In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 februari 2024, is de verdachte beschuldigd van stalking van zijn ex-partner gedurende een periode van meer dan twee jaar. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 2 februari 2024, waarbij de officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, en de verdachte hun standpunten presenteerden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan belaging, waarbij hij stelselmatig inbreuk had gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster. Dit bleek uit de frequentie en aard van zijn gedragingen, waaronder het sturen van cadeaus, het doen van overboekingen naar haar bankrekening, en het ongevraagd verschijnen bij haar woning.
De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een taakstraf op van 200 uur, te vervangen door 100 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, die de verdachte verbood contact op te nemen met de aangeefster en zich in haar nabijheid te bevinden voor de duur van vijf jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte onvoldoende inzicht had in de ernst van zijn handelen en dat zijn gedrag een ernstige inbreuk op de persoonlijke vrijheid van de aangeefster had veroorzaakt. De maatregel werd dadelijk uitvoerbaar verklaard, gezien de mogelijkheid dat de verdachte zich opnieuw belastend zou gedragen.