ECLI:NL:RBZWB:2024:8314

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
C/02/426022 FA RK 24-3973
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Hopmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van verhaalsbedrag voor bijstandsverlening ten behoeve van minderjarig kind

In deze zaak heeft de gemeente Bergen op Zoom verzocht om vaststelling van het door de man verschuldigde verhaalsbedrag van € 1.546,55 voor gemaakte kosten van bijstand ten behoeve van zijn minderjarig kind over de periode van 9 februari 2024 tot en met 31 augustus 2024. Daarnaast verzocht de gemeente om het verschuldigde bedrag met ingang van 1 september 2024 vast te stellen op € 230,= per maand zolang de bijstandsverlening aan de vrouw voortduurt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man, als biologische vader van het minderjarige kind, onderhoudsplichtig is en dat er geen verweerschrift is ingediend binnen de voorgeschreven termijn. De rechtbank oordeelt dat het verzoek van de gemeente niet onrechtmatig of ongegrond is en heeft het verzoek toegewezen. De man is veroordeeld tot betaling van het verhaalsbedrag aan de gemeente, met ingang van 1 september 2024, zolang de bijstandsverlening aan de vrouw voortduurt. De beschikking is openbaar uitgesproken op 3 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
Zaaknummer: C/02/426022 FA RK 24-3973
beschikking d.d. 3 december 2024
beschikking betreffende bijstandsverhaal
in de zaak van
de gemeente Bergen op Zoom,
zetelende te: Bergen op Zoom
hierna te noemen: “de gemeente”,
en
[de man],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen de man.
1. Het verloop van het geding
1.1 Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 27 augustus 2024 ontvangen verzoekschrift met bijlagen;
- een afschrift van de brief d.d. 6 september 2024 van de griffier van deze rechtbank aan de man.

2.Het verzoek

De gemeente verzoekt vaststelling van het door de man verschuldigde verhaalsbedrag ad
€ 1.546,55 ter zake van gemaakte kosten van bijstand ten behoeve van zijn minderjarig kind [minderjarige] over de periode van 9 februari 2024 tot en met 31 augustus 2024 en het verschuldigde verhaalsbedrag met ingang van 1 september 2024 vast te stellen op € 230,= maandelijks aan de gemeente te voldoen zolang de bijstandsverlening aan mevrouw [de vrouw] mede ten behoeve van het minderjarig kind voortduurt.

3.De beoordeling

3.1
De gemeente verstrekt sedert 2 februari 2024 aan mevrouw [de vrouw] periodieke uitkeringen krachtens de Participatiewet.
3.2
De man is de biologische vader van de bij de vrouw verblijvende [minderjarige] en heeft de minderjarige erkend. Hij is derhalve ten opzichte van deze minderjarige onderhoudsplichtig.
3.3
Bij voormelde brief d.d. 6 september 2024 heeft de griffier de man mededeling gedaan van de indiening van het verzoek en van de bij de wet voorgeschreven termijn waarbinnen een verweerschrift kon worden ingediend. Binnen die termijn is echter geen verweerschrift binnengekomen.
3.4
Het verzoek van de gemeente tot vaststelling van het door de man verschuldigde verhaalsbedrag ter zake van gemaakte en nog te maken kosten van bijstand komt de rechtbank onrechtmatig noch ongegrond voor, zodat het bij gebreke van verweer kan worden toegewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
stelt het door de man ten behoeve van voornoemde [minderjarige] over de periode van 9 februari 2024 tot en met 31 augustus 2024 verschuldigde verhaalsbedrag vast op € 1.546,55 en met ingang van 1 september 2024 op € 230,= per maand, en veroordeelt de man tot betaling aan de gemeente van € 230,= per maand met ingang van 1 september 2024 en zolang de bijstandsverlening aan de vrouw mede ten behoeve van de minderjarige voortduurt;
wijst het meer of anders verzochte af..
Deze beschikking is gegeven door mr. Hopmans, rechter, en, in tegenwoordigheid van mr. Krijger-de Keuning, griffier in het openbaar uitgesproken op 3 december 2024.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.