ECLI:NL:RBZWB:2024:8349

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
11284377 \ CV EXPL 24-4330 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • Zander
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding van koopovereenkomst en terugbetaling van kosten met betrekking tot voertuig

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. H. Akbaba, een vordering ingediend tegen gedaagde, vertegenwoordigd door mr. D.P.M.G. van den Boom. De zaak betreft een geschil over een koopovereenkomst die eiser stelt buitengerechtelijk te hebben ontbonden. Eiser vordert primair een verklaring voor recht dat de koopovereenkomst is ontbonden en verzoekt gedaagde om terugbetaling van € 49.999,00. Subsidiair vordert eiser dat gedaagde binnen 14 dagen na het vonnis de gebreken aan het voertuig herstelt, op straffe van een dwangsom van € 200,00 per dag, met een maximum van € 15.000,00. Daarnaast vordert eiser vergoeding van gemaakte kosten, waaronder huur- en sleepkosten, en buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met wettelijke rente.

Gedaagde heeft verweer gevoerd en concludeert primair tot niet-ontvankelijkheid van eiser, dan wel tot afwijzing van de vorderingen. Subsidiair stelt gedaagde dat een redelijke vergoeding voor het gebruik van de auto in mindering moet worden gebracht. In het incident heeft gedaagde verzocht om onbevoegdheid van de kantonrechter, afhankelijk van de mogelijkheid van hoger beroep.

De kantonrechter heeft besloten tot een mondelinge behandeling, waarbij partijen de gelegenheid krijgen om hun stellingen nader toe te lichten en om te onderzoeken of er mogelijkheden zijn voor een minnelijke regeling. De mondelinge behandeling is gepland op 18 december 2024. De kantonrechter heeft benadrukt dat het niet verschijnen van een partij gevolgen kan hebben voor de beoordeling van de zaak. Dit vonnis is uitgesproken op 4 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 11284377 \ CV EXPL 24-4330
Vonnis van 4 december 2024
in de zaak van
[eiser],
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. H. Akbaba,
tegen
[gedaagde] H.O.D.N. [handelsnaam],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. D.P.M.G. van den Boom.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord tevens houdende voorwaardelijke incidentele vordering;
- de conclusie van antwoord in het incident.
1.2.
Daarna is vonnis bepaald.

2.Het geschil

In de hoofdzaak
2.1.
[eiser] vordert, uitvoerbaar bij voorraad, samengevat
  • primair verklaring voor recht dat de door partijen gesloten koopovereenkomst door hem buitengerechtelijk is ontbonden, althans ontbinding van de koopovereenkomst en [gedaagde] te veroordelen tot terugbetaling van € 49.999,00,
  • subsidiair [gedaagde] te veroordelen om binnen 14 dagen na vonnis tot nakoming van de overeenkomst, in die zin dat de gebreken aan het voertuig worden hersteld, op straffe van een dwangsom van € 200,00 per dag na het verstrijken van de 14 dagen met een maximum van € 15.000,00;
  • zowel primair als subsidiair veroordeling tot (terug)betaling van € 248,11 aan door hem gemaakte kosten voor de Audi, de huurkosten ad € 4.400,00, de sleepkosten ad € 726,00, en de buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.542,74,
  • alle bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente,
  • veroordeling in de proceskosten.
2.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert primair tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , subsidiair dient op de aanspraak van [eiser] een redelijke vergoeding voor het gebruik van de auto in mindering te worden gebracht, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
In het incident
2.3.
[gedaagde] heeft in het petitum van de conclusie van antwoord geen voorwaardelijke incidentele vordering geformuleerd, maar heeft in het lichaam van de dagvaarding aangegeven dat hij verzoekt dat de kantonrechter zich onbevoegd verklaart indien de mogelijkheid van hoger beroep niet meer open zou staan.
2.4.
[eiser] voert verweer en concludeert tot afwijzing van het incident, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.

3.De beoordeling

In het incident en in de hoofdzaak
3.1.
De kantonrechter zal een mondelinge behandeling bevelen om inlichtingen over de zaak te vragen, partijen gelegenheid te geven hun stellingen nader te onderbouwen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Tijdens deze mondelinge behandeling zal ook de voorwaardelijke exceptie van onbevoegdheid worden besproken.
3.2.
De kantonrechter wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij op de mondelinge behandeling de gevolgtrekkingen - ook in het nadeel van die partij - kan maken die zij geraden zal achten.
3.3.
Indien een partij wenst dat de kantonrechter bij de beoordeling van het geschil rekening houdt met bijvoorbeeld brieven of andere schriftelijke stukken, dient zij deze uiterlijk tien dagen voordat de zitting plaatsvindt aan de kantonrechter en haar wederpartij toe te zenden.
3.4.
Op de mondelinge behandeling wordt aan de gemachtigden van partijen de gelegenheid geboden de juridische standpunten van partijen nader toe te lichten. Daarbij mag gebruik worden gemaakt van beknopte spreekaantekeningen. Uitgebreide mondelinge en schriftelijke uiteenzettingen zijn niet toegestaan.
3.5.
Tijdens of na de mondelinge behandeling kan de kantonrechter direct mondeling uitspraak doen.
3.6.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
4. De beslissing
De kantonrechter
in het incident en in de hoofdzaak
4.1.
beveelt een mondelinge behandeling en verschijning van partijen, bijgestaan door hun gemachtigden, voor het geven van inlichtingen, het nader onderbouwen van hun stellingen en het beproeven van een minnelijke regeling, door een nog aan te wijzen kantonrechter van deze rechtbank, in het gerechtsgebouw te Breda, Stationslaan 10, op een door de kantonrechter vast te stellen datum en tijd,
4.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 18 december 2024voor het opgeven van de verhinderdagen van de partijen en hun gemachtigden in de maanden
januari 2025tot en met
juli 2025, waarna dag en uur van de mondelinge behandeling zullen worden bepaald,
4.3.
bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de kantonrechter het tijdstip van de mondelinge behandeling zelfstandig zal bepalen,
4.4.
bepaalt dat na de vaststelling van het tijdstip van de mondelinge behandeling dit in beginsel niet zal worden gewijzigd,
4.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Zander en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2024.