In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 december 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat het UWV niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Eiseres had op 22 januari 2024 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 3 januari 2024, waarin haar aanvraag werd afgewezen. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat UWV de beslistermijn heeft overschreden. De rechtbank wijst erop dat UWV uiterlijk op 24 juli 2024 had moeten beslissen, maar dit niet heeft gedaan. Eiseres heeft UWV op 25 juli 2024 in gebreke gesteld, en na de ingebrekestelling is er geen besluit genomen.
De rechtbank bepaalt dat UWV alsnog binnen twee weken na deze uitspraak een besluit moet nemen. In het verweerschrift heeft UWV aangegeven dat zij na een hoorzitting op 25 november 2024 nog twee maanden nodig heeft voor de beoordeling van het bezwaar. De rechtbank vindt deze termijn redelijk en stelt dat UWV uiterlijk op 25 januari 2025 een besluit moet nemen. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, UWV de opgelegde termijn moet respecteren, en dat UWV het griffierecht van € 51,- en proceskosten van € 437,50 aan eiseres moet vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.