ECLI:NL:RBZWB:2024:8389

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
9 december 2024
Zaaknummer
02-232421-24 en 02-274038-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak vuurwapenbezit, bewezenverklaring vervoer amfetamine in vereniging, diefstal door middel van valse sleutel en bezit flakka

Op 6 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaken met parketnummers 02/232421-24 en 02/274038-24. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit van vuurwapenbezit, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan het vervoeren van ongeveer 1000 gram amfetamine in vereniging met anderen, en aan diefstal van 400 euro door middel van een valse sleutel. De verdachte, geboren in 1976 en thans gedetineerd, had op 2 mei 2024 Flakka voorhanden en was betrokken bij de verkoop van amfetamine in de periode van 15 tot en met 16 juli 2024. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de amfetamine in het voertuig, terwijl het vuurwapen niet wettig en overtuigend bewezen kon worden geacht. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de samenleving, en nam daarbij het recidiverisico van de verdachte in overweging. De uitspraak is gedaan in het openbaar in Middelburg.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummers: 02/232421-24 en 02/274038-24
vonnis van de meervoudige kamer van 6 december 2024
in de strafzaken tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1976 te [geboorteplaats] , [land]
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting te [plaats]
raadsman mr. T. Roggenkamp, advocaat te Roosendaal

1.Onderzoek van de zaak

Ter zitting van 22 november 2024 zijn de zaken onder bovengenoemde parketnummers overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering gevoegd.
De zaken zijn vervolgens op de zitting inhoudelijk behandeld, waarbij de officier van justitie, mr. R.S. Jacobs, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
02/232421-24
in de periode van 15 tot en met 16 juli 2024 samen met anderen ongeveer 1000 gram amfetamine heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd;
in de periode van 15 tot en met 16 juli 2024 samen met anderen een vuurwapen en munitie van categorie III en een patroonmagazijn voorhanden heeft gehad;
op 23 april 2024 een geldbedrag van 400 euro van [benadeelde] heeft gestolen door middel van een valse sleutel
02/274038-24
op 2 mei 2024 ongeveer 87,30 gram Flakka voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
02/232421-24
Feit 1
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het vervoeren van ongeveer 1000 gram amfetamine.
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte wetenschap moet hebben gehad van de aanwezigheid van de amfetamine in de reiskoffer. Hij zat samen met de medeverdachten in het voertuig, terwijl de nog bevroren amfetamine in de reiskoffer in dat voertuig aanwezig was, zodat verdachte ook de feitelijke beschikkingsmacht daarover had.
Feit 2
Het vuurwapen is aangetroffen in de kofferbak van het voertuig, waarin verdachte samen met de medeverdachten zat, zodat verdachte de feitelijke macht daarover kon uitoefenen.
De officier van justitie gaat er echter van uit dat hij onverwacht kennis heeft genomen van
de aanwezigheid van het vuurwapen van een ander, zonder dat hij daarvan redelijkerwijs afstand van kon doen. Daarom vordert de officier van justitie vrijspraak van feit 2.
Feit 3
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit 3. Verdachte heeft ter zitting ook bekend dat hij heeft gepind met de pinpas.
02/274038-24
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit, gelet op - onder meer - zijn bekennende verklaring.
4.2
Het standpunt van de verdediging
02/232421-24
Feit 1
De verdediging bepleit vrijspraak van het ten laste gelegde feit 1 wegens gebrek aan bewijs dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de aangetroffen amfetamine.
Feit 2
De verdediging bepleit vrijspraak van het ten laste gelegde feit 2 wegens gebrek aan bewijs dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van het aangetroffen vuurwapen en dat hij de beschikkingsmacht daarover heeft gehad.
Feit 3
De verdediging bepleit vrijspraak van het ten laste gelegde feit wegens gebrek aan bewijs dat verdachte wetenschap had van de herkomst van de pinpas.
02/274038-24
De verdediging refereert zich voor wat betreft de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
02/232421-24
Feiten en omstandigheden
Op basis van het dossier stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 15 juli 2024 omstreeks 23:45 uur ontving de politie een melding, dat een grijze Peugeot 107 met [kenteken] , waarvan de tenaamgestelde stond gesignaleerd, op de A58 ter hoogte van Rilland, de ANPR-palen had gepasseerd.
De politie zag dat er drie personen in het voertuig zaten, die zich druk bewogen. De vrouw op de achterbank was druk aan het rommelen in de kofferbak en met van alles bezig op de achterbank. Omstreeks 00:00 uur op 16 juli 2024 is het voertuig staande gehouden in Kapelle .
Het voertuig werd bestuurd door de tenaamgestelde, [verdachte] . De bijrijder die rechts voorin zat, bleek zijn zoon, [medeverdachte 1] , te zijn en de vrouw rechts op de achterbank zijn toenmalige vriendin, [medeverdachte 2] .
[verdachte] en [medeverdachte 2] hadden samen [medeverdachte 1] opgehaald in Nieuwegein.
In het voertuig rook de politie direct een weeïge geur. Op de achterbank achter de bestuur- der werd een reiskoffer aangetroffen, waarvan het deksel erg koud aanvoelde. In dat deksel werden twee doorzichtige plasticzakken met witte brokken van in totaal circa één kilogram aangetroffen. De witte brokken waren bevroren en werden positief getest op amfetamine. De dameskleding in de reiskoffer, was van [medeverdachte 2] .
In de kofferbak, half onder de rugleuning van de achterbank ter hoogte van waar [medeverdachte 2] had gezeten, werd een vuurwapen met munitie aangetroffen. De ruwe delen aan de linker- en de rechterzijde van dit vuurwapen zijn onderzocht op de aanwezigheid van DNA-sporen en daarop werd een DNA-mengprofiel aangetroffen van zowel [medeverdachte 2] als [medeverdachte 1] , met een matchkans van meer dan één miljard.
Onder de bijrijdersstoel werd een telefoon van Apple aangetroffen, waarop gebruik werd gemaakt van een Whatsappbedrijfsaccount onder de [accountnaam] . Uit onderzoek is
gebleken dat verdachte de gebruiker is van de telefoon. Verdachte heeft dat ook bekend.
Op de telefoon zijn berichten van 15 juli 2024 aangetroffen en in een bericht van 12:44 uur gericht aan contactpersoon [naam 1] werd door [accountnaam] gezegd dat hij één kilo speed had liggen. Hierop stuurde [naam 1] aan [accountnaam] “wanneer kunnen jullie komen”, waarop [accountnaam] antwoordde dat de speed is opgehaald en dat het om 23:00 uur zou arriveren. Om 20:46 uur vroeg [naam 1] aan [accountnaam] “wanneer komen jullie? Moet ik nog op jullie wachten?”. Om 22.54 heeft [naam 1] aan [accountnaam] gestuurd “ik snap niet dat jullie me de hele dag laten wachten om dan niet meer te komen…. Er zitten kei veel mensen te wachten die ik iets beloofd heb”..
Ook staat vast dat verdachte en de medeverdachten wisselend hebben verklaard over óf, en zo ja, waar en hoe lang, er nog gestopt is met het voertuig, alsmede over wie het voertuig al dan niet heeft verlaten.
Verdachte en de medeverdachten betwisten alle drie dat zij wetenschap hebben gehad van de aanwezigheid van de amfetamine en het vuurwapen in het voertuig.
Feit 1 – vervoer amfetamine
De rechtbank is van oordeel dat verdachte wetenschap van en de beschikkingsmacht over
de aangetroffen amfetamine heeft gehad en overweegt daartoe het volgende.
De reiskoffer met daarin de amfetamine bevond zich in het voertuig, waarin ook verdachte zat. Verdachte was ook de eigenaar van het voertuig. Verdachte had dus beschikkingsmacht over de reiskoffer en de daarin aanwezige amfetamine.
De op de telefoon van verdachte aangetroffen berichten wijzen uit dat de gebruiker van de telefoon al de hele dag bezig is geweest om één kilogram speed te regelen. Uit de berichten kan ook worden afgeleid dat de speed is opgehaald en om 23:00 uur zou arriveren. De rechtbank gaat ervan uit dat deze berichten daadwerkelijk door verdachte zijn verstuurd. In de berichten aan verdachte wordt door [naam 1] ook steeds gesproken in meervoud over “jullie”, wat naar het oordeel van de rechtbank erop wijst dat verdachte met een ander onderweg was met de speed. De rechtbank gaat ervan uit dat dit [medeverdachte 2] moet zijn geweest.
Het feit dat verdachte en [medeverdachte 2] die avond zijn aangehouden, geeft ook een verklaring voor het laatste bericht van [naam 1] , dat hij de hele dag voor niets heeft gewacht, doordat zij niet meer zijn komen opdagen.
Voorts bevat het dossier geen aanknopingspunten dat er andere personen bij betrokken zijn geweest. Dit is ook op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt.
Gelet hierop, is de rechtbank van oordeel dat verdachte en [medeverdachte 2] weten- schap en beschikkingsmacht hadden over de in het voertuig aanwezige amfetamine. Aldus hebben zij de in het voertuig aanwezige amfetamine tezamen en in vereniging vervoerd.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 15 tot en met 16 juli 2024 samen met een ander opzettelijk ongeveer 1000 gram amfetamine heeft vervoerd.
Feit 2 – wapenbezit
Voor een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een vuurwapen is onder meer vereist dat verdachte zich in meer of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid van het wapen. De in dit verband gebruikte aanduiding van “een meer of mindere mate” van bewustheid geeft aan dat verdachte bewust was van een (waarschijnlijke) aanwezigheid van het wapen. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat verdachte zulke bewustheid heeft gehad. Voorts is voor een strafbaar voorhanden hebben van een vuurwapen bewijs nodig van een zekere beschikkingsmacht en handelingsbevoegdheid over dat wapen.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat op grond waarvan kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van het vuurwapen en overweegt daartoe het volgende.
Het wapen is weliswaar aangetroffen in het voertuig, waarin ook verdachte zat en waarvan hij de eigenaar was, maar het vuurwapen lag in de kofferbak van het voertuig. Daarbij komt dat niet vast te stellen is hoe het precies in het voertuig is gegaan met het vuurwapen en dat op dat wapen alleen DNA van de medeverdachten is aangetroffen en niet van verdachte.
De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 2. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
Feit 3
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van € 400,00 van [benadeelde] door dat geldbedrag te pinnen met haar gestolen pinpas. Verdachte heeft bekend dat hij het geldbedrag heeft gepind.
Verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij dat geld heeft gepind met een pinpas die hij zou hebben gekregen van een jongen van wie hij nog geld zou krijgen en dat hij niet wist dat de pinpas gestolen was. Verdachte wist echter kennelijk wie die jongen was en had dus kunnen zien dat de pinpas op naam van iemand anders stond.
02/274038-24
Gelet op onder meer de bekennende verklaring van verdachte, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ongeveer 87,30 gram Flakka voorhanden heeft gehad.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02/232421-241.
in de periode van 15 juli 2024 tot en met 16 juli 2024 te Kapelle , tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft vervoerd, ongeveer 1.000 gram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
op 23 april 2024 te Middelburg een geldbedrag van 400 euro, dat aan [benadeelde] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van
eenvalse sleutel, te weten door het onbevoegd pinnen met de (gestolen) bankpas van voornoemde [benadeelde] ;
02/274038-24op 2 mei 2024 te Bergen op Zoom opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 87,30 gram van een materiaal bevattende Alfa-PiPH, zijnde Alfa-PiPH (Flakka) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Als gevolg van een kennelijke omissie in de tenlastelegging met parketnummer 02/232421-24, is in de derde regel van het ten laste gelegde feit 3 het woord “een” weggevallen.
De rechtbank herstelt deze omissie en leest voormelde zinsnede zoals hiervoor is vermeld. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met de bijzondere voorwaarden als geadviseerd door de reclassering.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank ook tot een bewezenverklaring van feit 1 komt, bepleit de verdediging te volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf, waarvan de duur gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, met daarnaast een voorwaardelijk deel met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk vervoeren van 1000 gram amfetamine. Hij vormt door zijn handelen een onmiskenbare schakel in de productie van de uiteindelijke verkoop en het gebruik van synthetische drugs. Verdachte heeft daarmee ook een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit, waardoor schade en overlast voor de samenleving ontstaat. Daarnaast wordt door harddrugs de gezondheid ernstig bedreigd en leiden drugs bovendien veelal, direct of indirect, tot vele vormen van criminaliteit. Als (ex-)drugsverslaafde zou verdachte ook moeten weten tot welke problemen het gebruik van drugs kunnen leiden.
Ook heeft verdachte een hoeveelheid Flakka van ongeveer 87,30 gram voorhanden gehad en een geldbedrag van [benadeelde] gestolen door heimelijk gebruik te maken van haar gestolen pin- pas.
De feiten zijn naar het oordeel van de rechtbank zodanig ernstig dat daarop niet anders kan worden gereageerd dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van geruime duur. De rechtbank neemt het hem ook kwalijk dat hij geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn gedrag en kennelijk de ernst van zijn handelen niet inziet.
Bij het bepalen van de duur van op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, die zijn gebaseerd op de straffen die doorgaans voor vergelijkbare feiten worden opgelegd.
Voor alleen al het vervoeren van harddrugs bij een hoeveelheid van ongeveer 1000 gram geven deze oriëntatiepunten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tussen de vier en zes maanden als uitgangspunt en voor het voorhanden hebben van circa 87,30 gram harddrugs een taakstraf van 150 uren, in geval van een first offender.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 9 september 2024. Hieruit blijkt dat verdachte in 2022 ook al eens is veroordeeld voor een Opiumwetfeit.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 24 oktober 2024. Hieruit leidt de rechtbank onder meer af dat verdachte heeft verteld dat hij gevoelig zou zijn voor suggesties van anderen, omdat hij zelf niet zou aanvoelen wat goed of fout zou zijn en geneigd zou zijn anderen te vertrouwen. Dit zou volgens verdachte het gevolg zijn van niet aangeboren hersenletsel. Verdachte legt volgens de reclassering de verantwoordelijkheid voor het ontstaan en bestaan van problemen voornamelijk buiten zichzelf en presenteert zich als iemand die zichzelf opoffert voor of waar misbruik van wordt gemaakt door anderen.
Verdachte begeeft zich, ondanks de hem bekende beperkingen, echter ook al enige jaren in een omgeving waar verdachte samen met anderen drugs gebuikt waardoor hij ook contacten onderhoudt met mensen die (betrokken zijn bij) crimineel handelen. Gelet hierop worden het middelengebruik, zijn psychosociaal functioneren en houding als belangrijkste criminogene factoren beoordeeld. Er worden verder problemen gevonden op de leefgebieden huisvesting, financiën en in het beperkte sociale netwerk, waarin voornamelijk sprake lijkt te zijn van pro criminele contacten. Het recidiverisico wordt door de reclassering ingeschat als hoog. Daarom heeft de reclassering geadviseerd aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, het meewerken aan middelencontrole en schuldhulpverlening en het meewerken aan nader onderzoek, dat is gericht op zijn middelengebruik en mogelijke beperkingen in zijn psychosociaal functioneren, en het laten behandelen door een forensische zorgverlener.
Alles afwegende zal de rechtbank, in afwijking van de eis van de officier van justitie, aan verdachte opleggen een gevangenisstraf van negen maanden, met aftrek van de tijd die hij
in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank zal, mede gelet op het reclasseringsadvies, hiervan een gedeelte van twee maanden voorwaardelijk opleggen als stok achter de deur om te voorkomen dat verdachte opnieuw strafbare feiten zal plegen, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank zal aan deze voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering, te weten een meldplicht, het meewerken aan middelen-controle en schuldhulpverlening en het meewerken aan nader onderzoek, gericht op zijn middelengebruik en mogelijke beperkingen in zijn psychosociaal functioneren, en het laten behandelen door een forensische zorgverlener. Verdachte heeft zich ter zitting ook bereid verklaard om de voorwaarden na te komen.

7.Het beslag

7.1
De verbeurdverklaring
02/232421-24
De volgende in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, omdat de voorwerpen aan verdachte toebehoren en feit 1 is begaan of voorbereid met behulp van deze voorwerpen:
  • personenauto van het merk Peugeot met [kenteken] , met goednummer PL2000-2024178594-2729040;
  • Apple telefoon, met goednummer PL2000-2024178594-G2748950.
7.2
De onttrekking aan het verkeer
De volgende in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, omdat deze onder verdachte in beslag zijn genomen en feit 1 is begaan met behulp van één van deze voorwerpen en met betrekking tot één van deze voorwerpen:
  • 497 gram amfetamine, met goednummer PL2000-2024178594- G2748951;
  • 502,6 gram amfetamine met goednummer PL2000-20244178594-2748953
De volgende in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, omdat deze onder verdachte in beslag is genomen en het voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet:
  • patroon, merk Geco, kaliber 6,35 mm, met goednummer PL2000-2024178603-G2749075;
  • drie patronen, merk Geco, kaliber 6,35 mm, met goednummer PL2000-2024178603-G2749076;
  • patroonhouder, kaliber 6,35 mm, met goednummer PL2000-2024178603-G2749073;
  • buisje met gebruikershoeveelheid cocaïne, met goednummer PL2000-2024178594-G2748971.
7.3
De teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het volgende in beslag genomen voorwerp aan [naam 2] , omdat zij redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt:
- rijbewijs op naam van [naam 2] , met goednummer: PL2000-2024178594-G2748945.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
02/232421-24
-
spreekt verdachte vrijvan het ten laste gelegde feit 2;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02/232421-24
feit 1: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van
de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3: diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van valse sleutels;
02/274038-24
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven
verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het
voorwaardelijke deelvan de straf
niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaarden:
* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen vijf werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, locatie Middelburg , Vrijlandstraat 33, telefoonnummer 088-8041505 en dat hij zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalings- regelingen, ook als dit inhoudt het meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen, waarbij verdachte de reclassering inzicht geeft in zijn financiën en schulden;
* dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen, waarbij de reclassering urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) kan gebruiken voor de controle en waarbij de reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte meewerkt aan nader onderzoek, gericht op zijn middelengebruik en mogelijke beperkingen in zijn psychosociaal functioneren en zich laat behandelen door een forensische zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra hij wordt aangemeld en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt en waarbij verdachte zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling en waaronder, gelet op de problematiek, ook het innemen van medicijnen kan vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor detoxificatie, stabilisatie, of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
van rechtswege gelden de volgende voorwaarden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat
de tijddie verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis
in voorarrestheeft doorgebracht
in minderingwordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart de volgende in beslag genomen voorwerpen verbeurd:
  • personenauto van het merk Peugeot met [kenteken] , met goednummer PL2000-2024178594-G2729040;
  • Apple telefoon, met goednummer PL2000-2024178594-G2748950;
- verklaart de volgende in beslag genomen voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • patroon, merk Geco, kaliber 6,35 mm, met goednummer PL2000-2024178603-G2749075;
  • drie patronen, merk Geco, kaliber 6,35 mm, met goednummer PL2000-2024178603-G2749076-G2749076;
  • 497 gram amfetamine, met goednummer PL2000-2024178594-G2748951;
  • 502,6 gram amfetamine met goednummer PL2000-20244178594-2748953
  • patroonhouder, kaliber 6,35 mm, met goednummer PL2000-2024178603-G2749073;
  • buisje met gebruikershoeveelheid cocaïne, met goednummer PL2000-2024178594-G2748971;
- gelast de teruggave aan [naam 2] van het volgende in beslag genomen voorwerp:
- rijbewijs op naam van [naam 2] , met goednummer: PL2000-2024178594-G2748945.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.H. Hamburger, voorzitter, mr. R.H.M. Pooyé en mr. F.L. Donders, rechters, in tegenwoordigheid van M.C.C. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 6 december 2024.
Bijlage I
De tenlasteleggingen
02/232421-241.
hij in of omstreeks de periode van 15 juli 2024 tot en met 16 juli 2024 te Kapelle , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 1.000 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet)
2.
hij in of omstreeks de periode van 15 juli 2024 tot en met 16 juli 2024 te Kapelle , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een vuurwapen van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk BBM (fabrieksmerk Bruni), type 315, kaliber 6,35 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
- een patroonmagazijn, merk onbekend, bestemd en passend in voornoemd vuurwapen, zijnde/althans een vuurwapen van categorie III en/of
- munitie van categorie III, te weten vijf, in elk geval een of meer, kogelpatronen van het merk Geco, kaliber 6,35 mm, voorhanden heeft gehad;
(Artikel art 26 lid 1 Wet wapens en munitie, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 23 april 2024 te Middelburg , in elk geval in Nederland, een geldbedrag van 400 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutel, te weten door het onbevoegd pinnen met de (gestolen) bankpas van voornoemde [benadeelde] ;
(Artikel art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
02/274038-24hij op of omstreeks 2 mei 2024 te Bergen op Zoom opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 87,30 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende Alfa-PiPH, zijnde Alfa-PiPH (Flakka) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet )