ECLI:NL:RBZWB:2024:840

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
14 februari 2024
Zaaknummer
02/193967-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Stalking van ex-partner met vrijheidsbeperkende maatregel en taakstraf

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 februari 2024, is de verdachte beschuldigd van stalking van zijn ex-partner gedurende een periode van meer dan twee jaar. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 2 februari 2024, waarbij de officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, en de verdachte hun standpunten presenteerden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan belaging, waarbij hij stelselmatig inbreuk had gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster. Dit bleek uit de frequentie en aard van zijn gedragingen, waaronder het sturen van cadeaus, het doen van overboekingen naar haar bankrekening, en het ongevraagd verschijnen bij haar woning.

De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een taakstraf op van 200 uur, te vervangen door 100 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, die de verdachte verbood contact op te nemen met de aangeefster en zich in haar nabijheid te bevinden voor de duur van vijf jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte onvoldoende inzicht had in de ernst van zijn handelen en dat zijn gedrag een ernstige inbreuk op de persoonlijke vrijheid van de aangeefster had veroorzaakt. De maatregel werd dadelijk uitvoerbaar verklaard, gezien de mogelijkheid dat de verdachte zich opnieuw belastend zou gedragen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/193967-23
vonnis van de meervoudige kamer van 15 februari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag 1] 1962 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 februari 2024, waarbij de officier van justitie mr. Y.E.Y. Vermeulen en verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier.
4.2
Het standpunt van verdachte
Verdachte heeft aangegeven de feitelijke handelingen zoals benoemd in de tenlastelegging te hebben verricht, maar acht geen sprake van belaging.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster in de ten laste gelegde periode heeft belaagd, gelet op de bewijsmiddelen die zijn opgenomen in de bijlage. Verdachte heeft zelf ook verklaard dat hij de in de tenlastelegging genoemde feitelijke gedragingen heeft gepleegd.
De rechtbank is van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van aangeefster zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer sprake is geweest.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 19 maart 2021 tot en met 12 mei 2023 te [plaats] , wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
- meerdere overboekingen te doen naar het rekeningnummer van voornoemde [slachtoffer] (met in de omschrijving verschillende teksten) en
- door een e-mail te sturen naar het e-mailadres van [bedrijf] (het bedrijf waar voornoemde [slachtoffer] destijds werkte), met daarin de tekst “wie is er geïnteresseerd in het mooie seksuele leven van [slachtoffer] ?” en
- door (meermaals) naar het huis van voornoemde [slachtoffer] toe te gaan en zich aldaar (bij de voordeur) te begeven en
- door meerdere cadeaus (te weten een fotoposter, muts, airfryer, chocolade, fietspomp, bloemen en tandenborstel) naar het adres van voornoemde [slachtoffer] te sturen
met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te dulden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 200 uur, te vervangen door 100 dagen hechtenis en daarnaast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaar. Tevens wordt verzocht aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, inhoudende een contactverbod met aangeefster en een locatieverbod conform de aan verdachte opgelegde gedragsaanwijzing, voor de duur van 5 jaar, met oplegging van 2 weken hechtenis bij elke overtreding. Ook wordt de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel verzocht.
6.2
Het standpunt van verdachte
Verdachte heeft aangegeven geen problemen te hebben met de gevorderde straf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan stalking van aangeefster, zijn ex-partner, gedurende een periode van ruim twee jaar. Ondanks dat hem meermaals duidelijk is gemaakt, ook met tussenkomst van de politie, dat aangeefster geen contact meer wenste, is hij haar in die periode lastig blijven vallen door haar veelvuldig cadeaus te sturen, veelvuldig overboekingen te doen naar haar bankrekening met daarbij berichten in de omschrijving, een e-mail te sturen naar haar werkgever en ongevraagd bij haar woning te verschijnen. Stalking is een ernstig feit, omdat het ingrijpt in de persoonlijke vrijheid en privacy van een slachtoffer. Verdachte heeft door zijn gedragingen stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Uit de door aangeefster ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat zij bang is geworden en slecht slaapt. Ze schrikt op zodra de deurbel een beweging registreert. Hieruit volgt dat het gedrag van verdachte diep in haar leven heeft ingegrepen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport van de reclassering van 10 januari 2024. De opsteller van het rapport heeft verdachte niet gesproken, omdat verdachte de noodzaak niet zag, waarmee de bevindingen uit het rapport hoofdzakelijk aan het strafdossier zijn ontleend. Verdachte heeft wel een mail gericht aan de reclassering om zijn kant van de zaak te belichten. Uit het rapport komt naar voren dat ten aanzien van verdachte zorgen worden gezien in de relatie met een partner en zijn houding. Middelengebruik (alcohol) wordt gezien als een mogelijk aandachtspunt, omdat verdachte verklaart eens onder invloed van alcohol bij aangeefster te hebben aangebeld. Ook zegt hij niet te weten of hij zich aan een straatverbod kan houden wanneer hij alcohol gedronken heeft. Verdachte leek grenzen van zijn ex-vriendin slechts met moeite te accepteren. Hier was een formele grens, zoals een aangifte, straatverbod en het teruggeven van een vriendschapsring voor nodig. Hij legt de verantwoordelijkheid buiten zichzelf.
Een contactverbod met aangeefster en een locatieverbod rond haar adres worden nog geïndiceerd geacht, op basis van de onvrede die verdachte uitte, zowel in het proces-verbaal van verhoor bij de politie als in het mailcontact met de reclassering. In dit contact kwam verdachte volhardend en dwingend over, waardoor kan worden voorgesteld dat hij dergelijk gedrag ook jegens aangeefster kan laten zien. Na de aangifte zijn er geen registraties meer bij de politie bekend, wat doet vermoeden dat verdachte ontvankelijk is voor autoriteit dan wel een formeel afgegeven grens. Ter overweging wordt meegegeven om een direct gevolg te koppelen, zoals een boete of een korte detentie, aan het overtreden van een contact- en/of locatieverbod. De rechtbank herkent zich in dit beeld dat ook bij de behandeling van de zaak naar voren is gekomen. Verdachte lijkt onvoldoende het strafwaardige van zijn handelen in te zien. Daarbij lijkt hij een excuus te ontlenen aan de omstandigheid dat hijzelf, voorafgaand aan de tenlastegelegde periode, ook aan aangeefster kenbaar zou hebben gemaakt, geen contact te willen. Verder lijkt verdachte van oordeel dat een contactverbod, zoals door de reclassering geadviseerd, ook voor aangeefster zou moeten gelden. Voor de nadelige gevolgen voor aangeefster, lijkt hij evenwel geen oog te hebben.
De rechtbank is van oordeel dat een taakstraf van 200 uur, te vervangen door 100 dagen hechtenis, passend en geboden is. Daarnaast zal zij aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaar, opleggen als stok achter de deur.
Verder acht de rechtbank ter voorkoming van ernstig belastend gedrag van verdachte richting aangeefster van belang dat verdachte op geen enkele wijze contact zoekt of heeft met haar en dat het hem verboden wordt zich in de omgeving te bevinden waar zij woont. De rechtbank zal aan verdachte daarom op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht de maatregel opleggen dat hij zich onthoudt van contact met aangeefster en dat hij zich niet bevindt in de omgeving van de straat waar aangeefster woont. De rechtbank legt de maatregel op voor de duur van vijf jaar en bepaalt dat de duur van de vervangende hechtenis twee weken bedraagt voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van zes maanden. De rechtbank zal bepalen dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich belastend zal gedragen tegen aangeefster.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 38v, 38w en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
belaging;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 200 (tweehonderd) uur;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
100 (honderd) dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 2 (twee) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Maatregel
- legt op de maatregel dat verdachte voor de duur van
5 (vijf) jaar:
* op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 1963;
* zich niet zal ophouden in het navolgende gebied:
- in de [straat 1] vanaf de kruising [straat 2] tot en met de kruising [straat 3] ;
- in de [straat 4] vanaf de kruising [straat 1] tot en met de kruising [straat 5] ;
- in de [straat 5] ;
- in de [straat 6] vanaf de kruising [straat 2] tot en met de kruising [straat 7] ;
- in de [straat 8] ,
gelegen in [plaats] ;
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt
2 (twee) weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan. De totale duur van de vervangende hechtenis
bedraagt ten hoogste 6 (zes) maanden;
- bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;
- beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.H. Kempen, voorzitter, mr. G.H. Nomes en
mr. H. Skalonjic, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.E.A.M. van der Ven - van de Riet, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 15 februari 2024.
De jongste rechter en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.