Op 4 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 22 oktober 2022 in [plaats] de [slachtoffer] met geweld heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De verdachte heeft de [slachtoffer] onder andere gewurgd, geslagen en gebeten, wat leidde tot een ongelijkwaardige en bedreigende situatie voor het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen was, ondanks dat de verdachte niet aanwezig was tijdens de zitting en verstek heeft laten verlenen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 36 maanden geëist, maar de rechtbank oordeelde dat gezien de ernst van het geweld, een hogere straf gerechtvaardigd was. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van € 7.500,- aan immateriële schade aan de benadeelde partij, met wettelijke rente vanaf 22 oktober 2022. De rechtbank legde ook een schadevergoedingsmaatregel op, waarbij het CJIB de inning zal verzorgen. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 36f, 63 en 242 van het Wetboek van Strafrecht.