ECLI:NL:RBZWB:2024:8376

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
6 december 2024
Zaaknummer
02-339970-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld, diefstal door onbevoegd te pinnen en diefstal in vereniging

Op 6 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen, waaronder diefstal met geweld en diefstal door onbevoegd te pinnen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 15 december 2023 samen met een medeverdachte een telefoon en bankpas van aangever [aangever 1] heeft weggenomen, waarbij geweld is gebruikt. De verdachte heeft de aangever bedreigd en gedwongen zijn pincode af te geven, waarna er met de bankpas een bedrag van € 1.260,00 is gepind. De rechtbank heeft de verdachte ook schuldig bevonden aan diefstal van schoenen van [aangever 3]. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslavingsproblematiek. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij [aangever 1] voor zowel materiële als immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partijen [aangever 2] en [aangever 3] niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte van de feiten waarvoor zij schadevergoeding vorderden, is vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-339970-23
vonnis van de meervoudige kamer van 6 december 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats]
gedetineerd in de penitentiaire inrichting te [plaats 1]
raadsman mr. G.J.P.M. Mooren, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 november 2024, waarbij de officier van justitie, mr. E.M.L. Warmoeskerken, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan
feit 1: diefstal met geweld, gepleegd in vereniging, van verschillende goederen van [aangever 1] ;
feit 2: diefstal van een geldbedrag van € 1.260,00 van [aangever 1] door onbevoegd met zijn pinpas te pinnen;
feit 3: diefstal met geweld, gepleegd in vereniging, van een bankpas en verschillende goederen van [aangever 2] ;
feit 4: diefstal, gepleegd in vereniging, van verschillende goederen van [aangever 3] ;

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten. Bij feit 1 acht de officier van justitie enkel de diefstal van de telefoon en de pinpas bewezen en verzoekt zij partiële vrijspraak voor de overige ten laste gelegde goederen Naar het oordeel van de officier van justitie dient verdachte te worden vrijgesproken van feit 3. Het dossier bevat onvoldoende bewijs voor de betrokkenheid van verdachte nu verdachte in zijn geheel niet overeenkomt met het signalement en de door aangever overlegde foto.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor de onder feit 1 ten laste gelegde diefstal, omdat verdachte geen feitelijke rol heeft gehad bij de geweldshandelingen. Er kan niet worden gesproken van medeplegen. Verdachte bekent te hebben gepind met de pinpas van aangever, zodat de verdediging zich voor feit 2 refereert aan het oordeel van de rechtbank. De verdediging is met de officier van justitie van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 3. Ook van het onder 4 ten laste gelegde feit dient verdachte te worden vrijgesproken, omdat aan de hand van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte de diefstal heeft gepleegd. Verdachte verklaart over de wijze van het verkrijgen van de schoenen helder en geloofwaardig. De verklaring van verdachte wordt ook niet weerlegd door het dossier.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1: diefstal met geweld gepleegd in vereniging op [aangever 1] op 15 december 2023
Op basis van de bewijsmiddelen zal de rechtbank hierna eerst de feiten en omstandigheden vaststellen van de diefstal met geweld waarvan [aangever 1] slachtoffer is geworden op 15 december 2023. Daarbij ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de essentie van de verklaringen van aangever. Die essentie wordt bovendien op meerdere punten ondersteund door andere bewijsmiddelen. De verdediging heeft ook geen aanleiding gezien om aangever te horen bij de rechter-commissaris. De essentie van de verklaringen van aangever vormt daarom de kern van de feiten en omstandigheden hierna. Daarbij heeft de rechtbank meegenomen dat verdachte op zitting heeft verklaard dat hij de ‘ [verdachte] ’ is die aangever op 15 december 2023 heeft uitgenodigd om naar [plaats 2] te komen en een foto van zichzelf naar aangever heeft gestuurd. Verdachte heeft op zitting ook bevestigd dat hij degene is die die dag bij een Geldmaat in [plaats 2] € 1.260,00 heeft opgenomen van de rekening van aangever. Hij heeft dat gedaan met een bankpas en bijbehorende pincode die hij van ‘ [medeverdachte] ’ had gekregen. Overigens heeft verdachte op zitting ook verklaard dat dat gebeurde bij de voordeur van de woning aan de [adres] nadat hij 10 of 20 minuten of een uur weg was geweest uit de woning om op straat te drinken en te gebruiken. Dat deel van zijn verklaring schuift de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde, gelet op wat hierna wordt vastgesteld.
Feiten en omstandigheden 15 december 2023
Aangever heeft in de vroege ochtend van 15 december 2023 een afspraak heeft gemaakt via de datingapp Bullchat met verdachte. Omstreeks 04:40 uur kwam aangever aan op het [adres] te [plaats 2] . Hier trof hij verdachte.
Vervolgens zijn aangever en verdachte naar boven gegaan om te douchen en hebben zij gesproken over het gebruiken van drugs. Aangever heeft € 50,00 overgemaakt om drugs van te kopen. Aangever had zijn jas, met daarin zijn autosleutel, beneden laten liggen. Op dat moment kwam een tweede man in beeld. De tweede man is weggegaan om drugs te halen. Enige tijd later zag aangever op zijn telefoon dat er nogmaals € 50,00 was afgeschreven van zijn rekening. Dit geldbedrag was gepind bij het tankstation Esso in [plaats 2] . Op de beelden van het tankstation is te zien dat om 06:47:06 uur een blauwe BMW met kenteken [kenteken] , de auto van aangever, aan komt rijden waar een man uitstapt. Deze man houdt bij de kassa een pinpas tegen de kaartlezer en ontvangt vervolgens van de kassamedewerker een biljet van € 50,00. Op de beelden is te zien dat de man op zijn rechterhand een tatoeage heeft met de tekst ‘ [medeverdachte] ’. Vervolgens rijdt de man weer weg. Aangever herinnert zich specifiek een tatoeage op de buik van de man, namelijk een datum. Ook omschrijft aangever dat de man iets van goud in zijn mond had. Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] blijkt dat medeverdachte [medeverdachte] (hierna: de medeverdachte) een tatoeage op zijn buik heeft met onder andere een datum en dat hij een goud plaatje om de tanden aan de voorzijde van het gebit heeft. Daarnaast heeft de medeverdachte bij de politie verklaard dat hij de man is die op de camerabeelden is te zien. De rechtbank stelt dan ook vast dat de tweede man de medeverdachte is.
Volgens aangever is de medeverdachte op enig moment teruggekomen in de woning. Op het moment dat aangever de woning wil verlaten, wordt hij door de medeverdachte tegengehouden. De medeverdachte zei meermaals tegen aangever dat hij zijn pincode moest geven. Om te bewerkstelligen dat aangever zijn pincode zou afgeven, heeft de medeverdachte met een gebaksvorkje in de nek en het lichaam van aangever geprikt en een draaiende en schoppende beweging gemaakt waardoor aangever een blauwe plek heeft op zijn rechterhand heeft opgelopen. Ook heeft de medeverdachte aangever tweemaal in een wurggreep vastgepakt en aangever woordelijk bedreigd overeenkomstig de bewoordingen in de tenlastelegging. Uit de aangifte en het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] blijkt dat verbalisanten letsel hebben waargenomen bij aangever. Aangever heeft verklaard dat hij na het geweld zijn pincode heeft afgegeven aan de medeverdachte. Gedurende de gehele geweldsperiode stond verdachte bij de trap in de gang. De deur naar de woonkamer was geopend. Op het moment dat de medeverdachte de pincode doorgaf aan verdachte heeft aangever het geld van zijn betaalrekening overgeboekt naar zijn spaarrekening, zodat er met de pinpas geen geld kon worden gepind. Verdachte heeft toen de woning verlaten en kwam later terug met de mededeling dat het pinnen niet gelukt was. Aangever heeft ingelogd op zijn bankierenapp. De medeverdachte heeft de telefoon van aangever gepakt en heeft geld van de spaarrekening overgemaakt naar de betaalrekening. Verdachte heeft hierna opnieuw de woning verlaten en om 9:17 uur € 1.260,00 is gepind bij de Geldmaat aan de [straat] . Van dat geld heeft verdachte een deel gehouden. De rest was voor degene van wie hij de pas en pincode had gekregen. Toen verdachte weer terugkwam heeft de medeverdachte de telefoon van aangever aan hem teruggeven. Verdachte en de medeverdachte zijn vervolgens de woning uitgerend.
Diefstal met geweld in vereniging
Gelet op de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte op 15 december 2023 samen en in vereniging met de medeverdachte de aangever heeft beroofd van zijn telefoon en zijn pinpas. Door de geweldshandelingen van de medeverdachte heeft aangever ook zijn pincode gegeven, waardoor verdachte uiteindelijk met de weggenomen bankpas van aangever een geldbedrag van € 1.260,00 heeft kunnen pinnen. Dat verdachte zelf geen geweld heeft gebruikt, doet aan zijn medeplegen van het geweld door de medeverdachte niet af. Verdachte heeft aangever naar de woning in [plaats 2] laten komen en is later getuige geweest van het geweld en de bedreigingen met geweld door de medeverdachte. De verdachte heeft toen niet ingegrepen om de medeverdachte te doen stoppen. Integendeel, hij is met de bankpas van aangever gaan pinnen en toen dat de eerste keer niet lukte, heeft hij zich niet teruggetrokken. Verdachte is juist teruggekeerd in de woning om daarna nog een keer te gaan pinnen, nadat de medeverdachte geld van de spaarrekening van aangever naar diens lopende rekening had overgemaakt en er dus voldoende saldo was voor verdachte. Na het geslaagde pinnen is de verdachte weer teruggegaan naar de woning en hebben verdachte en de medeverdachte samen de woning verlaten. Al met al heeft verdachte weliswaar zelf geen geweld tegen aangever gepleegd en aangever ook niet bedreigd, maar wel geprofiteerd van dat gedrag van de medeverdachte en het mogelijk gemaakt. Bovendien heeft de verdachte een cruciale rol gespeeld bij het te gelde maken van de met geweld en bedreiging verkregen bankpas en pincode door de € 1.260,00 te pinnen, waarvan verdachte een deel mocht houden. Naar het oordeel van de rechtbank is er dan ook sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking.
Dat aangever zijn telefoon na het gelukte tweede pinnen van de medeverdachte heeft teruggekregen, doet niet af aan de wederrechtelijke toe-eigening van de telefoon door verdachte die daarvoor had plaatsgevonden. De medeverdachte heeft enige tijd als heer en meester over de telefoon beschikt en daarmee over de bankrekeningen van aangever. Het kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat het eerder gebruikte geweld en de bedreigingen met geweld heeft bijgedragen aan de (onvrijwillige) afgifte van de telefoon door aangever.
Van de diefstal van de auto en de goederen in de auto zal de rechtbank verdachte vrijspreken, omdat het oogmerk op wederrechtelijke toe-eigening ontbreekt. Uit het dossier blijkt dat deze auto door de medeverdachte alleen is gebruikt om geld te pinnen bij het tankstation en daarna op een paar honderd meter van de [adres] is geparkeerd. De medeverdachte heeft de sleutel van de auto bij terugkomst blijkbaar weer in de jas van aangever gestopt. Bovendien heeft de medeverdachte pas na terugkomst geweld en bedreigingen met geweld tegen aangever gebruikt.
feit 2: diefstal met een valse sleutel van een geldbedrag van [aangever 1]
De rechtbank acht de diefstal met een valse sleutel van een geldbedrag € 1.260,00 toebehorende aan [aangever 1] wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank baseert zich hierbij op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte op zitting.
feit 3: diefstal met geweld gepleegd in vereniging op [aangever 2]
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het door aangever gegeven signalement en de door aangever overlegde foto niet passen bij het uiterlijk van verdachte. Bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs zal verdachte van dit feit worden vrijgesproken.
feit 4: diefstal gepleegd in vereniging op [aangever 3]
De rechtbank acht het onder 4 ten laste gelegde feit bewezen voor zover dit feit ziet op de diefstal van de schoenen. Aangever was aanwezig in de woning in [plaats 2] , omdat hij met een man had afgesproken. Hij heeft verklaard dat zijn schoenen waren weggenomen toen hij beneden kwam. Verdachte is op 22 december 2023 door de politie aangehouden. Bij de aanhouding droeg hij schoenen die sterke gelijkenissen vertoonde met de schoenen van aangever. Deze schoenen zijn door de politie in beslag genomen. Ter zitting heeft verdachte over feit 4 verklaard dat hij deze schoenen in de woning zag staan en dat zijn eigen schoenen weg waren. Daarom heeft hij de schoenen van aangever gepakt. Nu verdachte hiervoor geen toestemming van aangever had, heeft verdachte zich op dat moment de schoenen wederrechtelijk toegeëigend.
Anders dan de officier van justitie, acht de rechtbank de diefstal van de overige ten laste gelegde goederen niet bewezen, omdat het dossier te weinig bewijsmiddelen bevat om de betrokkenheid van verdachte vast te stellen. Door aangever is een zeer algemeen signalement gegeven van de man met wie hij een afspraak had, waarbij hij opvallende uiterlijke kenmerken van verdachte niet heeft genoemd, zoals de tatoeage op zijn borst. Door de politie is daar wel expliciet om gevraagd en aangever heeft met de man met wie hij een afspraak had onder de douche gestaan. Ook wordt de belastende getuigenverklaring van [getuige] niet ondersteund door andere bewijsmiddelen. De enkele aanwezigheid van verdachte in de woning is niet voldoende om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank zal verdachte daarom partieel vrijspreken van de diefstal van het geldbedrag, de telefoon, het rijbewijs en de identiteitskaart van aangever.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 15 december 2023 te [plaats 2] tezamen en in vereniging met een ander een telefoon en een bankpas die aan [aangever 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en /of vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die voornoemde [aangever 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door die [aangever 1] tegen de hand te schoppen en die [aangever 1] de woorden toe te voegen (zakelijk weergegeven): “dat hij, [aangever 1] , zijn pincode moest geven” en “dat hij, [aangever 1] , zijn pincode van zijn telefoon moest geven” en “dat verdachte wist waar hij, [aangever 1] , woonde” en "dat hij, [aangever 1] , kinderen had en “dat ze afgemaakt zouden worden” en “je bent niet meer veilig” en “dat hij, verdachte, meerdere mensen had vermoord” en “dat hij, verdachte, zijn zus had vermoord en “dat hij, [aangever 1] , maar op internet moest kijken” althans woorden van gelijke dwingende en dreigende aard en strekking en die [aangever 1] meermalen bij en om de nek vast te pakken en vast te houden (in de zogeheten nekklem) en met een gebaksvorkje tegen de keel te drukken en in de borst te prikken;
2
op 15 december 2023 te [plaats 2] een gelbedrag van 1260, dat aan [aangever 1] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel een valse sleutel door onbevoegd te pinnen met een bankpas (op naam van die voornoemde [aangever 1] ) en met bijbehorende pincode van die voornoemde [aangever 1] ;
4
op 4 december 2023 te [plaats 2] een paar schoenen (merk adidas, type Hoopr), dat aan [aangever 3] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert om aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van twee jaar, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, en een proeftijd van drie jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, behoudens het contactverbod.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit primair dat de rechtbank de eis van de officier van justitie matigt, nu de verdediging tot een andere bewezenverklaring komt. Subsidiair ziet de verdediging reden om onderscheid te maken in de strafmaat van verdachte en de medeverdachte, omdat verdachte niet de overheersende rol heeft gehad bij feit 1. De verdediging verzoekt de rechtbank rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Een reclasseringstoezicht is niet nodig, nu verdachte in detentie zijn leven heeft gebeterd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De ernst van de feiten
Op 15 december 2023 heeft verdachte slachtoffer [aangever 1] via Bullchat uitgenodigd naar [plaats 2] voor een seksafspraak. Van seks is het niet gekomen, maar uiteindelijk is [aangever 1] beroofd van zijn pinpas en pincode en zijn telefoon en hebben verdachte en zijn mededader € 1.260,00 buit gemaakt. De eerste weken hierna had [aangever 1] veel last van angsten en slapeloosheid. Hij was boos op iedereen, maar voelde zich ook schuldig. Door dit incident vertrouwt [aangever 1] de mensen niet meer, maar hij heeft een begripvolle familie die hem steunt. Met deze gevolgen voor het slachtoffer heeft verdachte geen rekening gehouden. Hij zag het slachtoffer alleen als een manier om aan geld te komen voor zijn verslaving. Dat verdachte zelf niet de geweldshandelingen heeft verricht, maakt hem niet minder verantwoordelijk voor die gevolgen.
Voor de diefstal met geweld in vereniging op zich is in beginsel al een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. Vervolgens houdt de rechtbank rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Gelet op de bewezenverklaring moet de rechtbank in het nadeel van verdachte concluderen dat hij niet de waarheid heeft gesproken, terwijl verdachte op zitting heeft verklaard dit altijd te hebben gedaan. Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij op 18 november 2020 is veroordeeld tot 42 maanden gevangenisstraf voor een overval en vuurwapenbezit. Dat heeft hem er blijkbaar niet van weerhouden opnieuw een beroving te plegen. Ook dat neemt de rechtbank in zijn nadeel mee. In zijn voordeel houdt de rechtbank rekening met de verschillende (niet onherroepelijke) veroordelingen na december 2023.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het reclasseringsadvies van 4 juni 2024. De reclassering wijst meerdere leefgebieden van verdachte aan als criminogene factoren en merkt de verslavingsproblematiek van verdachte aan als de belangrijkste oorzaak hiervoor. De relatie met zijn vriendin is steunend, maar zij is geen beschermende factor in het leven van verdachte. De reclassering schat het risico op recidive dan ook in als gemiddeld. Om recidive te voorkomen wordt geadviseerd om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen en daaraan bijzondere voorwaarden te verbinden, waaronder een ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname) en andere voorwaarden betreffende het gedrag.
Strafoplegging
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie passend en geboden is. De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest. Gelet op de verslavingsproblematiek van verdachte, acht de rechtbank het van groot belang dat verdachte na zijn detentie de behandeling en begeleiding krijgt die hij volgens de reclassering nodig heeft. Om dat te bewerkstelligen, zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden aan het voorwaardelijke strafdeel, behoudens het contactverbod. Gelet op de hardnekkigheid van de verslavingsproblematiek van verdachte acht de rechtbank daarbij een proeftijd van drie jaren noodzakelijk.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij

7.1
De benadeelde partij [aangever 1]
Feit 1 en 2
De benadeelde partij [aangever 1] vordert een schadevergoeding van € 6.250,00 voor de feiten 1 en 2. Dit bedrag bestaat uit € 1.250,00 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte deze feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld naar de benadeelde partij toe en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
De benadeelde partij vordert € 1.250,00 aan materiële schade als vergoeding van het weggenomen geldbedrag.
De rechtbank acht dit bedrag integraal toewijsbaar met vermeerdering van de wettelijke rente vanaf 15 december 2023. De rechtbank is van oordeel dat dit bedrag voldoende is onderbouwd door middel van stukken. Verdachte heeft ook bekend dat hij met de pinpas van [aangever 1] heeft gepind. Dit betrof een bedrag van € 1.260,00. Naar burgerlijk recht kan de rechtbank echter niet meer toewijzen dan hetgeen is gevorderd. Deze schade staat dan ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Immateriële schade
De benadeelde partij vordert € 5.000,00 aan immateriële schade. De verdediging heeft de hoogte van de immateriële schade betwist.
De rechtbank heeft bewezenverklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan, kortgezegd, een diefstal met geweld. Uit de aangifte is gebleken dat benadeelde letsel heeft overgehouden als gevolg van de geweldshandelingen. De rechtbank is verder van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending door verdachte meebrengt dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat ook sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze. Uit de vordering van de benadeelde partij blijkt dat benadeelde de eerste weken na de gebeurtenis last had van angst en boosheid, waardoor hij slecht kon slapen. Benadeelde heeft hiervoor een huisarts bezocht. Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van een causaal verband tussen de bewezenverklaarde gedragingen van verdachte en de gestelde immateriële schade. Wel ziet de rechtbank gelet op uitspraken in vergelijkbare zaken redenen om het gevorderde bedrag sterk te matigen en bepaalt dit in redelijkheid op € 1.500,00. Zij zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.500,00 met vermeerdering van de wettelijke rente vanaf 15 december 2023. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal met betrekking tot het toegekende bedrag van de vordering de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. Tevens zal de wettelijke rente worden toegekend vanaf 15 december 2023.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.
7.2
De benadeelde partij [aangever 2]
Feit 3
De benadeelde partij [aangever 2] vordert een schadevergoeding van € 3.163,00. Dit bedrag bestaat uit € 663,00 aan materiële schade en € 2.500,00 aan immateriële schade. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
7.3
De benadeelde partij [aangever 3]
Feit 4
De benadeelde partij [aangever 3] vordert een schadevergoeding van € 1.353,60. Dit bedrag bestaat uit € 1.349,60 aan materiële schade en € 42,91 aan proceskosten.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat enkel bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van de schoenen van de benadeelde partij. Dit bekent ook dat verdachte ten aanzien van de schadepost die ziet op de schoenen van benadeelde onrechtmatig heeft gehandeld. De rechtbank is echter van oordeel dat de behandeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, omdat er nader onderzoek nodig is. De schoenen zijn namelijk door de politie in beslag genomen en onduidelijk is of deze zijn teruggegeven aan benadeelde. De benadeelde partij zal daarom ten aanzien van deze schadepost niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De overige schadeposten betreffen (de diefstal van) goederen waarvoor verdachte is vrijgesproken en ook daarvoor zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 3 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld
tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2:diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
feit 4:diefstal;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 24 (vierentwintig) maanden, waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie (drie) jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen 48 uur na het ingaan van de proeftijd meldt bij reclassering Novadic-Kentron, op het adres Jan Wierhof 14 te Tilburg (tel. 013-5837500), en zich daarna gedurende de proeftijd op door de reclassering te bepalen tijdstippen blijft melden bij deze instelling, zo vaak en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig acht, laat behandelen door Novadic-Kentron of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk na aanmelding middels Ifzo. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling en detoxificatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt;
* dat verdachte gedurende de proeftijd een positief sociaal netwerk opbouwt en breekt met zijn negatieve (gebruikers)contacten;
* dat verdachte gedurende de proeftijd zijn schulden saneert;
* dat verdachte gedurende de proeftijd beschikt over een vorm van zinvolle dagbesteding, bij voorkeur in de vorm van betaald werk;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
van rechtswege gelden voorts als voorwaarden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Benadeelde partij [aangever 1]
Feit 1
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 1] van
€ 2.750,00, waarvan € 1.250,00 aan materiële schade en € 1.500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 15 december 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- wijst het overige gedeelte van de vordering af;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 1] (feiten 1 en 2),
€ 2.750,00te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 15 december 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
37 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
Benadeelde partij [aangever 2]
Feit 3
- verklaart de benadeelde partij [aangever 2] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [aangever 2] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
Benadeelde partij [aangever 3]
Feit 4
- verklaart de benadeelde partij [aangever 3] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [aangever 3] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. van Beelen, voorzitter, mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos en mr. R.J.H. de Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Verdult, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 6 december 2024.
Mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 15 december 2023 te [plaats 2] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een telefoon en/of een auto van het merk/type BMW XI kenteken
[kenteken] en/of (met daarin) een of meerdere bankpas(sen) en/of een of
meerdere sleutels en/of een tas en/of muntgeld (25 euro) en/of
gereedschap en/of een of meerdere regenjas(sen) en/of een of meerdere
paraplu’s, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 1] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die voornoemde [aangever 1] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of
gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf
of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [aangever 1]
tegen de hand te trappen en/of te schoppen en/of
die [aangever 1] de woorden toe te voegen (zakelijk weergegeven): “dat hij,
[aangever 1] , zijn pincode moest geven” en/of “dat hij, [aangever 1] , zijn pincode
van zijn telefoon moest geven” en/of “dat verdachte en/of zij mededader
wisten waar hij, [aangever 1] , woonde” en/of "dat hij, [aangever 1] , kinderen had”
en/of “dat ze afgemaakt zouden worden” en/of “je bent niet meer veilig”
en/of “dat hij, verdachte, meerdere mensen had vermoord” en/of “dat
hij, verdachte, zijn zus had vermoord en/of “dat hij, [aangever 1] , maar op
internet moest kijken” althans woorden van gelijke dwingende en/of
dreigende aard en/of strekking en/of
die [aangever 1] meermalen, althans eenmaal op/tegen/in het gezicht/hoofd
te slaan en/of te stompen en/of
die [aangever 1] meermalen, althans eenmaal bij en/of om de nek vast te
pakken en/of vast te houden (in de zogeheten nekklem) en/of
met een gebaksvorkje en/of met een mes, althans met een scherp en/of
puntig voorwerp en/of met een op een mes gelijkend voorwerp tegen de
keel te drukken en/of gedrukt te houden en/of in de borst te prikken;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art
312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 15 december 2023 te [plaats 2] , althans in Nederland,
een gelbedrag van 1260, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele
aan [aangever 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel een valse
sleutel door onbevoegd te pinnen met een bankpas (op naam van die
voornoemde [aangever 1] ) en/of met bijbehorende pincode van die
voornoemde [aangever 1] en/of onbevoegd contactloos te pinnen met een
bankpas (op naam van die voornoemde [aangever 1] );
( art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5
Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 3 december 2023 te [plaats 2] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een telefoon (merk Oppo) en/of een bankpas (met bijbehorende
pincode) en/of een identiteitskaart, in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten dele aan [aangever 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die voornoemde [aangever 2] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of
gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf
of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op
die [aangever 2] te richten en/of aan die [aangever 2] te tonen en/of op die [aangever 2]
gericht te houden en/of
die [aangever 2] op/tegen/in het gezicht te slaan en/of te stompen (met
vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp) en/of
die [aangever 2] de woorden toe te voegen: “geld” en/of “als u gewoon
meewerkt zit u vanavond weer thuis" en/of “geef je pincode” althans
woorden van gelijke aard en/of strekking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art
312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
4
hij in of omstreeks de periode van 3 december 2023 tot en met 4
december 2023 te [plaats 2] , althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een telefoon en/of gelbedrag van 950 euro en/of een paar schoenen
(merk adidas, type Hoopr) en/of een rijbewijs (op naam van [aangever 3]
) en/of een identiteitskaart (op naam van [aangever 3] ), in
elk geval enig goed, dat/die geheel often dele aan [aangever 3] , in elk
geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht)