ECLI:NL:RBZWB:2024:839

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
14 februari 2024
Zaaknummer
02/189154-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en handelen in strijd met de Wet wapens en munitie na afvuren van een pijl met een kruisboog

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 februari 2024, staat de verdachte terecht voor poging tot doodslag en het handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 29 juli 2023, waarbij de verdachte een pijl afvuurde met een kruisboog in de richting van het slachtoffer, die op dat moment op bed lag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, onder invloed van alcohol, opzettelijk een pijl heeft afgeschoten, wat resulteerde in letsel aan het bovenbeen van het slachtoffer. De officier van justitie heeft de verdachte beschuldigd van het opzettelijk toebrengen van letsel en het onrechtmatig dragen van een kruisboog op de openbare weg.

Tijdens de zitting op 2 februari 2024 was de verdachte niet aanwezig, maar zijn raadsman en de officier van justitie hebben hun standpunten gepresenteerd. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer. De verdediging betwistte de opzet, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat zijn handelen dodelijk letsel zou kunnen veroorzaken.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en heeft een gevangenisstraf van 18 maanden opgelegd voor de poging tot doodslag, en een geldboete van € 200,- voor het onrechtmatig dragen van de kruisboog. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van € 800,- aan immateriële schade aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen kruisboog en pijlen verbeurd verklaard. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar en is ondertekend door de rechters en de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/189154-23
vonnis van de meervoudige kamer van 15 februari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1984 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
raadsman mr. A.I. Cambier, advocaat te Axel.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 februari 2024. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie
mr. Y.E.Y. Vermeulen en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1) heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven dan wel heeft geprobeerd hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel hem heeft mishandeld;
2) een kruisboog en zes pijlen heeft gedragen op de openbare weg.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier. Ten aanzien van feit 1 is hij van mening dat het feit zoals primair ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het primair en subsidiair tenlastegelegde. Niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van opzet daarop, ook niet in voorwaardelijke zin. Hoogstens kan worden gekomen tot een bewezenverklaring van het meer subsidiair tenlastegelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Gelet op de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte op 29 juli 2023 in de woning waar hij en aangever verbleven een kruisboog heeft bediend. Met de kruisboog is een pijl afgevuurd, die aangever in het bovenbeen heeft geraakt en letsel heeft veroorzaakt.
(Voorwaardelijk) opzet van verdachte
De rechtbank acht geen sprake van vol opzet en ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of sprake is van voorwaardelijk opzet, gericht op de dood van aangever.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaardt dat dat gevolg zal intreden. Voorts is van belang dat naar vaste rechtspraak bepaalde handelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het niet anders kan dan dat degene die die handelingen verricht de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard.
De rechtbank stelt vast dat verdachte, terwijl hij onder invloed van alcohol was, een kruisboog heeft geladen met een pijl en deze heeft afgeschoten in de richting van aangever die op zijn bed lag. Dat dit met een aanzienlijke kracht is gebeurd wordt bevestigd door de omstandigheid dat de pijl het matras waarop aangever lag, heeft doorboord en vervolgens in de muur tot stilstand is gekomen. De pijl heeft het bovenbeen van aangever geraakt. Aangever heeft daar scheurverwondingen en paarse verkleuringen aan het bovenbeen aan over gehouden.
Met een kruisboog een pijl op iemand afvuren kan, naar algemene ervaringsregels, snel dodelijk zijn. Er bestaat de aanmerkelijke kans dat lichaamsdelen worden doorboord, waardoor bloedingen en schade aan organen al gauw optreden. Door van relatief korte afstand met een kruisboog een pijl in de richting van aangever af te vuren, terwijl verdachte onder invloed van alcohol was, heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever daardoor dodelijk geraakt zou worden. Verdachte had naar het oordeel van de rechtbank voorwaardelijk opzet op de dood van aangever. Van aanwijzingen voor het tegendeel is de rechtbank niet gebleken.
De verklaring van verdachte dat de kruisboog onbedoeld is afgegaan, is naar het oordeel van de rechtbank ongeloofwaardig. Het beveiligingsmechanisme dat op de kruisboog zit, zorgt dat voor iedere pijl die wordt afgeschoten de kruisboog op ‘fire’ moet worden gezet. Dit is een bewuste handeling die door verdachte voorafgaand aan het afschieten van de pijl moet zijn verricht. Ook de locatie van waaruit is geschoten en van waaruit aangever precies kon worden geraakt, maakt het ongeloofwaardig dat de kruisboog onbedoeld is afgegaan en aangever heeft weten te raken. De rechtbank kent in dit verband ook gewicht toe aan de verklaring van verdachte bij de rechter-commissaris, waarin hij naar voren heeft gebracht dat hij de dag voorafgaand aan het incident ook al vier pijlen in de gang heeft afgeschoten met de kruisboog en hij aldus de werking van de kruisboog kende.
De rechtbank concludeert dan ook dat opzet op het toebrengen van dodelijk letsel in de zin van voorwaardelijk opzet aanwezig is geweest en dat de primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Feit 2
Gelet op de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde feit.
De in artikel 27 van de Wet wapens en munitie genoemde uitzonderingssituaties zijn niet aan de orde.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 29 juli 2023 te Goes ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, een pijl heeft afgeschoten met een kruisboog in de richting van die [slachtoffer] (die op bed lag te slapen), waarbij de pijl het (boven)been heeft geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
2.
op 29 juli 2023 te Goes op de openbare weg, te weten de [straat] wapens van categorie IV, onder 5 en onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een kruisboog (merk Barnett Xp380) en zes pijlen (SkyIon Archery Xbow), zijnde voorwerpen waarvan, gelet op
hunaard en de omstandigheden waaronder
dezewerd
enaangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat die bestemd waren om letsel aan personen toe te brengen en te dreigen, heeft gedragen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert voor feit 1 aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Voor feit 2 vordert hij aan verdachte op te leggen een geldboete van € 325,-, te vervangen door 6 dagen hechtenis en met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt bij de strafoplegging mee te wegen dat sprake is van eendaadse samenloop en verdachte een blanco strafblad heeft. Ook heeft verdachte aangeboden aan mediation deel te nemen en is er sprake van gering letsel bij het slachtoffer. Verzocht wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf te beperken tot hetgeen verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft met een kruisboog een pijl op aangever afgeschoten. Aangever is geraakt in zijn bovenbeen en heeft daar letsel aan zijn been aan overgehouden. Schieten met een kruisboog in een woning is levensgevaarlijk. Verdachte was bovendien ook nog onder invloed van alcohol. Dat het handelen van verdachte niet tot ernstiger letsel of de dood heeft geleid, is niet aan verdachte te danken geweest.
De kruisboog met pijlen is, nadat verdachte deze in de woning heeft gebruikt, in de auto van verdachte aangetroffen. Het onbevoegd dragen van dergelijke wapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee. Ongecontroleerd wapenbezit kan leiden tot wapengebruik met alle gevolgen van dien, zoals ook hier is gebleken.
Van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is sprake indien de bewezenverklaarde gedragingen in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren dat verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen niet (meer dan enigszins) uiteenloopt.
De rechtbank is van oordeel dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten naar hun aard wezenlijk van elkaar verschillen. De strekking van de aan de orde zijnde wetsartikelen loopt meer dan enigszins uiteen. Daarnaast betreft het onder 1 tenlastegelegde een misdrijf en het onder 2 tenlastegelegde een overtreding. Verder bestaan er significante verschillen tussen de strafmaxima van beide strafbepalingen. De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat geen sprake is van eendaadse samenloop, maar wel van meerdaadse samenloop als bedoeld in artikel 62 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank slaat acht op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld, maar niet voor een soortgelijk feit.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van het feit, voor feit 1 een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie en ziet ook geen reden voor een voorwaardelijk deel. Voor feit 2 zal de rechtbank, conform de daarvoor geldende oriëntatiepunten, een geldboete opleggen van € 200-, te vervangen door 4 dagen hechtenis.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 800,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel, voor feit 1.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding van € 800,- aan immateriële schade is niet betwist en acht de rechtbank volledig toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 juli 2023 tot aan de dag der voldoening. De aard en de ernst van de normschending door verdachte brengen mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank het gevorderde bedrag billijk. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 juli 2023 tot aan de dag der voldoening. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.Het beslag

8.1
De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring.
Gebleken is dat de voorwerpen aan verdachte toebehoren en de bewezen verklaarde feiten zijn begaan met behulp van en met betrekking tot de voorwerpen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 23, 24c, 33, 33a, 45, 62 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 27 en 54 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:poging tot doodslag;
feit 2:handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 18 (achttien) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
betaling van een geldboete van € 200,= (tweehonderd euro);
- beveelt dat bij niet betaling van de geldboete,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
4 (vier) dagen;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 800,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 juli 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer] (feit 1), € 800,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 juli 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 16 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Beslag
- verklaart verbeurd de in beslag genomen voorwerpen, te weten een kruisboog (merk Barnett Xp380) en zes pijlen (SkyIon Archery Xbow).
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Nomes, voorzitter, mr. H. Skalonjic en mr. M.A.H. Kempen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.E.A.M. van der Ven - van de Riet, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 15 februari 2024.
De jongste rechter en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.