ECLI:NL:RBZWB:2024:8291

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 november 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
C/02/428428 / JE RK 24-2017
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 november 2024 een machtiging verleend voor gesloten jeugdhulp aan een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], voor de duur van drie maanden. De kinderrechter oordeelde dat de minderjarige, geboren op [geboortedag] 2009, zich onttrekt aan het ouderlijk gezag en de noodzakelijke hulpverlening, wat heeft geleid tot ernstige zorgen over haar welzijn. De ouders van [minderjarige] zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag, maar zijn onvoldoende in staat gebleken om de nodige kaders en bescherming te bieden. De minderjarige heeft in het verleden onveilige seksuele contacten gehad en is meerdere keren weggelopen, wat haar in gevaarlijke situaties heeft gebracht. De kinderrechter heeft vastgesteld dat eerdere hulpverlening niet effectief is gebleken en dat er geen minder ingrijpende alternatieven zijn dan een gesloten plaatsing. De machtiging is verleend met het oog op de bescherming van [minderjarige] en om een behandelplan op te stellen. De beslissing over het resterende deel van het verzoek is aangehouden, zodat er ruimte is voor een tussentijds toetsmoment. De kinderrechter heeft benadrukt dat de machtiging niet langer dan noodzakelijk hoeft te duren en dat er gestreefd moet worden naar een eventuele overplaatsing naar een open setting.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/428428 / JE RK 24-2017
Datum uitspraak: 22 november 2024
Beschikking van de kinderrechter over machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE ROOSENDAAL, zetelende te Roosendaal, hierna te noemen: het college,
over de minderjarige
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. Z. Yeral te Roosendaal .
De kinderrechter merkt in deze zaak als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesdossier bevat de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 7 november 2024;
  • het op 20 november 2024 ontvangen e-mailbericht van het college, met als bijlage een schriftelijke door de ouders ondertekende verklaring waaruit blijkt dat zij instemmen met het verzoek.
1.2.
Mr. Yeral is ambtshalve toegevoegd als advocaat van [minderjarige] .
1.3.
Op 22 november 2024 heeft de kinderrechter het verzoek, met gesloten deuren, mondeling behandeld. Bij die behandeling zijn verschenen en gehoord:
  • [minderjarige] , die ook apart is gehoord, bijgestaan door mr. Yeral;
  • de moeder;
  • de vader;
  • een vertegenwoordigster namens het college.
De kinderrechter heeft daarnaast op verzoek van het college, nu de overige aanwezigen daartegen geen bezwaar hebben geuit, bijzondere toegang verleend aan mevrouw [naam 1] , de begeleidster en vertrouwenspersoon van [minderjarige] vanuit [jeugdzorg] , alsmede aan een collega van de vertegenwoordigster van het college om als toehoorders bij de mondelinge behandeling aanwezig te zijn.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij de vader.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 31 oktober 2024 is een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] verleend tot 14 oktober 2024, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek tot de mondelinge behandeling op 6 november 2024. Deze beschikking is gegeven zonder de belanghebbenden daaraan voorafgaand te horen.
2.4.
Bij beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 13 november 2024 is, nadat partijen zijn gehoord, het resterende deel van het verzoek toegewezen in die zin dat een (aansluitende) spoedmachtiging gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] is verleend tot 28 november 2024.
2.5.
Op basis van laatstgenoemde machtiging is [minderjarige] opgenomen en verblijft zij momenteel bij [jeugdzorginstelling] te [plaats 1] , in een gesloten setting.

3.Het verzoek en de onderbouwing daarvan door het college

3.1.
Het college verzoekt om een (aansluitende) machtiging gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] te verlenen voor de duur van zes maanden, met dien verstande dat er thans een machtiging wordt verleend voor de duur van drie maanden en het verzoek voor het overige wordt aangehouden.
3.2.
Het college heeft ter onderbouwing van het verzoek, samengevat, onder meer het volgende aangevoerd. [minderjarige] vertoont zelfbepalend gedrag waarbij zij wegloopt en zij zich onttrekt aan het gezag van haar ouders. Het is dan onduidelijk waar en met wie zij dan verblijft. Het college stelt dat [minderjarige] in augustus 2024 heeft aangegeven dat zij (onbeschermd) seksueel contact heeft gehad met verschillende jongens en meerderjarige mannen. Als gevolg daarvan heeft zij chlamydia opgelopen. Daarnaast heeft zij in oktober 2024 aangegeven dat zij wordt bedreigd door een meerderjarige man genaamd “ [naam 2] ”, met wie zij seksueel contact heeft gehad. Daarnaast zou deze man haar hebben aangezet tot drugsgebruik. Wanneer [minderjarige] dit weigerde, zou hij haar hebben mishandeld en gedreigd om bepaalde spraakberichten te openbaren. Op internet gaat bovendien een filmpje viraal waarin zij seksuele handelingen verricht en drugs gebruikt. Ook zou hij [minderjarige] hebben verzocht om een grote hoeveelheid cocaïne in huis te bewaren. Ten slotte gaat [minderjarige] sinds maart 2023 niet meer naar school. In plaats daarvan dient zij naar de bovenschoolse opvang te gaan, maar daar is zij vaak afwezig.
3.3.
Het college stelt dat het de ouders onvoldoende lukt om [minderjarige] te begrenzen. Zij stellen (te) weinig regels en consequenties, waardoor [minderjarige] doet wat zij wil. Bovendien communiceren de ouders onvoldoende met elkaar en zij zijn niet altijd voldoende beschikbaar voor [minderjarige] . Zij werken veel en de vader is regelmatig in Cambodja. [minderjarige] is dan veel alleen thuis zonder voldoende ouderlijk toezicht.
3.4.
De hulpverleningstrajecten die tot nu toe vanuit de thuissituatie zijn ingezet, zijn ontoereikend gebleken voor het wegnemen van bovengenoemde zorgen. Vanuit [jeugdzorg] is een intensief MST-traject ingezet, maar vanwege beperkte bereikbaarheid en beschikbaarheid van de ouders, heeft slechts de helft van de geplande afspraken doorgang gevonden. Daarnaast worden de gegeven tips en adviezen door de ouders en [minderjarige] onvoldoende opgevolgd. Vanwege de toenemende zorgen is [minderjarige] op 25 oktober 2024 op een open groep bij [opvang] in [plaats 2] geplaatst, maar daar is zij op 28 oktober 2024 weggelopen. Een dag later is zij door de politie aangetroffen in aanwezigheid van vier jongens en twee meisjes. Op 31 oktober 2024 is zij opnieuw weggelopen. Naar aanleiding daarvan is [minderjarige] diezelfde dag met een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp bij [jeugdzorginstelling] geplaatst, waar zij nu nog steeds verblijft.
3.5.
Het college verzoekt thans om een machtiging gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] te verlenen voor de duur van zes maanden, om [minderjarige] te beschermen, te observeren en voor het opstellen van een behandelplan. Daarnaast zal er een systeem- en perspectiefonderzoek worden verricht. De GI verwacht dat een gesloten machtiging voor langere duur noodzakelijk zal zijn, omdat er op dit moment geen zicht is op wat [minderjarige] nodig heeft en er zal moeten worden geïnvesteerd in het opbouwen van vertrouwensrelaties. Vervolgens zal er worden toegewerkt naar een overplaatsing van [minderjarige] naar een (meer) open setting. Hoewel het college verwacht dat hiervoor zes maanden nodig zullen zijn, verzoekt het college met het oog op de belangen van [minderjarige] , om de machtiging thans uit te spreken voor de duur van drie maanden en het resterende deel aan te houden tot een nadere mondelinge behandeling, zodat er sprake zal zijn van een tussentijds toetsmoment. Een afwijzing van het resterende deel van het verzoek, zoals subsidiair namens [minderjarige] is bepleit, acht het college niet in haar belang, omdat voorkomen moet worden dat zij zal worden teleurgesteld indien het college te zijner tijd een nieuw verzoek machtiging gesloten jeugdhulp indient.
3.6.
Het college onderkent het belang dat [minderjarige] naar school gaat dan wel zinvolle dagbesteding heeft, maar vanwege het risico op weglopen en om te voorkomen dat [minderjarige] contact houdt met personen die een negatieve invloed op haar hebben en tegen wij zij dient te worden beschermd, is dit tot op heden nog niet mogelijk gebleken. Het college verwacht dat [minderjarige] in de aankomende week met 1-op-1-begeleiding kan starten bij de school op het terrein van [jeugdzorginstelling] , waarbij zij wordt begeleid tijdens de onbewaakte momenten (onder meer van en naar school). Ook kan zij vanuit [jeugdzorginstelling] op een goede manier worden begeleid met het omgaan van vrijheden vanaf het moment dat zij haar telefoon terugkrijgt van de politie.
3.7.
Het college heeft een schriftelijke en door de ouders ondertekende verklaring overgelegd, waaruit blijkt dat de ouders instemmen met de verzochte machtiging gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] .
3.8.
Het college heeft daarnaast een schriftelijke en door de onafhankelijke gedragswetenschapper, de heer [naam 3] , ondertekende verklaring overgelegd waaruit blijkt dat de onafhankelijke gedragswetenschapper [minderjarige] feitelijk heeft onderzocht en, naar aanleiding van dat onderzoek, instemt met een machtiging gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] voor de duur van drie maanden. De onafhankelijke gedragswetenschapper kan nog niet instemmen met een machtiging voor de duur van zes maanden, omdat in de komende drie maanden eerst zal moeten blijken of de zorgelijke patronen kunnen worden doorbroken in een gesloten setting. Ook is er vanuit [jeugdzorginstelling] nog geen behandelplan opgesteld, waardoor er nog geen zicht is op de verwachte duur van de behandeling en, daarmee samenhangend, de verwachte duur van de opname en het verblijf van [minderjarige] op een gesloten groep.

4.De standpunten van [minderjarige] en de ouders

4.1.
[minderjarige] heeft, samengevat, aangegeven dat zij het liefste per direct wil terugkeren naar huis. Als zij langer bij [jeugdzorginstelling] moet blijven, dan wil zij graag haar telefoon terugkrijgen, zodat zij contact kan houden met haar vriendinnen. Haar telefoon is in het kader van een strafzaak in beslag genomen door de politie. Bij [jeugdzorginstelling] heeft zij nog steeds geen school of zinvolle dagbesteding.
4.2.
De advocaat heeft namens [minderjarige] , samengevat, het volgende aangevoerd. Nu [minderjarige] graag wil terugkeren naar huis en zij geen school of zinvolle dagbesteding heeft bij [jeugdzorginstelling] , wordt primair verzocht om het verzoek af te wijzen. Subsidiair wordt verzocht om een machtiging gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] te verlenen voor de duur van maximaal drie maanden en het resterende deel van het verzoek af te wijzen. [minderjarige] zal in dat geval meer gemotiveerd zijn om de noodzakelijk geachte behandeling aan te gaan. Indien nodig kan er te zijner tijd een verzoek worden ingediend om een opvolgende machtiging gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] te verlenen.
4.3.
De ouders hebben, samengevat, aangegeven dat zij instemmen met het verzoek van het college om een machtiging te verlenen voor de duur van drie maanden en de beslissing over het resterende deel van het verzoek aan te houden, zodat er sprake zal zijn van een tussentijds toetsmoment. De veiligheid van [minderjarige] staat hierbij voorop. Verder achten de ouders het van belang dat [minderjarige] op korte termijn weer naar school gaat.

5.De beoordeling

5.1.
Uit artikel 6.1.2, eerste lid van de Jeugdwet volgt dat de kinderrechter een machtiging kan verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven. Op grond van het tweede lid van voormeld artikel kan een machtiging slechts worden verleend, indien naar het oordeel van de kinderrechter:
jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren;
de opneming en het verblijf noodzakelijk en geschikt zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken; en
er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de opgroei- en opvoedingsproblemen te behandelen.
5.2.
Uit de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, blijkt dat [minderjarige] zelfbepalend gedrag vertoont en dat zij zich onttrekt aan het ouderlijk gezag en de noodzakelijk geachte hulpverlening door meermalen weg te lopen. Daarbij heeft zij zichzelf in gevaarlijke situaties gebracht. Gebleken is dat zij onder meer onveilige seksuele contacten heeft gehad met verschillende jongens en meerderjarige mannen, waarbij zij door een man is bedreigd, mishandeld, (seksueel) misbruikt en gedwongen om drugs te gebruiken. Daarnaast gaat zij al sinds maart 2023 niet meer naar school. Bovendien zijn de ouders, onder meer vanwege hun werk (en regelmatig verblijf in het buitenland), onvoldoende in staat gebleken om [minderjarige] de kaders, bescherming en ouderlijke controle te bieden die zij nodig heeft. Eind oktober 2024 is [minderjarige] buitenregionaal geplaatst op een (open) groep bij [opvang] in [plaats 2] . Echter, daar is zij ook weggelopen. Gelet hierop is de kinderrechter van oordeel dat [minderjarige] kampt met ernstige opvoed- en opgroeiproblematiek en dat zij zich onttrekt aan de zorg die nodig is om voormelde zorgen weg te nemen.
5.3.
De kinderrechter overweegt dat de reeds ingezette hulpverlening in het vrijwillige kader, ondanks inzet van intensieve hulpverlening in het kader van MST en een plaatsing van [minderjarige] op een open groep bij [opvang] , ontoereikend is gebleken om voormelde zorgen weg te nemen. Zolang [minderjarige] de zorg die noodzakelijk wordt geacht om voormelde zorgen weg te nemen nog niet met een positief resultaat heeft afgerond, ziet de kinderrechter vooralsnog geen minder ingrijpende alternatieven dan een gesloten plaatsing.
5.4.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat wordt voldaan aan de wettelijke vereisten voor het verlenen van een machtiging gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] . Dat [minderjarige] graag naar huis wil en zij tot op heden geen school of zinvolle dagbesteding heeft gehad, doet hier niet aan af.
5.5.
De kinderrechter zal, gelet op het voorgaande, een machtiging gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] verlenen voor de duur van drie maanden, met ingang van heden tot 22 februari 2025, en de beslissing over het resterende deel van het verzoek aanhouden tot hierna te noemen dag en tijdstip waarop de nadere mondelinge behandeling zal plaatsvinden. De hierna te noemen nadere mondelinge behandeling is gepland in overleg met het kantoor van de advocaat. Gelet op de beperkte instemming van de onafhankelijke gedragswetenschapper is het op dit moment niet mogelijk om een machtiging gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] te verlenen voor meer dan drie maanden, ook al bestaat bij het college de verwachting dat dit noodzakelijk zal zijn. Anders dan subsidiair namens [minderjarige] is aangevoerd, zal het resterende deel van het verzoek echter niet worden afgewezen. Hoewel het belangrijk is dat [minderjarige] gemotiveerd blijft om de noodzakelijk geachte behandeling aan te gaan, acht de kinderrechter het ook van belang om geen valse verwachtingen te scheppen. De noodzakelijk geachte behandeling moet nog starten en er is nog geen behandelplan opgesteld. Daarnaast zal er moeten worden geïnvesteerd in het opbouwen van vertrouwensrelaties met [minderjarige] . Gelet hierop ziet de kinderrechter op dit moment dan ook geen aanleiding om het resterende deel van het verzoek af te wijzen. Daarbij komt dat, indien het resterende deel van het verzoek zal worden afgewezen, het college over enkele weken al een nieuw verzoek om een (opvolgende) machtiging gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] te verlenen bij de kinderrechter zal moeten indienen. Door de beslissing op het resterende deel van het verzoek aan te houden, kan daarentegen in deze beschikking al een nadere mondelinge behandeling worden bepaald met het verzoek aan het college om op een later moment te rapporteren en een standpunt in te nemen over de vraag of een opvolgende machtiging gesloten jeugdhulp noodzakelijk is.
5.6.
De kinderrechter verzoekt aldus aan het college om
uiterlijk een week voorafgaand aan de hierna te noemen mondelinge behandelingeen (kort) schriftelijk verslag over te leggen met daarin de actuele stand van zaken met betrekking tot de voortgang en eventuele resultaten van de hulpverlening, en haar standpunt kenbaar te maken over het resterende deel van het verzoek. Indien het resterende deel van het verzoek wordt gehandhaafd, dan dient het college, met het oog op het bepaalde in artikel 6.1.2, vijfde lid Jeugdwet, eveneens een instemmende verklaring van een onafhankelijke gedragswetenschapper over dit deel van het verzoek te overleggen die [minderjarige] , met het oog daarop, kort tevoren heeft onderzocht.
5.7.
De kinderrechter benadrukt ten slotte dat de machtiging niet voor de volledige duur hoeft te worden benut. Het college wordt verzocht om erop toe te zien dat de opname en het verblijf van [minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp niet langer zal duren dan strikt noodzakelijk is en dat [minderjarige] , indien mogelijk, op een eerder moment kan worden overgeplaatst naar een (meer) open groep.
5.8.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 22 november 2024 tot 22 februari 2025;
6.2.
houdt de beslissing op het resterende deel van het verzoek aan tot de mondelinge behandeling van
[datum] 2025 te [uur], bij de kinderrechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, in de persoon van mr. Toekoen, in het gerechtsgebouw aan de Stationslaan 10, 4815 GW;
6.3.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor die mondelinge behandeling voor [minderjarige] , haar advocaat, de ouders en het college;
6.4.
behoudt zich iedere (verdere) beslissing voor.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 november 2024 door mr. Toekoen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Wallerbos als griffier, en op schrift gesteld op 5 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.