzigde motivering niet in haar belangen geschaad. Het nieuwe standpunt van de Dienst Toeslagen leidt niet tot een ander besluit. Bovendien heeft eiseres de gelegenheid gehad hierop te reageren.
7.1.
Tussen partijen is niet langer in geschil dat de aanvraag zorgtoeslag over het berekeningsjaar 2021 vóór 1 mei 2023 gedaan had moeten worden.
7.2.
Eiseres stelt in september 2022 telefonisch een aanvraag te hebben ingediend voor zorgtoeslag voor het jaar 2021. De Dienst Toeslagen heeft in het verweerschrift en ter zitting toegelicht dat het systeem waarin telefoongesprekken worden geregistreerd is geraadpleegd, maar dat daar geen aanknopingspunten zijn te vinden voor de stelling dat er in september 2022 over een aanvraag zorgtoeslag voor 2021 zou zijn gesproken. De registraties van de contactmomenten met eiseres heeft de Dienst Toeslagen ingebracht. Daaruit is op te maken dat het gesprek op 23 september 2022 over algemene informatie ging en dat het gesprek van 26 september 2022 als onderwerp (openstaande bedragen aan) kinderopvangtoeslag had.
7.3.
De rechtbank overweegt dat niet is gebleken dat eiseres in september 2022 een aanvraag zorgtoeslag voor het jaar 2021 heeft gedaan. Een aanvraag moet op grond van artikel 4:1 van de Awb bovendien schriftelijk worden ingediend. Het telefonisch indienen van een aanvraag is niet mogelijk.
7.4.
Het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel slaagt niet. Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is in ieder geval vereist dat eiseres aannemelijk maakt dat de Dienst Toeslagen toezeggingen of andere uitlatingen heeft gedaan of gedragingen heeft verricht, waaruit eiseres in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en zo ja, hoe de Dienst Toeslagen zijn bevoegdheid zou uitoefenen. [1] De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat aan haar de toezegging zou zijn gedaan dat haar aanvraag voor zorgtoeslag 2021 geregeld zou zijn. Het is onduidelijk met wie eiseres heeft gesproken en wat er precies is gezegd door zowel eiseres toen zij de situatie had uitgelegd, als door de desbetreffende medewerker aan de telefoon. [2] Nu ook de Dienst Toeslagen geen telefoonnotities heeft aangetroffen waaruit dit blijkt, kan door de rechtbank niet worden aangenomen dat tijdens een van die gesprekken in september 2022 aan eiseres is toegezegd dat een (telefonische) aanvraag zorgtoeslag voor het jaar 2021 is gedaan.
7.5.
De rechtbank stelt vast dat eiseres op 24 mei 2023 een schriftelijke ingebrekestelling aan de Dienst Toeslagen heeft gestuurd omdat nog niet zou zijn beslist op haar telefonische aanvraag van 26 september 2022. De Dienst Toeslagen heeft eiseres er met een brief van 1 juni 2023 op gewezen dat de Dienst Toeslagen niet bekend was met een aanvraag van eiseres. Daarbij heeft de Dienst Toeslagen aan eiseres gemeld dat haar ingebrekestelling als een aanvraag voor zorgtoeslag in behandeling zou worden genomen. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat de brief van 24 mei 2023 als het eerste schriftelijke verzoek van eiseres om zorgtoeslag voor het jaar 2021 kan worden gezien. Deze aanvraag is dus niet vóór 1 mei 2023 gedaan en daarom is deze aanvraag te laat ingediend. De Dienst Toeslagen heeft de aanvraag van eiseres voor zorgtoeslag 2021 dan ook terecht afgewezen.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep zal ongegrond worden verklaard. Nu de rechtbank toepassing heeft gegeven aan artikel 6:22 van de Awb ziet zij aanleiding om de Dienst Toeslagen op te dragen het betaalde griffierecht aan eiseres te vergoeden. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • draagt de Dienst Toeslagen op om het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 6 december 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 4:1:
Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, wordt de aanvraag tot het geven van een beschikking schriftelijk ingediend bij het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen.
Artikel 6:22:
Een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, kan, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist in stand worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir)
Artikel 15, eerste lid:
Een aanvraag om een tegemoetkoming met betrekking tot een berekeningsjaar kan tot 1 september van het jaar volgend op het berekeningsjaar worden ingediend bij de Belastingdienst/Toeslagen. Indien de belanghebbende of diens partner voor de in de eerste volzin genoemde datum is uitgenodigd om over het berekeningsjaar aangifte inkomstenbelasting te doen binnen een termijn die na die datum verloopt, wordt de in die volzin bedoelde termijn verlengd tot de laatste dag van de door de inspecteur voor het indienen van die aangifte gestelde termijn.

Voetnoten

1.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 11 september 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3673.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling van 21 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1636.