4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten en omstandigheden
Op basis van het dossier stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 15 juli 2024 omstreeks 23:45 uur ontving de politie de melding, dat een grijze Peugeot 107 met [kenteken] , waarvan de tenaamgestelde stond gesignaleerd, op de A58 ter hoogte van Rilland, de ANPR-palen had gepasseerd.
De politie zag dat er drie personen in het voertuig zaten, die zich druk bewogen. De vrouw op de achterbank was druk aan het rommelen in de kofferbak en met van alles bezig op de achterbank. Omstreeks 00:00 uur op 16 juli 2024 is het voertuig staande gehouden in Kapelle.
Het voertuig werd bestuurd door de tenaamgestelde, [medeverdachte 1] . De bijrijder die rechts voorin zat, bleek zijn zoon, [medeverdachte 2] , te zijn en de vrouw rechts op de achterbank zijn toenmalige vriendin, [verdachte] .
[medeverdachte 1] en [verdachte] hadden samen [medeverdachte 2] opgehaald in Nieuwegein.
In het voertuig rook de politie direct een weeïge geur. Op de achterbank achter de bestuur- der werd een reiskoffer aangetroffen, waarvan het deksel erg koud aanvoelde. In dat deksel werden twee doorzichtige plasticzakken met witte brokken van in totaal circa één kilogram aangetroffen. De witte brokken waren bevroren en werden positief getest op amfetamine.
De dameskleding in de reiskoffer, was van [verdachte] .
In de kofferbak, half onder de rugleuning van de achterbank ter hoogte van waar [verdachte] had gezeten, werd een vuurwapen met munitie aangetroffen. De ruwe delen aan de linker- en de rechterzijde van dit vuurwapen zijn onderzocht op de aanwezigheid van DNA-sporen en daarop werd een DNA-mengprofiel aangetroffen van zowel [verdachte] als [medeverdachte 2] , met een matchkans van meer dan één miljard.
Onder de bijrijdersstoel werd een telefoon van Apple aangetroffen, waarop gebruik werd gemaakt van een Whatsappbedrijfsaccount onder de naam [accountnaam]. Uit onderzoek is
gebleken dat [medeverdachte 1] de gebruiker is van de telefoon. Op de telefoon zijn berichten van 15 juli 2024 aangetroffen en in een bericht van 12:44 uur gericht aan contact- persoon [naam] werd door [accountnaam] gezegd dat hij één kilo speed had liggen. Hierop stuurde [naam] aan [accountnaam] “wanneer kunnen jullie komen”, waarop [accountnaam] antwoordde dat de speed is opgehaald en dat het om 23:00 uur zou arriveren. Om 20:46 uur vroeg [naam] aan [accountnaam] “wanneer komen jullie? Moet ik nog op jullie wachten?”. Om 22.54 heeft [naam] aan [accountnaam] gestuurd “ik snap niet dat jullie me de hele dag laten wachten om dan niet meer te komen…. Er zitten kei veel mensen te wachten die ik iets beloofd heb”.
Ook staat vast dat verdachte en de medeverdachten wisselend hebben verklaard over óf, en zo ja, waar en hoe lang, er nog gestopt is met het voertuig, alsmede over wie het voertuig al dan niet heeft verlaten.
Verdachte en de medeverdachten betwisten alle drie dat zij wetenschap hebben gehad van de aanwezigheid van de amfetamine en het vuurwapen in het voertuig.
Feit 1 – vervoer amfetamine
De rechtbank is van oordeel dat verdachte wetenschap van en de beschikkingsmacht over
de aangetroffen amfetamine heeft gehad en overweegt daartoe het volgende.
De reiskoffer met daarin de amfetamine en de kleding van de verdachte bevond zich in het voertuig, waarin ook verdachte zat. De reiskoffer lag naast haar op de achterbank binnen haar handbereik. Verdachte had dus beschikkingsmacht over de reiskoffer en de daarin aanwezige amfetamine.
De op de telefoon van [medeverdachte 1] aangetroffen berichten wijzen uit dat de gebruiker van de telefoon al de hele dag bezig is geweest om één kilogram speed te regelen. Uit de berichten kan ook worden afgeleid dat de speed is opgehaald en om 23:00 uur zou arriveren. De rechtbank gaat ervan uit dat deze berichten ook daadwerkelijk zijn verstuurd door [medeverdachte 1] . In de berichten aan [medeverdachte 1] wordt door [naam] ook steeds gesproken in meervoud over “jullie”, wat naar het oordeel van de rechtbank erop wijst dat [medeverdachte 1] , van wie ook het voertuig was waarin de amfetamine is aangetroffen, met een ander onderweg was met de speed. De rechtbank gaat ervan uit dat dit verdachte moet zijn geweest. Het feit dat verdachte en [medeverdachte 1] die avond zijn aangehouden, geeft ook een verklaring voor het laatste bericht van [naam], dat hij de hele dag voor niets heeft gewacht, doordat zij niet meer zijn komen opdagen.
Voorts bevat het dossier geen aanknopingspunten dat er andere personen bij betrokken zijn geweest. Dit is ook op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt.
Gelet hierop, is de rechtbank van oordeel dat verdachte en [medeverdachte 1] weten- schap en beschikkingsmacht hadden over de in het voertuig aanwezige amfetamine. Aldus hebben zij de in het voertuig aanwezige amfetamine tezamen en in vereniging vervoerd.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 15 tot en met 16 juli 2024 samen met een ander opzettelijk ongeveer 1000 gram amfetamine heeft vervoerd.
Feit 2 – wapenbezit
Voor een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een vuurwapen is onder meer vereist dat verdachte zich in meer of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid van het wapen. De in dit verband gebruikte aanduiding van “een meer of mindere mate” van bewustheid geeft aan dat verdachte bewust was van een (waarschijnlijke) aanwezigheid van het wapen. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat verdachte zulke bewustheid heeft gehad. Voorts is voor een strafbaar voorhanden hebben van een vuurwapen bewijs nodig van een zekere beschikkingsmacht en handelingsbevoegdheid over dat wapen. Ook indien het wapen niet van verdachte is kan een veroordeling volgen voor het voorhanden hebben.
Vast staat dat het vuurwapen met toebehoren is aangetroffen in de kofferbak van het voer- tuig, waarin verdachte samen met de medeverdachten zat. Op de ruwe delen aan de linker- en rechterzijde van het vuurwapen is DNA van zowel verdachte als [medeverdachte 2] aangetroffen, met een match kans van meer dan één miljard. Verdachte heeft voor de aanwezigheid van haar DNA geen aannemelijke alternatieve verklaring gegeven. Door de verdediging is een verweer gevoerd ten aanzien van secundaire of tertiaire overdracht van haar DNA op het wapen en ook de officier heeft een mogelijk scenario naar voren gebracht, maar verdachte heeft zelf daarover niets aangevoerd of verklaard, noch bij de politie noch tegenover de rechtbank. Het is onduidelijk gebleven hoe dit dan precies in de auto gegaan zou moeten zijn. Ook de medeverdachten hebben daarover niets verklaard. De rechtbank zal dan ook dit verweer van de verdediging verwerpen. Hoewel niet is vast te stellen hoe het precies in het voertuig is gegaan, leidt de rechtbank uit de bevindingen van de politie wel af dat zij zag dat verdachte druk aan het rommelen was in de kofferbak en dat het vuurwapen half onder de rugleuning van de achterbank is aangetroffen op de plek waar verdachte toen aan het rommelen was. Gelet op deze bevindingen en het aanwezige DNA van verdachte op het vuurwapen, gaat de rechtbank ervan uit dat zij op dat moment in de kofferbak bezig was met het vuurwapen en daarmee dus wetenschap had van het wapen en daar de beschikkingsmacht over had. De rechtbank gaat ervan uit dat zij heeft geprobeerd het vuurwapen voor [medeverdachte 2] weg te maken.
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat verdachte en [medeverdachte 2] wetenschap en beschikkingsmacht hadden over het in het voertuig aanwezige vuurwapen. Aldus hebben zij het in het voertuig aanwezige wapen tezamen en in vereniging aanwezig gehad.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de periode van 15 tot en met 16 juli 2024 samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit 2.