ECLI:NL:RBZWB:2024:828

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 februari 2024
Publicatiedatum
13 februari 2024
Zaaknummer
C/02/417124 / JE RK 23-2206
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Bogaert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter op 14 februari 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 20 februari 2024, en de gecertificeerde instelling (GI) heeft verzocht om een verdere verlenging tot 20 januari 2025. De ouders van de minderjarigen zijn betrokken bij de procedure, waarbij de moeder en vader bijgestaan worden door hun advocaten. De kinderrechter heeft de Raad voor de Kinderbescherming ingeschakeld om advies te geven over het verzoek.

Tijdens de mondelinge behandeling op 29 januari 2024 is gebleken dat de situatie van de minderjarigen zorgwekkend is. De vader heeft een contact- en straatverbod voor de moeder, en er zijn zorgen over de ontwikkeling van de kinderen, die last hebben van herinneringen aan ingrijpende gebeurtenissen uit het verleden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de doelen van de ondertoezichtstelling nog niet zijn behaald en dat er verdere hulpverlening noodzakelijk is. De kinderrechter heeft de verlenging van de ondertoezichtstelling toegewezen, met als doel dat de minderjarigen ingrijpende gebeurtenissen kunnen verwerken en onbelast contact met beide ouders kunnen hebben.

De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beschikking onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de beschikking openbaar uitgesproken en de betrokken partijen geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/417124 / JE RK 23-2206
Datum uitspraak: 14 februari 2024
Nadere beschikking verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
locatie Roosendaal, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI).
betreffende
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedag 1] 2012 te [geboorteplaats 1] , hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedag 2] 2015 te [geboorteplaats 2] , hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats 1] ,
bijgestaan door mr. R. Joosen te Dongen,
[de vader],
hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats 2] ,
bijgestaan door mr. M.J.E.M. Edelmann te Breda.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van deze rechtbank van 8 januari 2024 en alle daarin vermelde stukken.
1.2.
Gelet op de nauwe samenhang van het onderhavige en de door de vrouw ingediende zelfstandig verzoek in de zaak met kenmerk C/02/401638 / FA RK 22-4230, zijn deze verzoekschriften mondeling gezamenlijk behandeld op 29 januari 2024. In de zaak over het gezag is bij separate beschikking beslist. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten. Daarnaast waren aanwezig een medewerkster namens de Raad, de GI en voor de moeder een tolk in de Syrisch-Arabische taal.
1.3.
De hierna te noemen minderjarigen zijn in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. Hiervan hebben zij geen gebruik gemaakt.

2.De nadere feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgevoerd door de ouders.
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de moeder.
2.3.
Bij beschikking van 20 januari 2023 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd met ingang van 20 januari 2023 tot 20 januari 2024.
2.4.
Bij beschikking van 8 januari 2024 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ambtshalve verlengd met ingang van 20 januari 2024 tot 20 februari 2024. Het resterend verzoek is voor het overige aangehouden.

3.Het resterend verzoek

3.1.
Aan de orde is het resterend deel van het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met ingang van 20 februari 2024 tot 20 januari 2025.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft bij de mondelinge behandeling volhardt in haar verzoek.
De doelen van de ondertoezichtstelling zijn namelijk nog niet behaald. Er is hulpverlening ingezet vanuit [jeugdhulp], [jeugdzorginstelling 1] en door de [thuiszorg]. Al deze hulpverlening is beëindigd wegens bedreigingen vanuit de vader. Nu is [jeugdzorginstelling 2] ingezet en krijgt de vader opvoedondersteuning en ambulante begeleiding. De vader houdt zich aan de gemaakte afspraken en hij is rustig tijdens de begeleide omgangsmomenten welke nu eens per twee weken voor twee uur plaatsvinden. Er dient nader onderzoek verricht te worden naar aanleiding van het persoonlijkheidsonderzoek bij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] om de juiste hulpverlening op te kunnen starten. Ook dient er onderzoek verricht te worden naar het trauma van de moeder. De moeder heeft ook opvoedondersteuning in de thuissituatie.
4.2.
Door en namens de man is naar voren gebracht dat hij instemt met het verzoek van de GI. De vader is sinds april 2023 aan het wachten op een behandeling voor zijn ADHD. De communicatie tussen de vader en de GI verloopt goed. De vader vindt het belangrijk dat er nader onderzoek wordt verricht bij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en dat er vervolgens de juiste hulpverlening voor hen wordt ingezet. De vader heeft eens per twee weken voor twee uur omgang met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
4.3.
Door en namens de moeder is aangevoerd dat zij instemt met de verlenging van de ondertoezichtstelling. Er zijn al meerdere hulpverleners gestopt omdat de vader bedreigingen uitte. De hulpverlening vanuit [jeugdhulp] is een maand na de vorige mondelinge behandeling stopgezet. De vader zoekt nu geen contact meer met de moeder. Hierdoor is er rust ontstaan in de thuissituatie bij de moeder. De moeder heeft moeite met de manier waarop de omgang met de vader wordt ingevuld. De gestelde doelen van de ondertoezichtstelling zijn nog niet behaald.
4.4.
De medewerkster van de Raad ondersteunt het resterend verzoek van de GI.

5.De nadere beoordeling

De kinderrechter overweegt als volgt.
5.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255, eerste lid, van het BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.2.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255, eerste lid, van het BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, van het BW, in staat zijn te dragen.
5.3.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken is gebleken dat er sprake is van ernstige zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De kinderrechter onderschrijft de zorgen van de GI dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onvoldoende aan hun ontwikkeling toekomen, zo lang zij last hebben van herinneringen van de ingrijpende gebeurtenissen uit het verleden.
De vader heeft een contact- en straatverbod voor de moeder. De verstandhouding tussen de ouders is fors verstoord en er vindt geen enkele vorm van communicatie over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] plaats. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben last van het feit dat de ouders al geruime tijd met elkaar strijden. Deze gespannen verstandhouding zal mogelijk een contactherstel tussen de hen en de vader kunnen belemmeren waardoor zij in een mogelijk loyaliteitsconflict terecht kunnen komen. De vader, [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zien elkaar eens in de twee weken voor twee uur onder begeleiding. Het afgelopen jaar zijn er meerdere hulpverleners betrokken geweest bij de situatie maar is deze gestopt vanwege bedreigingen vanuit de vader. Er is een persoonlijkheidsonderzoek uitgevoerd bij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Hieruit is gebleken dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geen posttraumatische stressstoornissen hebben. [minderjarige 1] heeft wel last van de gebeurtenissen die zij heeft gezien in het verleden. Hierdoor vertoont [minderjarige 1] soms opstandig gedrag. [minderjarige 2] heeft kenmerken van ADHD, zoals hyperactiviteit en impulsiviteit. Voor zowel [minderjarige 1] als [minderjarige 2] is professionele hulpverlening noodzakelijk om het verleden een plek te leren geven. De komende periode dient er veel hulpverlening ingezet en voortgezet te worden en dient er duidelijkheid over de begeleide omgangsmomenten tussen de vader en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te komen.
5.4.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter het restantverzoek van de GI tot de verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] toewijzen. De al vastgestelde doelen van de ondertoezichtstelling zijn namelijk nog niet behaald. In een gedwongen kader dient er gewerkt te worden aan de volgende gestelde doelen:
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] kunnen ingrijpende gebeurtenissen verwerken, zij hebben
geen last meer van nare herinneringen.
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben onbelast contact met allebei hun ouders.
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben het gevoel dat zij openlijk loyaal mogen zijn naar
allebei hun ouders.
5.5.
De kinderrechter zal, gelet op de aard van de maatregel, de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.
5.6.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met ingang van 20 februari 2024 tot 20 januari 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
Deze beschikking is gegeven door mr. Bogaert, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Can als griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.