ECLI:NL:RBZWB:2024:8267

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
4 december 2024
Zaaknummer
02-339925-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor diefstal met braak uit pand woningbouwstichting, geen voorwaardelijk strafdeel

Op 4 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met braak. De verdachte, geboren in 1994 en ten tijde van de zitting gedetineerd, werd bijgestaan door raadsman mr. C.J.M. Jansen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 20 november 2024, waarbij de officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was. De officier van justitie had de verdachte aangeklaagd voor drie feiten van diefstal met braak, maar de rechtbank verklaarde de officier van justitie niet-ontvankelijk voor twee van deze feiten, omdat de verdachte hiervoor al onherroepelijk was veroordeeld door de politierechter op 17 september 2024.

De rechtbank beoordeelde het bewijs en concludeerde dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de diefstal met braak op 18 december 2023. De rechtbank baseerde haar oordeel op camerabeelden en herkenningen door drie verbalisanten, die de verdachte onafhankelijk van elkaar hadden herkend. De verdediging voerde aan dat de bewijswaarde van de camerabeelden nihil was, maar de rechtbank oordeelde dat de beelden van voldoende kwaliteit waren voor een betrouwbare herkenning. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de diefstal en legde een gevangenisstraf van twee maanden op, zonder voorwaardelijk strafdeel, omdat eerdere voorwaardelijke straffen niet hadden geleid tot een verandering in het gedrag van de verdachte.

Daarnaast werden vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen behandeld. De rechtbank gelastte de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 30 dagen, maar wees de vordering tot tenuitvoerlegging van een andere voorwaardelijke straf af, omdat deze was verbonden aan een contactverbod dat van belang werd geacht in het kader van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-339925-23
parketnummers TUL: 02-151136-23; 20-002135-21
vonnis van de meervoudige kamer van 4 december 2024
in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting uit anderen hoofde gedetineerd in de P.I. Middelburg,
raadsman mr. C.J.M. Jansen, advocaat te Tilburg .

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 november 2024, waarbij de officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter zitting zijn ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermelde parketnummers.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich driemaal schuldig heeft gemaakt aan diefstal met braak.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte voor de feiten 2 en 3 op de tenlastelegging dubbel is gedagvaard. Hij is immers al onherroepelijk veroordeeld voor deze feiten door de politierechter op 17 september 2024. De officier van justitie moet daarom ten aanzien van deze feiten niet-ontvankelijk worden verklaard.
De officier van justitie heeft toegelicht dat verdachte inderdaad al eerder is gedagvaard voor de feiten 2 en 3 op de tenlastelegging en dat verdachte voor die feiten ook al veroordeeld is. De officier van justitie heeft verzocht hem niet-ontvankelijk in de vervolging te verklaren ten aanzien van deze feiten.
De rechtbank stelt vast dat verdachte twee keer is gedagvaard voor de feiten 2 en 3 op de tenlastelegging en dat de politierechter op 17 september 2024 onherroepelijk over deze feiten heeft beslist. Hieruit volgt dat de officier van justitie ten aanzien van deze feiten niet-ontvankelijk verklaard moet worden.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot bewezenverklaring van feit 1 te komen. Hij baseert zich daarbij op de aangifte van diefstal met braak en de herkenningen die drie verbalisanten aan de hand van een still van de camerabeelden hebben gedaan. De herkenningen zijn specifiek en concreet genoeg om tot een juiste herkenning te komen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. De inhoud van het dossier is nauwelijks gewijzigd ten opzichte van het dossier bij de raadkamer op 24 april 2024, toen de raadkamer oordeelde dat ernstige bezwaren niet langer aanwezig waren. De pas op de dag voor de zitting verstrekte camerabeelden werpen volgens de verdediging geen ander licht op de zaak. Op de beelden zijn geen lichaamsspecifieke kenmerken van de dader te zien en het gezicht van de dader komt niet goed in beeld. De bewijswaarde van de camerabeelden is daarom nihil. De drie processen-verbaal van herkenning zijn door verbalisanten opgemaakt na een persoonlijke aandachtvestiging van een collega. Ze zijn dus niet spontaan. De herkenningen zijn de enige directe aanwijzing voor de betrokkenheid van verdachte. Er moet behoedzaam omgegaan worden met het gebruik van herkenningen in de bewijsvoering, zeker omdat het belastend bewijs alleen bestaat uit herkenningen. Er zijn aanwijzingen dat er een andere dader is. Zo is er technisch bewijs dat verdachte eerder lijkt te ontlasten dan te belasten, omdat uit onderzoek van het aangetroffen dactyloscopisch spoor niet is gebleken dat dat spoor van verdachte afkomstig was. De schoenen die verdachte droeg toen hij werd aangehouden op 22 december 2023 zijn daarnaast geen unieke schoenen. Verdachte heeft consequent verklaard dat hij de diefstal met braak niet gepleegd heeft, maar dat hij misschien leek op de dader. De verdediging heeft daarom vrijspraak bepleit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat er op 18 december 2023 een diefstal met braak heeft plaatsgevonden in het kantoor van [bedrijf] aan de [straat] in [plaats] . Uit de aangifte blijkt dat bij de diefstal een elektrische fiets, twee laptops, 50 sleutels, twee boormachines met bijbehorende accu’s, twee schroeftollen en een heggenschaar zijn weggenomen.
Camerabeelden diefstal met braak
Uit de camerabeelden blijkt dat omstreeks 02.17 uur een persoon komt aanlopen bij de gemeenschappelijke ingang van het appartementencomplex aan de [straat] in [plaats] , waar ook het kantoor van [bedrijf] is gelegen. Deze persoon heeft een rugzak bij zich. Omstreeks 02.34 uur lukt het de persoon om de centrale toegangsdeur te openen. Vervolgens loopt de persoon naar het kantoor van [bedrijf] en lukt het de persoon om deze deur te openen, nadat hij een aantal keer tegen de deur heeft gestampt. Even daarop loopt de persoon het kantoor uit met een fiets. Nadat de persoon de fiets buiten heeft gestald, loopt hij de kantoorruimte weer in. Hij neemt daarbij zijn rugzak mee naar binnen. Omstreeks 02.41 uur loopt de persoon de kantoorruimte weer uit, met in zijn rechterhand een groene koffer met opdruk Makita en in zijn linkerhand een andere doos.
Herkenning verdachte
Van de camerabeelden die in de hal van het appartementencomplex zijn opgenomen, is een still gemaakt. Drie verbalisanten ( [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] ) hebben de persoon op de beelden herkend als verdachte. Zij geven in hun processen-verbaal van herkenning aan dat zij verdachte ambtshalve kennen en (meermaals) tijdens hun werk hebben getroffen. Verdachte wordt door de verbalisanten onder meer herkend aan de vorm van zijn gezicht, zijn gezichtsbeharing en zijn oren. Alle drie de verbalisanten herkenden verdachte onmiddellijk toen zij de still zagen. Over zijn (mogelijke) identiteit was hen door anderen geen informatie verstrekt. Zij stellen daarnaast geen voorkennis van de zaak te hebben gehad toen aan hen om herkenning werden gevraagd.
Betrouwbaarheid herkenning
Op grond van vaste rechtspraak staat bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van herkenningen voorop dat daarbij behoedzaamheid betracht dient te worden. Factoren zoals intensiteit en frequentie van eerdere contacten met de verdachte, de vraag hoe recent die contacten zijn geweest, de vraag of bewegende beelden dan wel foto’s (stills) zijn bekeken, de kwaliteit van de beelden en wat daarop van de verdachte is te zien en de wijze waarop de herkenning tot stand is gekomen (in onderling overleg of onafhankelijk van elkaar en met of zonder voorinformatie) zijn in dit verband van belang.
Herkenning van een persoon op beeld vindt plaats op basis van een in het geheugen opgeslagen beeld en niet slechts op basis van een gezicht, maar ook op grond van andere kenmerken zoals haardracht, lengte, postuur, houding, kleding en accessoires en - wanneer het een bewegend beeld betreft - de manier van bewegen. Verschillende elementen spelen daarbij een rol, waarbij steeds sprake is van een ‘holistisch’ proces, dat naar zijn aard moeilijk in objectief verifieerbare elementen is op te delen en niet altijd onder woorden is te brengen. Dat moeilijk te rationaliseren holistische karakter maakt ook dat het enkele feit dat de kwaliteit van camerabeelden te wensen overlaat of dat de verdachte daar maar deels op valt te zien, niet hoeft te betekenen dat de herkenning onbetrouwbaar is. Een van de factoren die de betrouwbaarheid van een herkenning positief kunnen beïnvloeden, is de mate van bekendheid met de waargenomen persoon. Hoe meer men van de betrokken persoon een beeld heeft c.q. hoe beter men de betrokken persoon kent, des te minder visuele informatie nodig is voor een betrouwbare herkenning. Wie iemand goed kent, heeft immers maar weinig nodig om hem of haar te herkennen.
De rechtbank stelt vast dat de camerabeelden van voldoende kwaliteit zijn om een herkenning op te baseren. Dat geldt ook voor de still die van de camerabeelden is gemaakt en ter herkenning is aangeboden aan verbalisanten. Het gezicht van de dader is op de still voldoende zichtbaar. Verdachte is op de still door drie verschillende verbalisanten, onafhankelijk van elkaar en zonder voorkennis, herkend. Dat de kenmerken die de verbalisanten in hun herkenningen beschrijven niet heel bijzonder zijn, doet, gelet op het hiervoor omschreven holistische proces, niet af aan de betrouwbaarheid van de herkenning. Uit hun processen-verbaal blijkt dat de verbalisanten verdachte eerder meermaals hebben getroffen tijdens hun werk. Dat deze verbalisanten met een aandachtvestiging is gevraagd om een herkenning te doen, maakt niet dat deze herkenningen onbetrouwbaar zijn. De rechtbank heeft dan ook geen reden om te twijfelen aan deze herkenningen door de verbalisanten.
Schoenen verdachte
De schoenen die verdachte aanhad toen hij werd aangehouden zijn gefotografeerd en vergeleken met de schoenen die de persoon op de beelden aanhad ten tijde van de diefstal met braak. De rechtbank stelt vast dat het om schoenen gaat met specifieke kenmerken en dat er een zeer grote gelijkenis is tussen de schoenen die verdachte aanhad toen hij werd aangehouden en de schoenen die op de beelden van de diefstal met braak te zien zijn.
Gelet op de combinatie van het vorenstaande - de camerabeelden waarop verdachte herkend is door drie verbalisanten en de schoenen van verdachte die overeenkomen met de schoenen op de camerabeelden - acht de rechtbank feit 1 op de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 18 december 2023 te [plaats]
- een elektrische fiets en
- twee laptops en
- 50 sleutels en
- twee boormachines met bijbehorende accu's en
- twee schroeftollen en
- een heggenschaar,
die aan [bedrijf] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft rekening gehouden met artikel 63 Wetboek van Strafrecht, het strafblad van verdachte en de richtlijnen van het Openbaar Ministerie.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot bewezenverklaring komt, heeft de verdediging gevraagd om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die hoger is dan de reeds in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal met braak uit een kantoor van [bedrijf] . Een dergelijk feit levert schade en overlast op voor de direct betrokkenen en zorgt voor gevoelens van onrust en onveiligheid bij hen en de maatschappij als geheel. Verdachte heeft door zijn handelen laten zien geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van anderen. Daar komt nog bij dat verdachte ten tijde van het plegen van deze inbraak in twee verschillende proeftijden liep.
Verslavingsreclassering GGZ heeft op 10 juli 2024 een rapport over verdachte opgemaakt. Daaruit volgt onder meer dat de reclassering problemen en instabiliteit ziet op vrijwel alle leefgebieden, waarbij de grootste zorgen bestaan ten aanzien van middelengebruik, psychosociaal functioneren en houding. Er zijn geen beschermende factoren. Verdachte wil het liefst geen bemoeienis van hulpverlening en wil zijn eigen leven leiden. De hulpverlening heeft echter grote zorgen over hoe het verdachte in de toekomst zal vergaan. Hij heeft een delictverleden waarin zowel vermogens- als agressiedelicten veel voorkomen en verdachte lijkt dat patroon niet te kunnen doorbreken. Er is eerder in meerdere strafzaken al reclasseringstoezicht opgelegd en toch komt verdachte weer tot recidive. De reclassering ziet dan ook geen mogelijkheden meer om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen.
De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf noodzakelijk is. De rechtbank ziet evenals de reclassering geen aanleiding voor het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel, met name omdat eerder voorwaardelijk opgelegde straffen verdachte er niet van hebben weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Ook is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing in verband met veroordelingen van de politierechter op 20 maart 2024, 5 september 2024 en 17 september 2024. Op basis van de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) is, gezien het strafblad van verdachte, een gevangenisstraf van tien weken het uitgangspunt. Gelet op de toepasselijkheid van artikel 63 en de persoon van verdachte acht de rechtbank een gevangenisstraf van twee maanden passend.

7.De vorderingen tot tenuitvoerlegging

Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Parketnummer 02-151136-23
Bij vonnis van 13 november 2023 van de politierechter in deze rechtbank is verdachte ter zake van bedreiging, vernieling en diefstal veroordeeld voor zover van belang tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 30 dagen, met een proeftijd van twee jaar. De proeftijd is ingegaan op 28 november 2023.
Parketnummer 20-002135-21
Bij arrest van 27 maart 2023 van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch is verdachte ter zake van stalking veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 108 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De proeftijd is ingegaan op 12 april 2023. Van het voorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf zijn reeds 14 dagen tenuitvoergelegd bij vonnis van 20 maart 2024 van de politierechter in deze rechtbank.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat beide vorderingen kunnen worden toegewezen.
Standpunt verdediging
De verdediging is van mening dat beide vorderingen niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden. Daartoe voert de verdediging aan dat de vordering tot tenuitvoerlegging van parketnummer 02-151136-23 bij vonnis van 5 september 2024 van de politierechter in deze rechtbank reeds is toegewezen De vordering tot tenuitvoerlegging van parketnummer 20-002135-21 is toen afgewezen door de politierechter, omdat het feit waarvoor verdachte deze voorwaardelijke straf heeft gekregen stalking betreft (en geen vermogensfeit), waarbij aan de proeftijd onder andere een contactverbod met aangeefster is verbonden. Dit betekent volgens de verdediging dat ook nu de voorwaardelijk opgelegde straf niet tenuitvoergelegd moet worden.
Beoordeling
Het hierboven bewezenverklaarde feit is na het wijzen van deze vonnissen en voor het einde van de proeftijden gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft verdachte de aan de vonnissen verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Parketnummer 02-151136-23
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij vonnis van 13 november 2023 aan verdachte opgelegde voorwaardelijke straf. Hoewel de vordering tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke straf bij vonnis van 5 september 2024 van de politierechter in deze rechtbank reeds is toegewezen, is dit vonnis nog niet onherroepelijk. Verdachte heeft hiertegen op 18 september hoger beroep aangetekend. Dit betekent dat de rechtbank geen reden ziet om de vordering niet toe te wijzen en niet-ontvankelijk te verklaren.
Parketnummer 20-002135-21
De tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde gedeelte van de straf die aan verdachte is opgelegd bij arrest van 27 maart 2023 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch kan ook worden gelast, maar de rechtbank besluit deze vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen. Aan het voorwaardelijke gedeelte van de opgelegde straf is namelijk als bijzondere voorwaarde een contactverbod verbonden dat vervalt bij tenuitvoerlegging in deze zaak. Gezien de aard van het feit waar die veroordeling op ziet (stalking) acht de rechtbank dat contactverbod erg belangrijk. Dit weegt de rechtbank zwaar mee in haar besluit om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Ontvankelijkheid officier van justitie
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte ter zake feit 2 en 3 op de tenlastelegging;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
  • gelast de
  • wijst afde gevorderde tenuitvoerlegging van de bij arrest van 27 maart 2023 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch aan veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J.C. Paijmans, voorzitter, en mrs. M. Breeman en J.F.C. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 december 2024.
Bijlage I
De tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij, op of omstreeks 18 december 2023 te [plaats] , althans in Nederland,
- een elektrische fiets, en/of
- twee laptops, en/of
- 50 sleutels, en/of
- twee boormachines met bijbehorende accu's, en/of
- twee schroeftollen, en/of
- een heggenschaar,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 20 februari 2024 tot en met 21 februari 2024 te [plaats] een zaagmachine, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen zaagmachine onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
3
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 20 februari 2024 tot en met 21 februari 2024 te [plaats] een schaafmachine en/of (een) beitel(s), in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen schaafmachine en/of beitel(s) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.