ECLI:NL:RBZWB:2024:8377

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
6 december 2024
Zaaknummer
02-340036-23, 02-166841-24 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld, onbevoegd pinnen en winkeldiefstal met tbs en gevangenisstraf

Op 6 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen, waaronder diefstal met geweld en onbevoegd pinnen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft daarnaast terbeschikkingstelling (tbs) met dwangverpleging opgelegd. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 22 november 2024, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De verdachte werd beschuldigd van diefstal met geweld van een telefoon en bankpas van aangever 1, alsook van diefstal van geldbedragen van aangevers 2 en 3 door onbevoegd gebruik van hun bankpassen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van een diefstal in vereniging, waarvoor hij werd vrijgesproken. De rechtbank achtte de geweldshandelingen en bedreigingen van de verdachte tegen aangever 1 bewezen, evenals de diefstal van geldbedragen van aangever 2 en 3. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslavingsproblematiek en de noodzaak van behandeling. De rechtbank concludeerde dat de ernst van de feiten en het hoge recidiverisico een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en tbs met dwangverpleging rechtvaardigden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02-340036-23, 02-166841-24 (gev. ttz)
vonnis van de meervoudige kamer van 6 december 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboorteplaats] te [geboortedag] 1996
gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Vucht
raadsvrouw mr. B.W.C. van Geet, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 november 2024, waarbij de officier van justitie, mr. E.M.L. Warmoeskerken, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan
parketnummer 02-340036-23
feit 1: diefstal met geweld, gepleegd in vereniging, van verschillende goederen van [aangever 1] ;
feit 2: diefstal van een geldbedrag van € 50,00 van [aangever 1] door onbevoegd met zijn bankpas te pinnen;
feit 3: diefstal van een geldbedrag van € 520,00 van [aangever 2] door onbevoegd met zijn bankpas te pinnen;
feit 4: diefstal gepleegd in vereniging van verschillende goederen van [aangever 3] ;
parketnummer 02-166841-24
diefstal van een telefoon en telefoonhoesje van [aangever 4] .

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1, 2 en 3 en onder parketnummer 02-166841-24 ten laste gelegde feiten. Bij feit 1 acht de officier van justitie enkel de diefstal met geweld van de telefoon en de pinpas bewezen en verzoekt zij partiële vrijspraak voor de overige ten laste gelegde goederen. Volgens de officier van justitie dient verdachte te worden vrijgesproken van feit 4, omdat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor de nauwe en bewuste samenwerking die nodig is voor het medeplegen van de diefstal.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor de onder feit 1 ten laste gelegde diefstal met geweld, omdat de aangifte onvoldoende wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. Daarnaast bevat het dossier onvoldoende bewijsmiddelen voor het medeplegen. Verdachte dient ook te worden vrijgesproken van de onder feit 2 en 3 ten laste gelegde diefstallen, omdat het oogmerk op wederrechtelijke toe-eigening ontbreekt. Verdachte was niet op de hoogte van de wijze van verkrijging van de bankpassen en wist dus niet dat deze van diefstal afkomstig waren. Voor de onder feit 4 ten laste gelegde diefstal sluit de verdediging zich aan bij het standpunt van de officier van justitie en verzoekt vrijspraak. De diefstal ten laste gelegd onder parketnummer 02-166841-24 wordt door verdachte bekent. De verdediging refereert zich voor dit feit aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Parketnummer 02-340036-23
Feit 1: diefstal met geweld in vereniging op [aangever 1] op 15 december 2023
Op basis van de bewijsmiddelen zal de rechtbank hierna eerst de feiten en omstandigheden vaststellen van de diefstal met geweld waarvan [aangever 1] slachtoffer is geworden op 15 december 2023. Daarbij ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de essentie van de verklaringen van aangever. Die essentie wordt bovendien op meerdere punten ondersteund door andere bewijsmiddelen. De verdediging heeft ook geen aanleiding gezien om aangever te horen bij de rechter-commissaris. De essentie van de verklaringen van aangever vormt daarom de kern van de feiten en omstandigheden hierna.
Feiten en omstandigheden 15 december 2023
Aangever heeft in de vroege ochtend van 15 december 2023 een afspraak gemaakt via de datingapp Bullchat met een persoon genaamd [bijnaam] . Omstreeks 04:40 uur kwam aangever aan op het adres [adres] te [plaats] . Hier trof hij een jongen die hij herkende van de foto die naar hem was gestuurd via Bullchat, genaamd [bijnaam] . Aangever omschrijft dat ‘ [bijnaam] ’ op zijn linkerhand een tatoeage van de naam ‘ [naam 1] ’ heeft. [verbalisant 1] heeft bevonden dat [de medeverdachte] een tatoeage op zijn hand heeft met de naam ‘ [naam 1] ’. Bovendien herkent verdachte [de medeverdachte] op de aan aangever gestuurde foto. De rechtbank stelt daarom vast dat de persoon die aangever beschrijft als [bijnaam] [de medeverdachte] is geweest.
Vervolgens zijn aangever en de medeverdachte naar boven gegaan om te douchen en hebben zij gesproken over het gebruiken van drugs. Aangever heeft € 50,00 overgemaakt om drugs van te kopen. Aangever had zijn jas, met daarin zijn autosleutel, beneden laten liggen. Op dat moment kwam een tweede man in beeld. De tweede man is weggegaan om drugs te halen. Enige tijd later zag aangever op zijn telefoon dat nogmaals € 50,00 was afgeschreven van zijn rekening. Dit geldbedrag was gepind bij het tankstation Esso in [plaats] . Op de beelden van het tankstation is te zien dat om 06:47:06 uur een blauwe BMW met [kenteken] , de auto van aangever, aan komt rijden waar een man uitstapt. Deze man houdt bij de kassa een pinpas tegen de kaartlezer en ontvangt vervolgens van de kassamedewerker een biljet van € 50,00. Op de beelden is te zien dat de man op zijn rechterhand een tatoeage heeft met de tekst ‘ [verdachte] ’. Vervolgens rijdt de man weer weg. Verdachte heeft op zitting bevestigd dat hij de man is die op de camerabeelden is te zien en heeft bekend de man te zijn die bij het tankstation € 50,00 heeft gepind. Aangever geeft ook een signalement van de tweede man en herinnert zich specifiek een tatoeage op de buik van de man, namelijk een datum. Ook omschrijft aangever dat de man iets van goud in zijn mond had. Dat komt overeen met de bevindingen van [verbalisant 1] . De rechtbank stelt dan ook vast dat de ‘tweede man’ verdachte is.
Volgens aangever is verdachte op enig moment teruggekomen in de woning. Op het moment dat aangever de woning wilde verlaten, werd hij door verdachte tegengehouden. Verdachte zei meermaals tegen aangever dat hij zijn pincode moest geven. Om te bewerkstelligen dat aangever zijn pincode zou afgeven, heeft verdachte met een gebaksvorkje in de nek en het lichaam van aangever geprikt en een draaiende en schoppende beweging gemaakt waardoor aangever een blauwe plek op zijn rechterhand heeft opgelopen. Ook heeft verdachte aangever tweemaal in een wurggreep vastgepakt en aangever woordelijk bedreigd overeenkomstig de bewoordingen in de tenlastelegging. Uit de aangifte en het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] blijkt dat verbalisanten letsel hebben waargenomen bij aangever. Aangever heeft verklaard dat hij na het geweld zijn pincode heeft afgegeven aan verdachte. Gedurende de gehele geweldsperiode stond de medeverdachte bij de trap in de gang. De deur naar de woonkamer was geopend. Op het moment dat verdachte de pincode doorgaf aan de medeverdachte heeft aangever het geld van zijn betaalrekening overgeboekt naar zijn spaarrekening, zodat met de pinpas geen geld kon worden gepind. De medeverdachte heeft toen de woning verlaten en kwam later terug met de mededeling dat het pinnen niet gelukt was. Aangever heeft ingelogd op zijn bankierenapp. Verdachte heeft de telefoon van aangever gepakt en heeft geld van de spaarrekening overgemaakt naar de betaalrekening. De medeverdachte heeft hierna opnieuw de woning verlaten.
Op de bankrekening van aangever was te zien dat 1260,00 euro is opgenomen om 09.17 uur bij de Geldmaat aan de [straat] in [plaats] . De camerabeelden van deze transactie zijn bekeken door de politie en te zien is dat er een man het geldbedrag pint. De medeverdachte heeft bij de politie zichzelf herkend op een foto van dat pinnen en verklaard dat hij dat heeft gedaan en dat een deel van het geld voor hem was. Toen de medeverdachte weer terugkwam, heeft verdachte de telefoon van aangever aan hem teruggeven. Verdachte en de medeverdachte zijn vervolgens de woning uitgerend. Zijn bankpas heeft aangever niet teruggevonden.
Diefstal met geweld in vereniging
Gelet op de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden, kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte op 15 december 2023 samen en in vereniging met de medeverdachte de aangever heeft beroofd van zijn telefoon en zijn pinpas. Door de geweldshandelingen van verdachte heeft aangever ook zijn pincode gegeven, waardoor de medeverdachte uiteindelijk met de weggenomen bankpas van aangever een geldbedrag van € 1.260,00 heeft kunnen pinnen. Dat de medeverdachte zelf geen geweld heeft gebruikt, doet aan zijn medeplegen van het geweld door verdachte niet af. De medeverdachte heeft aangever naar de woning in [plaats] laten komen en is later getuige geweest van het geweld en de bedreigingen met geweld door verdachte. De medeverdachte heeft toen niet ingegrepen om verdachte te doen stoppen. Integendeel, hij is met de bankpas van aangever gaan pinnen en toen dat de eerste keer niet lukte, heeft hij zich niet teruggetrokken. De medeverdachte is juist teruggekeerd in de woning om daarna nog een keer te gaan pinnen, nadat verdachte geld van de spaarrekening van aangever naar diens lopende rekening had overgemaakt en er dus voldoende saldo was voor de medeverdachte. Na het geslaagde pinnen is de medeverdachte weer teruggegaan naar de woning en hebben verdachte en de medeverdachte samen de woning verlaten. Al met al heeft de medeverdachte weliswaar zelf geen geweld tegen aangever gepleegd en aangever ook niet bedreigd, maar wel geprofiteerd van dat gedrag van verdachte en het mogelijk gemaakt. Bovendien heeft de medeverdachte een cruciale rol gespeeld bij het te gelde maken van de met geweld en bedreiging verkregen bankpas en pincode door de € 1.260,00 te pinnen, waarvan de medeverdachte een deel mocht houden. Naar het oordeel van de rechtbank is er dan ook sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking.
Dat aangever zijn telefoon na het gelukte tweede pinnen van verdachte heeft teruggekregen, doet niet af aan de wederrechtelijke toe-eigening van de telefoon door verdachte die daarvoor had plaatsgevonden. Verdachte heeft enige tijd als heer en meester over de telefoon beschikt en daarmee over de bankrekeningen van aangever. Het kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat het eerder gebruikte geweld en de bedreigingen met geweld heeft bijgedragen aan de (onvrijwillige) afgifte van de telefoon door aangever.
Van de diefstal van de auto en de goederen in de auto zal de rechtbank verdachte vrijspreken, omdat het oogmerk op wederrechtelijke toe-eigening ontbreekt. Uit het dossier blijkt dat deze auto door verdachte alleen is gebruikt om geld te pinnen bij het tankstation en daarna op een paar honderd meter van de [adres] in [plaats] is geparkeerd. Verdachte heeft de sleutel van de auto bij terugkomst blijkbaar weer in de jas van aangever gestopt. Bovendien heeft verdachte pas na terugkomst geweld en bedreigingen met geweld tegen aangever gebruikt.
feit 2: diefstal met een valse sleutel van een geldbedrag van [aangever 1]
De rechtbank acht de diefstal met een valse sleutel van een geldbedrag € 50,00 toebehorende aan [aangever 1] wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank baseert zich hierbij op de aangifte en de verklaring van verdachte op zitting.
feit 3: diefstal met een valse sleutel van een geldbedrag van [aangever 2] op 3 december 2023
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van het geldbedrag van € 520,00. Volgens aangever [aangever 2] is op 3 december 2023 om 19:08 uur bij de geldmaat in de [straat] te [plaats] € 520,00 is gepind met zijn bankpas zonder zijn toestemming. Op de camerabeelden van de Geldmaat is te zien dat om 19:08:06 uur een persoon een geldbedrag pint. Verdachte heeft op zitting bevestigd dat hij de persoon is geweest die het geldbedrag heeft gepind. Verdachte heeft zich vervolgens het geldbedrag toegeëigend en had hiertoe ook het oogmerk. Verdachte heeft immers gepind met de pas van een ander zonder toestemming van de tenaamgestelde. Dat verdachte verklaart de pinpas en pincode te hebben gekregen van een dealer, doet aan de voorgaande conclusie niets af. Juist in die omstandigheid had verdachte moeten controleren van wie de pas afkomstig was en of diegene toestemming had gegeven. Voor zover verdachte het geld inderdaad aan een derde zou hebben doorgegeven, heeft hij er zelf in ieder geval kort als heer en meester over beschikt.
feit 4: diefstal gepleegd in vereniging op [aangever 3]
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken. Er is onvoldoende gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking.
Parketnummer 02-166841-24
diefstal van een telefoon en telefoonhoesje bij [aangever 4]
Gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02-340036-23
1
op 15 december 2023 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander een telefoon en een bankpas die geheel aan [aangever 1] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die voornoemde [aangever 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door die [aangever 1] tegen de hand te schoppen en die [aangever 1] de woorden toe te voegen (zakelijk weergegeven): “dat hij, [aangever 1] , zijn pincode moest geven” en “dat hij, [aangever 1] , zijn pincode van zijn telefoon moest geven” en “dat verdachte wist waar hij, [aangever 1] , woonde” en "dat hij, [aangever 1] , kinderen had” en “dat ze afgemaakt zouden worden” en “je bent niet meer veilig” en “dat hij, verdachte, meerdere mensen had vermoord” en “dat hij, verdachte, zijn zus had vermoord en “dat hij, [aangever 1] , maar op internet moest kijken”, althans woorden van gelijke dwingende en dreigende aard en strekking, en die [aangever 1] meermalen bij en om de nek vast te pakken en vast te houden (in de zogeheten nekklem) en met een gebaksvorkje tegen de keel te drukken en in de borst te prikken;
2
op 15 december 2023 te [plaats] een gelbedrag van 50 euro, dat geheel aan [aangever 1] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel een valse sleutel door onbevoegd te pinnen met een bankpas (op naam van die voornoemde [aangever 1] ) en onbevoegd contactloos te pinnen met een bankpas (op naam van die voornoemde [aangever 1] );
3
op 3 december 2023 te [plaats] een geldbedrag van 520 euro dat geheel aan [aangever 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel een valse sleutel, door onbevoegd te pinnen met een bankpas (met bankrekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [aangever 2] ) en met bijbehorende pincode van die voornoemde [aangever 2] ;
02-166841-24
op 18 december 2023 te [plaats] een telefoon (merk Iphone, type 15 PRO) en een telefoonhoes die geheel aan de [aangever 4] (gevestigd aan de [straat] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie eist om aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast vordert zij de terbeschikkingstelling (verder: tbs) met verpleging van overheidswege (verder: dwangverpleging). Dit gelet op het hoge recidiverisico, de noodzakelijk geachte behandeling voor de persoonlijkheidsproblematiek van verdachte en het volgens de deskundigen niet haalbaar zijn van een tbs-maatregel met voorwaarden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit dat de rechtbank een tbs met voorwaarden aan verdachte oplegt. Verdachte is bereid zich aan de voorwaarden te houden. Het opleggen van tbs met dwangverpleging is niet proportioneel, omdat minder ingrijpende maatregelen tot op heden niet zijn benut. Bij het opleggen van de straf dient rekening te worden gehouden met de verminderde toerekenbaarheid van verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De ernst van de feiten
Op 15 december 2023 heeft de mededader van verdachte slachtoffer [aangever 1] via Bullchat uitgenodigd naar [plaats] voor een seksafspraak. Van seks is het niet gekomen, maar uiteindelijk is [aangever 1] beroofd van zijn pinpas en pincode en zijn telefoon en hebben verdachte en zijn mededader € 1.260,00 buit gemaakt. De eerste weken hierna had [aangever 1] veel last van angsten en slapeloosheid. Hij was boos op iedereen, maar voelde zich ook schuldig. Door dit incident vertrouwt [aangever 1] de mensen niet meer, maar hij heeft een begripvolle familie die hem steunt. Met deze gevolgen voor het slachtoffer heeft verdachte geen rekening gehouden. Hij zag het slachtoffer alleen als een manier om aan geld te komen voor zijn verslaving. Die verslaving was ook de reden voor de drie diefstallen die bewezen zijn verklaard.
Voor de diefstal met geweld in vereniging op zich is in beginsel al een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. Vervolgens houdt de rechtbank rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Verdachte heeft op zitting bij herhaling gezegd dat hij zich weinig kan herinneren van het incident met [aangever 1] , omdat hij door drugsgebruik vrijwel steeds in een andere werkelijkheid was. Hij heeft wel erkend dat hij door zijn verslaving allerlei dingen deed die niet deugden om maar aan geld te komen. Hij wil heel graag een ander leven leiden en weet dat hij daarbij hulp nodig heeft. Daarom heeft hij ook zelf om een rapportage door deskundigen gevraagd.
[de psycholoog] en [de psychiater] hebben over verdachte gerapporteerd op 5 juli 2024 respectievelijk 18 juli 2024. Tegen [de psychiater] heeft verdachte verteld dat hij in de ten laste gelegde periode 10-15 gram crack per dag gebruikte, waarvoor hij ongeveer € 500,00 nodig had. Beide deskundigen concluderen dat bij verdachte sprake is van borderline- en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast is sprake van een stoornis in het gebruik van alcohol en drugs. Langdurig middelengebruik heeft mogelijk geleid tot een intelligentieniveau wat in ieder geval lager is dan gemiddeld. Het gebruik van alcohol en middelen heeft een versterkende werking op de reeds aanwezige overtuigingen en interpretaties gestuurd vanuit zijn borderline- en antisociale persoonlijkheidsstoornis. Omdat deze problematiek aanwezig was tijdens de ten laste gelegde feiten en dit de gedragskeuzes van verdachte beïnvloedde, adviseren zij het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank neemt deze onderbouwde adviezen van de deskundigen over. Zij zal hier in strafmatigende zin rekening mee houden.
Volgens deskundige [de psychiater] is het delictrisico in de vorm van diefstallen om in zijn levensonderhoud te voorzien zeer hoog. Daarnaast vermeldt de voorgeschiedenis van verdachte meerdere geweldsdelicten. Deskundige [de psycholoog] concludeert dat het risico op herhaling van gewelddadig gedrag zowel vanuit het klinisch oordeel als het risicotaxatie instrument als hoog wordt ingeschat, wanneer verdachte geen behandeling ondergaat en alcohol en cocaïne blijft gebruiken. Het ontbreekt in het leven van verdachte aan maatschappelijke inbedding. Hij heeft voornamelijk vrienden in het drugsmilieu die geen agressie of delicten schuwen om te voorzien in middelengebruik. Volgens [de psychiater] heeft verdachte over het algemeen geen vaste woon- of verblijfplaats en geen werk. Ook heeft verdachte schulden. Deze omstandigheden tezamen maken naar het oordeel van de deskundigen dat het risico op recidive verhoogd is.
De deskundigen concluderen dat een intensief gestructureerd klinisch behandeltraject noodzakelijk is om het recidiverisico te verlagen. De behandeling moet zich zowel richten op de verslavingsproblematiek van verdachte als op de persoonlijkheidsstoornissen. Hierbij dient rekening te worden gehouden met het lagere intelligentieniveau van verdachte. Geadviseerd wordt daarom om aan verdachte een tbs met dwang op te leggen. Een tbs met voorwaarden is volgens de deskundigen niet haalbaar, nu verdachte heeft laten zien en heeft aangegeven zich niet aan voorwaarden te kunnen houden. Mogelijk volstaat een dergelijk kader aan het begin van een klinisch behandeltraject, maar het zal na verloop van de behandeling en met name in de resocialisatiefase voor verdachte moeilijk worden om zich aan de voorwaarden te houden.
Strafoplegging
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk is. Bij het bepalen van de duur ervan heeft de rechtbank acht geslagen op de straffen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden opgelegd. De eis van de officier van justitie is passend, maar gelet op de strafmatigende omstandigheden ziet de rechtbank reden om hiervan af te wijken. Daarnaast is hij na de pleegdata van de feiten van dit vonnis nog veroordeeld tot een gevangenisstraf 28 weken voor delicten uit februari 2023.
De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Maatregel
Daarnaast is de rechtbank op grond van de rapporten van de deskundigen van oordeel dat een langdurige klinische behandeling van verdachte noodzakelijk is om recidive in de toekomst te beperken. Zij acht daarom tevens oplegging van de tbs-maatregel noodzakelijk. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat wordt voldaan aan de formele eisen die de wet daaraan stelt. Bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van de feiten een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Op de feiten is een gevangenisstraf van vier jaar of meer gesteld. Daarnaast eist de algemene veiligheid van personen en goederen oplegging van een tbs-maatregel, omdat er sprake is van een hoog recidiverisico, dat voortkomt uit de borderline- en antisociale persoonlijkheidsstoornis en de stoornis in het gebruik van alcohol en drugs.
De rechtbank acht een tbs met voorwaarden niet haalbaar, omdat hiermee het risico op recidive onvoldoende wordt beperkt. De verwachting is dat met het beloop van de behandeling en met name in de resocialisatiefase het voor verdachte lastig zal zijn zich aan de voorwaarden te houden. Al op 17-jarige leeftijd is verdachte 2 december 2014, naast een lange jeugddetentie, een voorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd voor onder andere het medeplegen van een zware mishandeling met voorbedachten rade en twee mishandelingen. In 2018 is hem een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden opgelegd met verplichte (ambulante) behandeling voor openlijk geweld. In 2020 is hem weer een voorwaardelijke gevangenisstraf van veertien dagen opgelegd voor een geweldsdelict met onder een (ambulante) behandelverplichting. Al die voorwaardelijke veroordelingen met behandelingen hebben niet voorkomen dat verdachte in 2023 weer het leven van een verslaafde leidde met geweldsrisico voor anderen. Tegenover de deskundigen heeft verdachte zich niet bereid verklaard zich aan de voorwaarden te conformeren. Ter zitting heeft verdacht zelf aangegeven dat hij hulpverlening in een zeer gestructureerd kader nodig heeft, maar dat alleen wil als hij vrij en buiten kan zijn. De rechtbank is van oordeel dat tbs met dwangverpleging de enige reële mogelijkheid is die overblijft om de problematiek van verdachte te behandelen en daarmee het recidiverisico te verminderen en de maatschappij tegen verdachte te beschermen. De rechtbank zal daarom de tbs met dwangverpleging aan verdachte te leggen en acht deze oplegging proportioneel. Gelet op de bewezenverklaarde diefstal met geweld is de maatregel voor wat betreft de duur ongemaximeerd en kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.

7.De benadeelde partij

7.1
De benadeelde partij [aangever 1]
Parketnummer 02-340036-23 feit 1
De benadeelde partij [aangever 1] vordert een schadevergoeding van € 6.250,00. Dit bedrag bestaat uit € 1.250,00 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld naar de benadeelde partij toe en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
De benadeelde partij vordert € 1.250,00 aan materiële schade als vergoeding van het weggenomen geldbedrag. Dat is € 10,00 minder dan het weggenomen geldbedrag van
€ 1.260,00. De rechtbank acht dit bedrag integraal toewijsbaar met vermeerdering van de wettelijke rente vanaf 15 december 2023. De rechtbank is van oordeel dat dit bedrag voldoende is onderbouwd door middel van stukken. Verdachte heeft een cruciale rol gespeeld in het ontstaan van de schade door de pincode van de benadeelde onder dwang te verkrijgen en het geldbedrag van de spaarrekening naar de lopende rekening van benadeelde over te boeken. Dat het de medeverdachte is geweest die uiteindelijk het geldbedrag heeft gepind, maakt het oordeel niet anders. Zonder het handelen van verdachte was de schade niet ontstaan. Deze schade staat dan ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Immateriële schade
De benadeelde partij vordert € 5.000,00 aan immateriële schade. De verdediging heeft de hoogte van de immateriële schade betwist.
De rechtbank heeft bewezenverklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan, kortgezegd, een diefstal met geweld. Uit de aangifte is gebleken dat benadeelde letsel heeft overgehouden als gevolg van de geweldshandelingen. De rechtbank is verder van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending door verdachte meebrengt dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat ook sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze. Uit de vordering van de benadeelde partij blijkt dat benadeelde de eerste weken na de gebeurtenis last had van angst en boosheid, waardoor hij slecht kon slapen. Benadeelde heeft hiervoor een huisarts bezocht. Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van een causaal verband tussen de bewezen verklaarde gedragingen van verdachte en de gestelde immateriële schade. Wel ziet de rechtbank gelet op uitspraken in vergelijkbare zaken redenen om het gevorderde bedrag sterk te matigen en bepaalt dit in redelijkheid op € 1.500,00. Zij zal de vordering tot dit bedrag toewijzen met vermeerdering van de wettelijke rente vanaf 15 december 2023. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal met betrekking tot het toegekende bedrag van de vordering de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. Tevens zal de wettelijke rente worden toegekend vanaf 15 december 2023.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald en andersom.
7.2
De benadeelde partij [aangever 2]
Parketnummer 02-340036-23 feit 3
De benadeelde partij [aangever 2] vordert een schadevergoeding van € 3.163,00. Dit bedrag bestaat uit € 663,00 aan materiële schade en € 2.500,00 aan immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte
€ 520,00 heeft gestolen van de benadeelde partij. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld naar de benadeelde partij toe en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
De benadeelde partij vordert € 663,00 aan materiële schade. De verdediging heeft de vordering betwist. De rechtbank acht de vordering gedeeltelijk toewijsbaar tot een bedrag van € 520,00 met vermeerdering van de wettelijke rente vanaf 3 december 2023. Voor verdachte is enkel de diefstal van dat geldbedrag door het onbevoegd gebruik maken van de pinpas van benadeelde bewezen verklaard. De rechtbank acht de vordering dan ook toewijsbaar voor zover deze ziet op het weggenomen geldbedrag van € 520,00. Zij is van oordeel dat dit bedrag voldoende is onderbouwd door middel van stukken. Deze schade staat dan ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit.
De schadepost die ziet op de telefoon van het merk Oppo zal niet-ontvankelijk worden verklaard. Uit de aangifte van benadeelde blijkt dat deze telefoon in de auto is weggenomen. De gedragingen die zijn verricht in de auto zijn niet aan verdachte ten laste gelegd.
Immateriële schade
De benadeelde partij vordert € 2.500,00 aan immateriële schade. De rechtbank is van oordeel dat voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte ontbreekt, zodat geen sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De immateriële schade ziet op de gevolgen van de geweldshandelingen die zijn verricht in de auto van benadeelde. Deze handelingen zijn niet aan verdachte ten laste gelegd. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal met betrekking tot het toegekende bedrag van de vordering de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. Tevens zal de wettelijke rente worden toegekend vanaf 3 december 2023.
7.3
De benadeelde partij [aangever 3]
Parketnummer 02-340036-23 feit 4
De benadeelde partij [aangever 3] vordert een schadevergoeding van € 1.353,60 aan materiële schade en € 42,91 aan proceskosten voor feit 4. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.

8.Het beslag

Het in beslag genomen mes is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Het mes is bij het onderzoek naar de door hem begane feiten aangetroffen. Het behoort aan verdachte toe en is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang. Het mes kan bovendien dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten, nu verdachte is veroordeeld voor een diefstal met geweld.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36d, 36f, 37a, 37b, 57, 63, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het met parketnummer 02-340036-23 onder 4 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02-340036-23
feit 1:diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld
tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2:diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
feit 3:diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
02-166841-24
diefstal;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 15 (vijftien) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Maatregel
- gelast de
terbeschikkingstellingvan verdachte;
- beveelt dat de ter beschikking gestelde van
overheidswege zal worden verpleegd;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen voorwerp, te weten: 1 STK mes (Omschrijving: PL2000-ZB4R023104_799265 Keramisch keukenmes, Zwart en wit);
Benadeelde partij [aangever 1]
Parketnummer 02-340036-23 feit 1
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 1] van
€ 2.750,00, waarvan € 1.250,00 aan materiële schade en € 1.500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 15 december 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- wijst het overige gedeelte van de vordering af;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 1] (feiten 1 en 2),
€ 2.750,00te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 15 december 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
37 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
Benadeelde partij [aangever 2]
Parketnummer 02-340036-23 feit 3
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 2] van
€ 520,00aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 december 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 2] (feit 3),
€ 520,00te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 december 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
10 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [aangever 3]
Parketnummer 02-340036-23 feit 4
- verklaart de benadeelde partij [aangever 3] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [aangever 3] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. van Beelen, voorzitter, mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos en mr. R.J.H. de Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Verdult, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 6 december 2024.
Mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
02-340036-23
1
hij op of omstreeks 15 december 2023 te [plaats] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een telefoon en/of een auto van het merk/type BMW XI kenteken
[kenteken] en/of (met daarin) een of meerdere bankpas(sen) en/of een of
meerdere sleutels en/of een tas en/of muntgeld (25 euro) en/of
gereedschap en/of een of meerdere regenjas(sen) en/of een of meerdere
paraplu’s, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 1] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die voornoemde [aangever 1] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of
gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf
of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [aangever 1]
tegen de hand te trappen en/of te schoppen en/of
die [aangever 1] de woorden toe te voegen (zakelijk weergegeven): “dat hij,
[aangever 1] , zijn pincode moest geven” en/of “dat hij, [aangever 1] , zijn pincode
van zijn telefoon moest geven” en/of “dat verdachte en/of zij mededader
wisten waar hij, [aangever 1] , woonde” en/of "dat hij, [aangever 1] , kinderen had”
en/of “dat ze afgemaakt zouden worden” en/of “je bent niet meer veilig”
en/of “dat hij, verdachte, meerdere mensen had vermoord” en/of “dat
hij, verdachte, zijn zus had vermoord en/of “dat hij, [aangever 1] , maar op
internet moest kijken” althans woorden van gelijke dwingende en/of
dreigende aard en/of strekking en/of
die [aangever 1] meermalen, althans eenmaal op/tegen/in het gezicht/hoofd
te slaan en/of te stompen en/of
die [aangever 1] meermalen, althans eenmaal bij en/of om de nek vast te
pakken en/of vast te houden (in de zogeheten nekklem) en/of
met een gebaksvorkje en/of met een mes, althans met een scherp en/of
puntig voorwerp en/of met een op een mes gelijkend voorwerp tegen de
keel te drukken en/of gedrukt te houden en/of in de borst te prikken;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art
312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 15 december 2023 te [plaats] , althans in Nederland,
een gelbedrag van 50 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele aan J [aangever 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel een valse
sleutel door onbevoegd te pinnen met een bankpas (op naam van die
voornoemde [aangever 1] ) en/of met bijbehorende pincode van die
voornoemde [aangever 1] en/of onbevoegd contactloos te pinnen met een
bankpas (op naam van die voornoemde [aangever 1] );
( art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5
Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 3 december 2023 te [plaats] , althans in Nederland,
een geldbedrag van 520 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele aan [aangever 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel een valse
sleutel, door onbevoegd te pinnen met een bankpas (met
bankrekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [aangever 2] )
en/of met bijbehorende pincode van die voornoemde [aangever 2] ;
( art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5
Wetboek van Strafrecht)
4
hij in of omstreeks de periode van 3 december 2023 tot en met 4
december 2023 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een telefoon en/of gelbedrag van 950 euro en/of een paar schoenen
(merk adidas, type Hoopr) en/of een rijbewijs (op naam van [aangever 3]
) en/of een identiteitskaart (op naam van [aangever 3] ), in
elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 3] , in elk
geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht )
02-166841-24
hij op of omstreeks 18 december 2023 te [plaats] , althans in Nederland,
een telefoon (merk Iphone, type 15 PRO) en/of een telefoonhoes, in elk geval enig
goed, dat/die geheel of ten dele aan de [aangever 4] (gevestigd aan de
[straat] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )